De nog te bouwen elektrolyser heeft een vermogen van minimaal 50 megawatt. Afhankelijk van verdere regelgeving en markontwikkelingen is verdere opschaling mogelijk. De elektrolyser wordt rechtstreeks aangesloten op RWE-windpark Westereems. Hierdoor is de productie van groene waterstof verzekerd en is het ontlasten van het elektriciteitsnet mogelijk. Met de geproduceerde groene waterstof kan over de totale levensloop meer dan 250.000 ton CO2 uitstoot worden vermeden.
De industrie moet vergroenen. Daarbij is betaalbare groene waterstof hard nodig. RWE heeft nauwe contacten met chemische bedrijven zoals Evonik die willen investeren in het verduurzamen van hun bedrijf. Robert Katzer, hoofd Strategische Marketing bij Evonik Active Oxygens: “Wij willen volledig klimaatneutraal zijn in 2040. Dit houdt in dat we fossiele brandstoffen zoals gas gaan vervangen door hernieuwbare energiebronnen zoals groene waterstof. Daarom is het belangrijk om samen met deskundige aanbieders zoals RWE de mogelijkheden te verkennen om de beschikbaarheid van groene waterstof uit te breiden.”
Een ander bedrijf dat groene waterstof wil inzetten is BioMCN .Het bedrijf is producent van (bio)methanol en onderdeel van OCI N.V. Ook zij willen met groene waterstof hun bedrijfsprocessen verder verduurzamen. Zo willen ze groene E-methanol produceren, voor onder andere duurzame scheepvaart. In 2020 ondertekende RWE al een intentieverklaring met OCI N.V. over de toekomstige levering van groene waterstof aan productielocatie BioMCN, als belangrijke bijdrage aan de economische haalbaarheid van het Eemshydrogen-project.
Provincie Groningen verleende de omgevingsvergunning die nodig is voor de bouw van de elektrolyser. Het wil net als RWE koploper worden op het gebied van waterstof in Europa. Hynetwork Services, een 100% dochteronderneming van de N.V. Nederlandse Gasunie, is verantwoordelijk voor de zogeheten waterstofbackbone. Dit is een netwerk van ondergrondse buizen die onder andere industrieën, waterstofopslagen, productielocaties in Nederland en de ons omringende landen met elkaar verbindt.
Er is niet alleen snelle aansluiting op de waterstofbackbone nodig. Ook moet er subsidie komen om het financiële gat tussen grijze en groene waterstof te dichten en zodoende het project economisch rendabel te maken. De overheid werkt hard aan mechanismen daarvoor. Een snelle openstelling hiervan is cruciaal voor het laten slagen van het project.
Noord-Nederland is door de Europese Commissie uitgeroepen tot Europa’s eerste Hydrogen Valley. RWE is vastbesloten om hier een actieve rol te spelen in de ontwikkeling van de waterstofeconomie. Het kan het Eemshavengebied ontwikkelen tot één van de meest toonaangevende energie- en waterstofhubs in Noordwest-Europa. Dit is mogelijk door slimme technieken en oplossingen te combineren. Denk daarbij aan deze elektrolyser, de bestaande RWE Eemshavencentrale en de Magnumcentrale, die eind september wordt overgenomen van Vattenfall.
Als onderdeel van de tender voor het offshore windpark Hollandse Kust West VII, wil RWE ook elektrolysers bouwen met een totale capaciteit van 600 megawatt. Zo ondersteunt RWE actief de decarbonisatie van de industrie. Tegelijkertijd geeft dit de provincie Groningen een stevige positie binnen de Nederlandse waterstofeconomie.
Naar verwachting zal RWE begin volgend jaar een definitieve investeringsbeslissing nemen voor het project, waarna in 2025 de productie van groene waterstof kan beginnen. Naast het project Eemshydrogen werkt RWE ook aan de ontwikkeling van onshore en offshore waterstofprojecten. Voorbeelden zijn H2opZee, NortH2 en FUREC, die allen bijdragen aan het koolstofvrij maken van de industrie
Toyota en Woven Planet bestuderen een aantal haalbare wegen naar koolstofneutraliteit. Ze beschouwen waterstof als een veelbelovende oplossing. Bij gebruik van waterstof komt namelijk geen koolstofdioxide (CO2) vrij. Daarnaast is er slechts een minimale CO2-uitstoot tijdens het productieproces. Tenminste, als de productie ervan gebeurt met behulp van hernieuwbare energiebronnen.
Samen met Eneos Corporation werken Toyota en Woven Planet aan de opbouw van een uitgebreide toeleveringsketen op basis van waterstof. Deze is erop gericht om de productie, het transport en het dagelijkse gebruik te versnellen en te vereenvoudigen. De proeven zullen daarom gericht zijn op het voldoen aan de energiebehoeften van de inwoners van Woven City en degenen die in de omliggende gemeenschappen wonen.
Waterstof cartridges hebben een aantal voordelen. Ze zijn draagbaar, betaalbaar en handig als draagbare energieoplossing. Ze maken het mogelijk om waterstof te brengen naar de plekken waar mensen wonen, werken en spelen zonder dat daarbij leidingen nodig zijn. De cartridge kan ook voorzien in de energiebehoeften in afgelegen en niet-geëlektrificeerde gebieden. Het snel inzetten van de cartridges in het geval van een ramp is eveneens mogelijk.
Het prototype heeft de volgende dimensies: 400 mm (lengte) x 180 mm in diameter en weegt ongeveer 5 kilogram. Hij is zodanig ontworpen dat hij eenvoudig is uit te wisselen en snel is op te laden. De volumeflexibiliteit zorgt daarnaast voor een breed scala aan toepassingen voor dagelijks gebruik. Zo zou de cartridge voldoende elektriciteit kunnen genereren om een magnetron ongeveer 3 tot 4 uur te laten werken. Daarbij gaat het ontwerpteam ervan uit dat het definitieve ontwerp bestaat uit een hogedrukwaterstoftank die een elektriciteitsopbrengst heeft van ongeveer 3,3kWh/tank.
