maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

Nederlandse industrie groeit nu al 5 jaar, is het einde nabij?

Ook in april groeide de productieomvang fors, met als gevolg een recordperiode van groei van 5 jaar. De groei daalde echter wel naar het laagste niveau in negen maanden. Eenzelfde tendens was te zien bij de andere onderdelen van de NEVI PMI, die daalde van 61.5 in maart naar 60.7 in april. Nog steeds heel hoog, maar ook het laagste niveau in zes maanden. Is het einde van de groei nu nabij?

Er blijkt dus nog steeds sprake van forse groei als gevolg van sterke orderstromen uit zowel binnen- als buitenland. De groei van het aantal nieuwe orders was aanzienlijk, maar kleiner dan de vorige maand en de kleinste in een jaar. De export orders namen in de kleinste mate toe in anderhalf jaar. De toename van de werkgelegenheid was opnieuw minder groot dan in januari en februari, maar bleef groter dan alle maanden voorafgaand aan december 2017. Maar de groei neemt af. Niet verwonderlijk: de Nederlandse industrie kent nu al 5 jaar op rij een verbetering van de bedrijfsomstandigheden en dat is niet eerder vertoond!

Aan alle goede dingen komt natuurlijk een keer een eind. Productie achterstanden lopen snel op, op tijd binnen krijgen van materialen wordt steeds lastiger (de verlenging van de levertijden was de op een na grootste ooit) en goed en voldoende personeel vinden ook. De inkoopprijsinflatie is hoog. De verkoopprijzen lieten de op drie na grootste stijging sinds juni 2011 zien. De roep om loonsverbetering wordt steeds luider. De verwachtingen voor de toekomstige productieomvang waren opnieuw uitermate positief, al was dit optimisme het kleinst in acht maanden. Dat alles zal de groei afremmen en dat gebeurt nu ook. Maar op korte termijn valt er nog weinig te vrezen. De volle orderportefeuilles geven een goed perspectief voor dit jaar.|

De situatie om ons heen is niet veel anders
Nederland doet het goed tegenover andere Europese landen, aangezien de PMI van de gehele eurozone vorige maand 56 was, en die in Nederland boven de 61. Nederland loopt met name voorop in de hightech-sector, wat de PMI van het land opvoert. Onze belangrijkste handelspartner, Duitsland, kent een PMI van 58.1. De PMI van China scoort beduidend lager. Deze kwam uit op 51.4.

ABN Amro stelde vorige week in hun Macro Weekly dat zij hun visie op de vooruitzichten in Europa ongewijzigd laten. De daling van het ondernemersvertrouwen in Europa is afgevlakt, behalve dan in Duitsland. ABN ziet deze daling als een tijdelijke inzinking en houden vast aan het scenario dat de economie van de eurozone ook in 2018 een boven trendmatige groei zal laten zien.

Inkopers in de industrie hebben op dit moment twee prioriteiten:

  1. bestelde producten op tijd binnen zien te krijgen en
  2. inkoopprijsstijgingen zoveel mogelijk afremmen.

Grootste uitdaging voor ondernemers is de huidige groei onder controle te houden en ervoor te zorgen dat je geen klanten verliest doordat je leveringsafspraken niet kunt nakomen. Een mooie taak voor inkopers om maximaal waarde te creëren voor hun onderneming. Heb je in tijden van crisis leveranciers ‘uitgeknepen op kosten’? Dan zal je dat nu flink merken in de inkoopprijzen. Inkopers die hebben geïnvesteerd in hun leveranciersmanagement plukken nu de vruchten.

 

 

Erik van Assen, Community manager NEVI (met dank aan hoogleraar prof. dr. Arjan van Weele).

Oud brood eindigt steeds vaker in bierglas

Oud brood eindigt steeds vaker in het bierglas. Een van de laatste ‘’oudbroodbieren’’ is dat van Kaapse Brouwers en Jordy’s Bakery. Ze laten de Kaapse Jordy vanaf 19 mei proeven op het 4th Anniversary Beer Festival dat de Kaapse Brouwers dan in de Fenix Food Factory in Rotterdam organiseren.

 

  •  
  1.  

Het nieuwste oudbroodbier komt voort uit de samenwerking van ambachtelijk bakker Jordy Klootwijk en bierbrouwerij Kaapse Brouwers. Beide ondernemers zijn actief in de Rotterdamse foodhal op de Kaap, Katendrecht.  Voor de Kaapse Jordy gebruikten de brouwers in plaats van een derde van het basismout het niet verkochte zuurdesembrood van Jordy’s Bakery. Dat leverde een prima Strong Saison op met 8 procent alcohol, een echt Rotterdams biertje, maar de samenwerking is vooral een goede bijdrage om het verspillen van voedsel te verminderen. De Kaapse Brouwers gebruikten voor 5000 liter bier zo’n 270 kilo oud brood.  Van bakkerij naar brouwerij De brouwers op Katendrecht zorgen ervoor dat overgebleven brood van bakker Jordy niet in de vuilniscontainer belandt, maar in hun brouwproces terecht komt. Dat doen ook verschillende andere ondernemers elders in het land. Zo is Plus-supermarktondernemer Jeroen Bruggers in Winterswijk een samenwerking gestart om met de lokale bierbrouwerij Wentersch een nieuw bier te ontwikkelen. Bruggers werkt hiervoor samen in een pilot met de Stichting Super Supermarkt en Wageningen University & Research (WUR).Het brood dat overblijft in zijn twee supermarkten en op de verkooppunten van zijn bakkerij gaat voor een deel al naar de Voedselbank. Het andere overblijvende brood gaat naar Wentersch waar het een deel van het mout vervangt dat wordt gebruikt voor het brouwen van het bier. De brouwerij geeft ook weer een ingrediënt uit het proces terug naar de bakker: van bierbostel – een eiwitrijk product dat overblijft na het weken van graan voor wort – bakt bakkerij Schreuder in Eibergen bierbostelbrood. De klant koopt hiermee een lokaal product met een verhaal en uit een gesloten keten, een voorbeeld van circulaire economie. Voor het brouwen van bier is een flinke hoeveelheid oud brood nodig; met 125 tot 150 kilo brood kan ongeveer1000 liter bier worden brouwen. En het is waar: in een glas bier is ongeveer een sneetje brood verwerkt.Ook in andere projectenDe Kaapse Jordy en het Achterhoekse bier zijn niet de enige projecten waarin gered brood tot bier wordt. Enkele andere voorbeelden van mooie co-creaties: brouwerij De Monnik in Monnickendam geeft met Sneetjesbier – vernoemd naar voormalig plaatselijk café De Drie Sneetjes – het overgebleven brood van lokale bakker Gutter een nieuwe kans. Beeblue in Amsterdam, dat samen met de brouwers van Branie Bier uit toast en brood het Toost bier ontwikkelde, gaat nog een stap verder in het verwerken van reststromen. Het ondernemerscollectief onderzoekt of er met bostel, brood en mout mogelijkheden zijn in productontwikkeling van granola, koekjes en bitterballen. Het Bammetjes bier, dat restaurant Instock vorig jaar lanceerde, wordt bij brouwerij Troost gebrouwen van overgebleven brood uit supermarkten. Het bier is een van de producten van het platform Verspilling is verrukkelijk en staat sinds kort in een speciaal verspillingschap met producten van gered eten bij de Jumbo supermarkt in Wageningen.

Ook de gerechten op de menukaart van restaurant Instock bestaan uit restproducten uit de supermarkt. De restaurants van Instock in Amsterdam, Den Haag en Utrecht serveren tevens