Waterstofproductie vindt momenteel doorgaans plaats met behulp van fossiele brandstoffen als energiebron. Dit terwijl toepassingen vooral te vinden zijn in de industrie. Daar zal verandering in komen. Om waterstof te gebruiken als energiebron in het dagelijks leven, moet de technologie voldoen aan verschillende veiligheidsnormen. Daarnaast moet het worden aangepast aan nieuwe omgevingen. Toyota verwacht dat waterstof in de toekomst zal worden opgewekt met een zeer lage CO2-uitstoot en in een grotere verscheidenheid aan toepassingen zal worden gebruikt. De Japanse regering werkt aan een reeks onderzoeken om de veilige vroege adoptie van waterstof te bevorderen. Toyota en haar zakenpartners zijn verheugd om samenwerking en ondersteuning te bieden.
Het doel van Toyota is om waterstof gemeengoed te maken. Dat is mogelijk als deze schone vorm van energie veilig, gemakkelijk en betaalbaar wordt. Door de onderliggende supply chain tot stand te brengen, hoopt Toyota het gebruik van waterstof te vergemakkelijken en te zorgen voor meer toepassingen. Woven City zal een reeks energietoepassingen met waterstofpatronen onderzoeken en testen. Denk daarbij aan toepassingen in mobiliteit, huishoudelijke toepassingen en vele toekomstige mogelijkheden die we ons nog moeten voorstellen. Samen met innovators en degenen die in en rond Woven City wonen, zal Toyota de mobiliteit komende tijd blijven bevorderen. Het zal voortdurend meer praktische toepassingen voor waterstofpatronen ontwikkelen. In toekomstige demonstraties zal Toyota de waterstof cartridge verder verbeteren. Daardoor wordt deze steeds gebruiksvriendelijker terwijl de energiedichtheid verbetert.
Het uiteindelijke doel van dit project is om een klimaatneutrale samenleving te realiseren waar iedereen toegang heeft tot schone energie. Toyota en Woven Planet streven ernaar om best practices te ontwikkelen voor het integreren van schone waterstofenergie in het dagelijks leven. Dit doen ze onder meer door demonstraties te geven in en rond Woven City.
Beeld: Een prototype van een waterstof-cartridge (foto: Toyota)
De afgelopen weken is een groep engineers van SRON, Airbus Nederland en NASA bezig geweest om het Nederlandse aerosolinstrument SPEXone te installeren op de PACE-satelliet. PACE doet vanaf 2024 metingen aan oceanen en aerosolen om onder meer de invloed van fijnstof op het klimaat te ontrafelen. Op 23 juni werd het laatste schroefje aangedraaid. De integratie is nu officieel voltooid.
Op NASA’s Goddard Space Flight Center in Maryland staat de klimaatsatelliet PACE ongeduldig te wachten op haar eerste meetinstrument. Op 8 juni loopt een groep Nederlandse en Amerikaanse engineers de cleanroom binnen. SPEXone gaat samen met de instrumenten HARP2 en OCI het ruimtevaartuig voorzien van een haarscherp blikveld op de aarde. Het doel is om de kleur van de oceanen te meten en de eigenschappen van aerosolen in kaart te brengen. Het Nederlandse SPEXone-instrument neemt samen met HARP2 de aerosolmetingen voor zijn rekening. Het wordt nu als eerste instrument geïntegreerd op de satelliet. SRON en Airbus Nederland ontwikkelden SPEXone, met ondersteuning van TNO.
Aerosolen zijn kleine deeltjes als roet, as en woestijnstof in onze atmosfeer. Ze hebben grote invloed op klimaatverandering en luchtvervuiling. Hun precieze rol is echter onvoldoende bekend. Mede hierdoor liggen de opwarmingscenario’s voor het jaar 2100 wel drie graden Celsius uit elkaar. De meeste aerosolen weerkaatsen licht. Daardoor hebben ze een afkoelend effect op de aarde. Maar ze kunnen door absorptie ook een opwarmend effect hebben. SPEXone gaat de eigenschappen van aerosolen bepalen. Denk daarbij aan afmeting, samenstelling, vorm en hun absorberend en weerkaatsend vermogen. Het helpt ook het OCI-instrument om de kleur van de oceanen te meten en daarmee de hoeveelheid plankton in de gaten te houden. Daarvoor is namelijk een correctie nodig vanwege aerosolverstrooiing.
Begin 2021 werd in Nederland de laatste hand gelegd aan SPEXone, onder toeziend oog van toenmalig OCW-minister Van Engelshoven. Het ging vervolgens op transport naar Goddard. Sindsdien heeft het Nederlandse team verschillende tests uitgevoerd. Het is belangrijk na te gaan of het instrument heelhuids is aangekomen en of het de maandenlange opslag heeft overleefd. “Maar dit wordt het spannendste moment”, zegt SRON-engineer Alexander Eigenraam vlak voor vertrek naar Amerika. “De uitlijning luistert heel nauw. Het is vooral een precisiewerkje om te zorgen dat hij niet iets gedraaid zit. We monteren SPEXone op een verticale zijde van de satelliet, dus dat maakt het extra lastig. We moeten ook overschakelen op de testsystemen en elektronica van NASA. Dat moet omdat SPEXone vanaf nu gekoppeld is aan de satelliet, en daar mogen geen computers van buitenaf mee verbonden zijn.”
Het Nederlandse SPEXone-instrument is kandidaat om ook onderdeel te worden van de Europese CO2M-satelliet, die de concentraties CO2 in de aardatmosfeer in kaart gaat brengen. Aerosolen beïnvloeden CO2-metingen, dus een aerosolinstrument is nodig voor correcties.
Foto: Nederlandse en Amerikaanse engineers monteren SPEXone op de PACE satelliet. Credit: GSFC
Bron: SRON
De nieuwe ultramoderne fabriek zal klimaatneutraal zijn en elektrische auto’s bouwen. Dit ter ondersteuning van de ambitie om tegen 2030 volledig elektrisch en tegen 2040 klimaatneutraal te zijn. Er is gekozen voor Slowakijke als nieuwe productielocatie. Hiermee creëert Volvo Cars een Europese productiedriehoek. Het kan daardoor een groot afzetgebied bestrijken. De nieuwe fabriek is een aanvulling op de fabriek in Gent (België) in West-Europa en de fabriek in Torslanda (Zweden) in Noord-Europa.
De nieuwe faciliteit vertegenwoordigt een investering van ongeveer 1,2 miljard euro. Zij zal komen te liggen in de buurt van Kosice, in het oosten van Slowakije. Daar zal zij profiteren van een gevestigde toeleveringsketen voor de automobielsector. De nieuwe productiefaciliteit wordt namelijk de vijfde autofabriek in het land. Er zijn op deze locatie goede logistieke verbindingen met de rest van Europa en er is toegang tot een goede leveranciersbasis.
Volvo Cars heeft de ambitie om tegen het midden van dit decennium een jaarlijkse verkoop van 1,2 miljoen auto’s te bereiken, met verkoop in Europa, de VS en Azië. “We hebben immers een duidelijke focus om tegen 2030 een 100 procent elektrisch mobiliteitsmerk te zijn, wat in lijn is met ons doel,” zei Jim Rowan, chief executive bij Volvo Cars. “Uitbreiding in Europa, onze grootste verkoopregio, is van cruciaal belang voor onze verschuiving naar elektrificatie en voortdurende groei. Ik ben daarom erg blij dat we onze Volvo Cars-productie kunnen uitbreiden naar Slowakije. En ik kijk ernaar uit om nieuwe collega’s en partners te verwelkomen op de reis die voor ons ligt.”
De start van de bouw van de fabriek in Kosice is gepland voor 2023. Daarna volgt de installatie van de productielijnen. Deze staan gepland voor 2024. Tot slot is de serieproductie van de volgende generatie, zuiver elektrische Volvo’s, gepland voor 2026.
In lijn met Volvo Cars’ ambitie om tegen 2025 klimaatneutraal te produceren, zal de fabriek uitsluitend klimaatneutrale energie gebruiken. De fabriek zal ook worden ontworpen om toonaangevend te zijn op het gebied van duurzame en efficiënte productie van elektrische premiumauto’s met een geoptimaliseerde lay-out en logistieke stroom.
De fabriek is ontworpen om tot 250.000 auto’s per jaar te produceren. Naar verwachting zal het enkele duizenden nieuwe banen in de regio opleveren. De locatie maakt ook verdere uitbreiding van de fabriek in de toekomst mogelijk.
De vestiging van de Kosice-fabriek is de eerste nieuwe Europese productielocatie voor Volvo Cars in bijna 60 jaar. De fabriek in Torslanda werd in 1964 geopend, terwijl de fabriek in Gent een jaar later volgde. Samen kunnen deze faciliteiten 600.000 auto’s per jaar produceren.
“Ik waardeer het dat Volvo Cars heeft besloten zijn nieuwe fabriek in Slowakije te bouwen. De nieuwe Volvo Cars-fabriek is belangrijk voor ons omdat ze de sociale en economische situatie in de regio zal verbeteren en uitsluitend elektrische auto’s zal produceren. Dat biedt de Slowaakse auto-industrie een concurrentievoordeel in het nieuwe ecologische tijdperk,” aldus de premier van de Slowaakse republiek, Eduard Heger.
“Persoonlijk ben ik zeer verheugd dat Slowakije is geslaagd in de competitie voor deze mega-investering. Het zal zorgen voor ontwikkeling en veel banen in het oostelijk deel van Slowakije aangezien het zal leiden tot veel directe en indirecte werkgelegenheid,” zei de minister van Economie van de Slowaakse republiek, Richard Sulik.
Foto’s: Volvo Cars
Wereldwijd blijft er sprake van een toename van het gebruik van de cloud en multi-cloudomgevingen in het bijzonder. In 2021 maakten organisaties in alle delen van de wereld gebruik van gemiddeld 110 software-as-a-service (SaaS)-oplossingen. Dit wijst op een ongekend snelle stijging. In 2015 waren dat er nog maar acht. Ook het gebruik van meerdere IaaS-providers nam fors toe. 72 procent van alle bedrijven hanteert een dergelijke werkwijze. In 2021 gold dat nog slechts voor 57 procent van alle bedrijven. Het gebruik van meerdere IaaS-providers verdubbelde bijna in 2021. Een op de vijf respondenten zei met drie of meer partijen te werken.
Ondanks het toenemende gebruik van clouddiensten delen bedrijven dezelfde zorgen over de complexiteit daarvan. Een meerderheid van IT-professionals (51%) was het eens met de stelling dat het moeilijker is om grip te houden op de privacy en databescherming in cloudomgevingen. Daarnaast neemt de overstap naar de cloud in complexiteit toe. De groeiende complexiteit rond de cloud gaat gepaard met een grotere behoefte aan krachtige beveiligingsoplossingen. De overgrote meerderheid van de respondenten (66%) zei 21 tot 60% van al hun gevoelige data in de cloud op te slaan. Slechts een kwart zei in staat te zijn om alle data volledig te classificeren.
Cyberaanvallen blijven gevaren opleveren voor applicaties en data in de cloud. De respondenten wezen op een toename van het aantal aanvallen. 26 procent maakte melding van een toename van het aantal malware-aanvallen, 25 procent van het aantal ransomware-aanvallen en 19 procent van het aantal phishing- en whaling-aanvallen.
Wat de beveiliging van data in multi-cloudomgevingen betreft, zien IT-professionals encryptie als een essentieel beveiligingsmechanisme. De meerderheid zei momenteel gebruik te maken van encryptie (59%) en sleutelbeheer (52%). Dit om gevoelige data in de cloud veilig te houden. De respondenten werd ook gevraagd naar het aandeel van hun data in de cloud dat versleuteld was. Hierop zei slechts 11 procent van de respondenten dat het om 81 tot 100 procent ging. Bovendien lijkt het erop dat de wildgroei aan platforms voor sleutelbeheer problemen voor bedrijven kan opleveren. Slechts 10 procent van alle respondenten maakt gebruik van een of twee van deze platforms. 90 procent gebruikt er drie of meer. 17 procent zegt maar liefst acht of meer platforms voor sleutelbeheer te gebruiken.
Bedrijven zouden voor het beschermen van hun data in de cloud prioriteit aan encryptie moeten toekennen. 40 procent van de respondenten zei in staat te zijn geweest om het proces voor de bekendmaking van datalekken te vermijden. Dit was mogelijk omdat de gestolen of gelekte gegevens versleuteld waren of op basis van tokenization waren bewerkt. Daaruit blijkt dat encryptieplatforms bedrijven tastbare waarde te bieden hebben.
Een andere bemoedigende ontwikkeling is dat bedrijven zero trust omarmen en daarin investeren. Bijna een derde van de respondenten (29%) had al een zero trust-strategie geïmplementeerd, een kwart (27%) zei bezig te zijn met het evalueren en plannen daarvan, en 23 procent zei een dergelijke strategie te overwegen. Dit is een positieve ontwikkeling, maar er is nog ruimte voor verbetering.
Sebastien Cano, senior vice president Cloud Protection & Licensing Activities bij Thales: “De complexiteit van het beheer van multicloudomgevingen kan niet worden onderschat. De uitdaging is niet alleen waar de gevoelige gegevens zich geografisch bevinden, maar zelfs wie toegang heeft tot gevoelige gegevens binnen de organisatie. Er zijn verschillende oplossingen, zoals encryptie en sleutelbeheer. Last but not least: het blijven omarmen van een Zero Trust-strategie zal essentieel zijn bij het beveiligen van deze complexe omgevingen, waardoor organisaties hun data kunnen ondersteunen en toekomstige uitdagingen het hoofd kunnen bieden.”
De 2022 Thales Cloud Security Study is gebaseerd op gegevens uit een onderzoek onder bijna 2.800 beveiligingsprofessionals en leidinggevenden.
Beeld: Pete Linforth via Pixabay
Het hoogspanningsnet in Limburg en Noord-Brabant zit nagenoeg aan de maximale capaciteit. Dit komt door de snelgroeiende vraag naar elektriciteit. Denk aan de industriële elektrificatie, grootschalige batterijsystemen en de verduurzaming van mobiliteit (laadpalen) en gebouwde omgeving (warmtepompen).
Landelijk netbeheerder TenneT gaat de komende tien jaar twee miljard euro investeren om de capaciteit van het netwerk structureel te vergroten. Tegelijkertijd start de netbeheerder een onderzoek. Het wil nagaan welke mogelijkheden er zijn om met andere oplossingen versneld meer aansluitruimte te creëren. TenneT heeft hierover een formele melding gedaan bij de ACM, de toezichthouder op de energiemarkt.
Maarten Abbenhuis, COO TenneT: “De economische ontwikkelingen en verduurzaming gaan onverminderd in een hoog tempo door. Dit vraagt steeds meer van de elektriciteitsnetten, die hier oorspronkelijk niet op zijn ontworpen. Daarom breiden we de netten de komende jaren fors uit. We kunnen echter niet alles tegelijk en zullen samen met het Rijk en de provincies keuzes moeten maken waar we prioriteit aan geven. Ook zetten we slimme oplossingen in om versneld extra ruimte te creëren, bijvoorbeeld door met klanten afspraken te maken om het net te ontlasten als de capaciteit schaars is.”
De snelle ontwikkeling van het aantal warmtepompen, laadpalen, nieuwe bedrijven en de verduurzamingsinitiatieven van de industrie leidt tot een explosief stijgende vraag naar capaciteit van het elektriciteitsnet. De laatste maanden is er in Noord-Brabant en Limburg voor ruim 800 megawatt aan nieuwe verzoeken bijgekomen. Dit is vergelijkbaar met vier keer het vermogen van de stad ’s Hertogenbosch. Het uitbreiden van de netten is in volle gang. Maar dat neemt veel tijd in beslag. Dit komt onder meer vanwege de zoektocht naar geschikte locaties en lange vergunningsprocedures. Nog een pijnpunt is dat er maar een beperkt aantal medewerkers zijn om al het werk voor te bereiden en uit te voeren.
Deze ontwikkeling leidt inmiddels tot knelpunten in het hoogspanningsnet van beide provincies. Dit is de aanleiding om een voorlopige stop af te kondigen voor bedrijven die een nieuwe aansluiting willen. Dit geldt zowel voor afname als opwek van elektriciteit. Hierdoor komen aanvragen van grootzakelijke klanten voor een nieuwe of zwaardere aansluiting op het elektriciteitsnet op de wachtlijst. Aansluiting is pas mogelijk als er extra netcapaciteit bij komt.
Voor kleinverbruikers (zoals particulieren) en woningbouw heeft dit geen gevolgen. Bij de berekeningen rondom de netcapaciteit houdt men rekening met een groei van de huidige afname. Daar vallen ook nieuwbouwwoningen onder, of particulieren die een zwaardere aansluiting willen. Particulieren die zonnepanelen willen leggen, kunnen dat ook blijven doen. De transportbeperkingen voor opwekkers gelden alleen voor grootschalige zon- of windprojecten.
Om de capaciteit op het net te vergroten, investeert TenneT de komende tien jaar ongeveer twee miljard euro in beide provincies. Zo wordt de bestaande 380kV verbinding (elektriciteitssnelweg) tussen Geertruidenberg en Maasbracht versterkt om meer elektriciteit te transporteren. In Noord-Brabant wordt er gewerkt aan nieuwe hoogspanningsstations in onder meer Halsteren, Boxmeer en Tilburg.
In Limburg wordt onder meer gewerkt aan netversterkingen in de regio Graetheide, Born en Lutterade. Deze uitbreidingen zijn in voorbereiding. Ze zullen komende jaren worden gerealiseerd en fasegewijs in gebruik worden genomen. Ondertussen blijft ook Enexis Netbeheer de komende jaren investeren om de lagergelegen netdelen gereed te maken voor het energiesysteem van de toekomst.
TenneT zet ook in op andere oplossingen om het bestaande net intensiever te benutten en sneller extra capaciteit te creëren. Een van de mogelijkheden is het inzetten van congestiemanagement. Dit is een marktmechanisme waarbij aangesloten partijen tegen betaling minder gebruik maken van het elektriciteitsnet. Daardoor ontstaat er weer extra capaciteit. TenneT onderzoekt dit komende periode. De resultaten van het reeds lopende onderzoek naar teruglevering worden in september verwacht. Het onderzoek naar afname aan het eind van dit jaar.
Met Lightyear 0 biedt het bedrijf een nieuwe toekomst. Een toekomst voor automobilisten die de vrijheid van mobiliteit willen combineren met de geruststelling van duurzame energie. Lightyear’s medeoprichter en CEO Lex Hoefsloot: “In 2016 hadden we alleen een idee. Drie jaar later hadden we een prototype. Nu, na zes jaar testen, itereren, (her)ontwerpen en talloze obstakels, is Lightyear 0 het bewijs dat het onmogelijke daadwerkelijk mogelijk is.”
De Lightyear 0 is uitgerust met vijf vierkante meter gepatenteerde, dubbel gebogen zonnepanelen. Hierdoor kan het voertuig zichzelf opladen tijdens het woon-werkverkeer. Of wanneer de auto gewoon buiten geparkeerd staat. In optimale omstandigheden kan de Lightyear 0 zichzelf op die manier van energie voorzien met een actieradius van 70 kilometer per dag. Dit is bovenop de geschatte 625 kilometer actieradius via de accu.
Door een opbrengst tot 11.000 zonnekilometers per jaar kunnen automobilisten die de Lightyear 0 gebruiken voor hun dagelijkse woon-werkverkeer (35 kilometer) in de zomer maandenlang rijden voordat ze aan een oplader of stopcontact moeten. In Nederland zou dat twee maanden zijn en in zonnige landen als Spanje of Portugal maar liefst zeven maanden.
Lightyear 0 vindt het wiel opnieuw uit wat betreft de architectuur van elektrische auto’s. De vier in-wheel motoren maken het de meest efficiënte elektrische aandrijflijn die vandaag beschikbaar is. Met een energieverbruik van 10,5 kWh per 100 kilometer (bij 110 km/u) is het de meest efficiënte elektrische auto. De luchtweerstandscoëfficiënt is minder dan 0,19. Het is daarmee de meest aerodynamische gezinsauto tot nu toe.
Naast de aerodynamica is ook het gewicht van de auto van invloed op de efficiëntie. Lightyear 0 is een elektrische auto van vijf meter lang, maar weegt in totaal slechts 1.575 kilogram. De kracht van het holistische ontwerp wordt duidelijk in de praktijk. Bij snelwegsnelheden (110 km/u) kan de Lightyear 0 560 kilometer achter elkaar rijden.
Vanaf de oorsprong heeft Lightyear ernaar gestreefd een auto te ontwikkelen die de druk op de planeet en op de automobilist elimineert. Daarom is bij elk ontwerpdetail rekening gehouden met minimalisme, duurzaamheid en comfort. Het gestroomlijnde dashboard heeft een 10,1-inch touchscreen infotainment systeem. Het maakt cloud gebaseerde updates mogelijk. Het interieur is volledig samengesteld uit veganistische en natuurlijke materialen. Denk aan onder meer ecologische microfiber suède zittingen en rotan palm detaillering.
De productie van de Lightyear 0 begint dit najaar. De eerste auto wordt in november geleverd. Lightyear bereidt zich voor om de eerste zonnewagens op de weg te brengen. Het heeft er daarom voor gekozen om zijn eerste auto officieel voor te stellen met een naam die overeenkomt met de reis. Lightyear 0 de auto die de weg baant voor een nieuw tijdperk van schone mobiliteit.
Er zullen maximaal 946 Lightyear 0’s worden geproduceerd. Dit voor een bedrag van 250.000 euro. Hiermee kan de nieuwe vorm van mobiliteit effectief op de markt worden geïntroduceerd. Hierna zal Lightyear komen met een volgende model. Deze wordt ontworpen voor massaproductie met een prijskaartje vanaf 30.000 euro. De productie ervan staat gepland voor eind 2024, begin 2025.
Foto en bron: Lightyear
SRON (Netherlands Institute for Space Research) zal Plato’s camera’s testen in een speciaal gebouwde ruimtesimulator. SRON-onderzoekers zijn klaar met het testen van het cameraprototype. Alle functies werken zoals verwacht.
Het is belangrijk om de extreme omstandigheden van de ruimte te simuleren. Daarom hebben SRON-wetenschappers een ruimtesimulator gebouwd. Deze is speciaal toegespitst op het testen van Plato. Hij creëert de omstandigheden die je in de ruimte tegenkomt. Denk bijvoorbeeld aan een ontzettend lage luchtdruk, lage temperaturen en kunstmatig sterlicht. Een mechanisme dat ook in de ruimte moet werken, beweegt de camera om zijn volledige blikveld te benutten. Daarbij meten de onderzoekers met een precisie van een miljoenste van een cirkel in welke richting de camera kijkt.
Plato heeft alvast een prototype camera, het zogenoemde Engineering Model. Deze heeft gedurende zes weken een intensief testprogramma ondergaan. Doel was om te kijken of de vereiste prestaties werden behaald. Ook moest men zeker weten dat die niet gebukt gaat onder de grote temperatuurwisselingen die je buiten de dampkring kunt verwachten. “Het blijkt dat alle functies van het Engineering Model werken zoals verwacht”, zegt Lorenza Ferrari, de projectmanager. “Dat is goed nieuws voor Plato in het algemeen. En het toont aan dat onze ruimtesimulator uitstekend werkt.”
Tijdens de lente en de zomer moeten andere simulators in Parijs en Madrid de testresultaten reproduceren met dezelfde camera. Daarmee leveren ze dus de benodigde cross-kalibratie tussen de drie opstellingen. De uiteindelijke versie van Plato is het Flight Model. Dit model zal met 26 camera’s aan boord de ruimte in gaan. Er is een strak schema om de lancering in 2026 te behalen volgens planning. Daarom wordt het testen van elke individuele camera verdeeld. Het testen zal gebeuren in Groningen (SRON), Parijs (IAS) en Madrid (INTA). SRON ontvangt de eerste van acht vluchtcamera’s in de herfst van dit jaar. Het testen van alle acht zal tot eind 2023 in beslag nemen.
Het raamwerk dat de 26 camera’s op zijn plek moet houden ondergaat nu een test van een maand bij ESA. Het wordt “in de week” gelegd in een vacuümkamer om zijn houdbaarheid te testen onder ruimtecondities. De test omvat ook een ‘thermal cycling’ toets. Daarbij kijken de onderzoekers hoe het raamwerk zich houdt bij de sterke temperatuurschommelingen die gepaard gaan met de overgang van zonlicht naar complete duisternis. En welke invloed die hebben op de operationele temperatuur van de camera’s.
Inspectie van de ruimte-simulator. Een van de doelen is om met een precisie van een miljoenste deel van een cirkel te zien in welke richting de camera kijkt. Op deze foto wordt een gimbal geïnspecteerd met een theodoliet. Dit is een optisch instrument dat rotatiehoeken meet. Dit proces gebeurt in een cleanroom omdat zelfs het kleinste stofdeeltje voor afwijkingen kan zorgen. Via een videoverbinding is er contact met de controlekamer. Credit: SRON
Op de nieuw gebouwde productielijn assembleren zo’n 250 medewerkers binnenkort meer dan 250.000 accusystemen per jaar. Naast Škoda zullen deze pakketten ook te vinden zijn in elektrische modellen van Volkswagen, Audi en CUPRA.
“Vandaag is een hele speciale dag voor Škoda Auto. Met de productiestart van MEB accupakketten produceren we nu het allerbelangrijkste onderdeel van onze elektrische auto’s in het hart van onze onderneming.” Dat verklaart Michael Oeljeklaus. Hij is bestuurslid van Škoda Auto voor productie en logistiek. “Hiermee hebben we opnieuw een doel gerealiseerd in onze transitie naar elektromobiliteit. We hebben ongeveer 130 miljoen euro geïnvesteerd in een compleet nieuwe productielijn. We kunnen nu meer dan 250.000 MEB accupakketten per jaar produceren. Voor onze eigen e-modellen, én die van de andere merken van de Volkswagen Groep. Ons doel is duidelijk. We willen tegen 2030 in de drie Tsjechische fabrieken van Škoda e-componenten of e-voertuigen produceren.”
Škoda’s nieuwe assemblagelijn voor MEB accupakketten stelt nieuwe normen. Normen op het gebied van efficiency, automatisering, precisie en digitalisering. In samenwerking met VW Group Components en partnerbedrijven en leveranciers zet het merk met de productie van batterijsystemen een belangrijke stap in de transitie naar elektromobiliteit. Eind 2023 bereikt Škoda de volgende mijlpaal. Dan is de tweede uitbreidingsfase gerealiseerd. Daarmee kan de fabriek in totaal meer dan 380.000 accupakketten per jaar produceren.
In Europa ligt de hoofdfabriek van Škoda in Mladá Boleslav. Dit is de enige productielocatie buiten Duitsland waar MEB accupakketten worden vervaardigd. De kleinste versie met acht modules heeft een capaciteit van 55 kWh en de middelgrote versie met negen modules 62 kWh. Het grootste accupakket met 12 modules heeft 82 kWh aan opslagcapaciteit. De componenten van een MEB accupakket omvatten naast de modules van elk 24 cellen een behuizing met een geïntegreerd koelsysteem, een accumanagementsysteem en de benodigde elektrische aansluitingen.
Škoda produceert ook andere e-componenten in Mladá Boleslav. Sinds het najaar van 2019 worden er hoogvoltage tractiebatterijen vervaardigd die worden gebruikt in de Superb iV, Octavia iV en in plug-in hybridemodellen van andere merken van de Volkswagen Groep.
De transformatie van de onderneming is in een stroomversnelling gekomen als gevolg van de nieuwe productielijn. In lijn met de Next Level – Škoda Strategy 2030 is Škoda van plan om tegen het einde van dit decennium in alle drie de productielocaties van het merk e-modellen of e-componenten te produceren. De onderneming verwacht tegen die tijd het aandeel volledig elektrische auto’s in Europa – afhankelijk van de marktontwikkelingen – te hebben verhoogd naar 50 tot 70 procent. In lijn daarmee blijft ŠKODA zijn modellengamma de komende jaren elektrificeren. Tegen 2030 wordt de modelrange met nog eens drie volledig elektrische modellen uitgebreid. Deze zullen qua prijs en grootte allemaal onder de Enyaq iV liggen.
Bron & beeld: Škoda
Chips zijn vaak onzichtbaar. Tegelijkertijd zijn ze onmisbaar in onze samenleving. Ze dragen er in toenemende mate aan bij dat apparaten juist minder energie gebruiken. Om chips te produceren is echter veel energie nodig. Denk hierbij aan energie voor de diverse machines en ovens. Maar er is ook energie nodig voor de behandeling van de lucht in de fabriek. Hierbij komt veel warmte vrij die moet worden afgevoerd. Dit gebeurt door middel van ongeveer tien kilometer aan (forse) waterleidingen op de site. Het warme water wordt uit de fabriek naar vijf koelinstallaties (Chillers) geleid. Deze hebben elk een vermogen van 4,5 MW. Ze koelen het water af. Daarna kan het afgekoelde water opnieuw worden gebruikt. Door verdamping van koeltorenwater wordt de warmte afgegeven aan de buitenlucht.
Zodra de nieuwe koeltorens later dit jaar op volle capaciteit draaien, zijn de oude koeltorens op het terrein niet meer van nut. Ze worden dan uit bedrijf genomen. Dit is nodig omdat sommige delen al meer dan vijftig jaar oud zijn en de betrouwbaarheid dan in het geding komt.
Bij de bouw van de nieuwe koelinstallatie is veel aandacht besteed aan het zo betrouwbaar mogelijk maken van de installaties. Dat betekent dat een deel van de installatie dubbel is uitgevoerd. De stroomvoorziening is bijvoorbeeld zodanig ingericht dat eventuele storingen maar een beperkte impact hebben. Het geluidsniveau van de torens is overigens veel lager in vergelijking met de oude torens. Ook is de installatie zo’n twintig procent zuiniger dan de oude installaties.
Daniel Schaeffers, manager facilities operations bij NXP, over de nieuwe torens: “De ingebruikname van de nieuwe koelinstallatie komt geen dag te vroeg en betekent voor mij het einde van een spannende periode. De oude koeltoreninstallaties zijn na vijftig jaar echt aan het einde van hun levensduur en mijn team heeft de afgelopen jaren diverse noodreparaties uitgevoerd om te garanderen dat de boel nog voldoende lang in bedrijf bleef.”
Projectleider Jacques Oostervink is vooral blij met de goede samenwerking met BAM. Het bedrijf nam zowel de bouwkundige als installatietechnische uitvoering voor haar rekening. “De samenwerking met BAM was uitstekend en dat is cruciaal bij zo’n project. Het gaat hier niet over een huis-, tuin- en keukeninstallatie, maar over een high-tech installatie. Daarbij zijn betrouwbaarheid en levensduur van groot belang. Zeker in deze roerige tijden waarin allerlei verstoringen zijn in de toelevering en we ook nog te maken hadden met tal van corona-gerelateerde beperkingen. Het binnen twee jaar opleveren van de koeltorens is knap werk.”
Al in de voorbereiding van het project benaderden BAM Industrie en BAM Infra het project integraal . Die samenwerking leidde er onder meer toe dat tijdens de gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden het productieproces van NXP niet is verstoord.
Robert Imhof, directeur BAM Industrie: “De basis van het project was wederzijds vertrouwen. Er was geen uitgewerkt bestek en alleen door de goede en open samenwerking hebben we dit project tot een succes weten te maken. Vanuit het gezamenlijke doel is een teamgevoel ontstaan. Alleen met de juiste mensen op de juiste plek, breng je een uniek project als dit tot een goed einde.”
Stefan Bours, projectmanager BAM Industrie: “Wat we niet moeten onderschatten is dat we bouwden op een locatie die continu, 24/7 en 365 dagen per jaar, in bedrijf is. We hebben bovendien te maken gehad met strikte corona-richtlijnen om de bedrijfscontinuïteit van de productieprocessen van NXP zoveel als mogelijk te waarborgen. Het binnen de planning gerealiseerde eindresultaat is een prachtige weerspiegeling van de geleverde teamprestatie!”
Foto: Ontwerper Theo Weyn heeft zijn bijdrage aan het koeltorengebouw ‘vereeuwigd’. Dit deed hij in de gekleurde cirkels die op de voorgevel te vinden zijn. Per kolom is een binaire ASCII-code te zien die weer voor een letter staat. Samen vormen de 26 ASCII-codes het woord: Designed by Theo Weyn 2018
Meer nieuws over NXP: Zes Nederlandse projecten rondom micro- en nano-elektronica aangemeld als IPCEI, waaronder twee projecten van NXP.
Het materiaal heeft de voordelen van plastic maar niet de nadelen. Het is licht en vormbaar. Het is verwerkbaar als plastic én volledig biologisch afbreekbaar. Daardoor laat het nieuwe materiaal geen microplastics achter in de natuur.
Drie producenten gaan de nieuwe natuurlijke plastic-vervanger uitproberen en toepassen. De samenwerkingspartners zien veel mogelijkheden. Denk bijvoorbeeld aan afbreekbare kweeknetjes, landbouwplastic of zelfhelend beton. In de toekomst zien de samenwerkingspartners potentie voor consumententoepassingen die een groot risico hebben dat microplastics in het milieu komen, zoals bij schoenzolen en textiel.
De installatie is mogelijk door een bijzondere samenwerking. Er zijn zowel private als publieke partijen betrokken bij het project. Ze hebben elkaar gevonden in het zetten van stappen naar een duurzame economie.
Met de demonstratiefabriek willen de partners een brug slaan naar een commerciële productie van de natuurlijke plastic-vervanger. Zo kunnen geïnteresseerde bedrijven er het nieuwe materiaal testen. Ze kunnen daarbij nagaan of het mogelijk is om het toe te passen in hun producten als alternatief voor plastic. Het doel is na de demonstratiefase op te schalen en grotere installaties neer te zetten. Deze moeten het mogelijk maken om de natuurlijke plastic-vervanger op de markt te brengen.
De samenwerkingspartners zijn blij met de start van de demofabriek. Otto van der Galiën, Wetterskip Fryslân: “We hebben een natuurlijke, hoogwaardige én daarmee ook een zeer waardevolle toepassing gevonden. Deze kan plastic uit aardolie vervangen en daarmee microplastic in het milieu fors terugdringen. We gaan het product nu produceren en laten uittesten door marktpartijen. We zetten daarmee een belangrijke stap voorwaarts in de circulaire economie.”
Het nieuwe materiaal wordt gemaakt uit natuurlijke reststoffen. Het proces werkt als volgt. In afvalwater zitten veel vetzuren. De bacteriën in de demonstratie-installatie ‘vreten zich vol’ met deze vetzuren en zetten het om naar een nieuw materiaal dat plastic kan vervangen. Zoals mensen vet in het lichaam opslaan, slaan deze bacteriën dit materiaal vervolgens als een energiereserve in hun cel op. Deze stof wordt eruit gehaald (‘gepurificeerd’), waarna er een poeder overblijft. Dat poeder kan worden gebruikt als natuurlijke plastic-vervanger in verschillende toepassingen.
Theo Schots, dagelijks bestuurslid waterschap Brabantse Delta: ‘Ik ben hartstikke trots dat wij als waterschap aan de wieg stonden van deze mooie ontwikkeling. En dat we nog steeds een belangrijke bijdrage leveren. Ons zuiveringsslib krijgt daardoor een circulaire bestemming. De natuurlijke plastic-vervanger is een waardevolle toepassing die microplastics in het milieu fors kan terugdringen. Duurzaam, circulair en innovatief dus. Ik ben erg blij met het resultaat dat we samen met alle partners hebben bereikt!’
De demonstratiefabriek wordt ontwikkeld en gerealiseerd door een samenwerkingsverband. Dit bestaat uit de waterschappen Brabantse Delta, De Dommel, Hollandse Delta, Scheldestromen en Wetterskip Fryslân, kenniscentrum STOWA, technologiebedrijf Paques Biomaterials en duurzaam energie- en afvalbedrijf HVC. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB), AquaMinerals, TU Delft en Wetsus (kenniscentrum voor duurzame watertechnologie) steunen het initiatief met verdere kennisontwikkeling.
Bron: Wetsus, Beeld: Monsterkoi via Pixabay
Welke invloed heeft de huidige situatie met betrekking tot de energievoorziening op de winstgevendheid? 71 procent van alle ondervraagde bedrijven zegt dat de stijgende energieprijzen nu al een negatieve invloed hebben op hun winstgevendheid. Slechts tien procent heeft geen last van de stijgende prijzen. Interessant is ook dat grote bedrijven zeggen meer last te hebben van de stijgende energiekosten dan kleine en middelgrote bedrijven. Ongeveer twee derde van de respondenten (67%) gaat ervan uit dat de prijsstijging op lange termijn een negatief effect op hun bedrijf zal hebben als deze trend doorzet. 38 procent verwacht dat de energiekosten de komende drie jaar fors zullen stijgen. 37 procent verwacht een meer gematigde stijging. Daarnaast verwacht 89 procent van de respondenten ook op korte termijn een drastische stijging van de energiekosten.
Bedrijven hebben, net als particulieren, weinig speelruimte om de prijzen te beïnvloeden. Bedrijven moeten daarom het heft in eigen hand nemen. Ze moeten individuele oplossingen zoeken. Iets minder dan de helft (40%) van de bedrijven gebruikt bijvoorbeeld al eigen opgewekte energie. Bijvoorbeeld via zonnepanelen op het bedrijfsterrein. Daarnaast heeft 35 procent speciale voorwaarden bedongen in hun contracten met olie-, gas- of elektriciteitsleveranciers.
De volgende maatregelen zijn al het vaakst genomen in bedrijven:
•Vervanging van alle lichtbronnen door LED’s: 85%
•Verbetering van de isolatie van gebouwen: 71%
•Werknemers bewuster maken van energiebesparing: 62%
•Automatisering van verlichting: 61%
Op basis van deze lijst is het duidelijk dat de meeste bedrijven de concrete en gemakkelijk uit te voeren taken al hebben aangepakt. Zo heeft 85 procent al maatregelen genomen om lichtbronnen te vervangen door energiebesparende LED’s. En meer dan de helft van de bedrijven (56%) beschouwt hun overgang op dit gebied als voltooid. Bij andere maatregelen is de uitvoering ingewikkelder. Deze hebben daarom nog geen algemene ingang gevonden in de bedrijven. Neem bijvoorbeeld de vervanging van oude door nieuwe, efficiëntere machines.
De grootste horde voor bedrijven is dat de terugverdientijd te lang of niet aantrekkelijk genoeg is (31%). De motivatie om energiebesparingen door te voeren is daarom laag. Het op een na grootste obstakel is dat energiebesparing een complexe aangelegenheid is (30%). Het is voor hen moeilijk om de voordelen van afzonderlijke maatregelen in te schatten en er is een gebrek aan gemakkelijk toegankelijke toepassingsvoorbeelden. Wat zijn de juiste en meest efficiënte maatregelen? 29% van de respondenten is ten einde raad als het op deze vraag aankomt.
“Bedrijven bevinden zich vandaag de dag op een cruciaal punt”, concludeert Holger Engelbrecht, productmanager Tools & Lighting bij reichelt elektronik. “De eerste stappen naar een energie-efficiëntere bedrijfsvoering zijn al gezet. Nu liggen de volgende uitdagingen in het verschiet. Die van ondernemingen grotere investeringen en meer ingrijpende veranderingen in hun energiemanagement vergen. Tegelijkertijd kunnen we de huidige situatie zien als een wake-up call. Vroeg of laat zullen we onze energiebronnen efficiënter moeten beheren.”
Foto door Gerd Altmann, via Pixabay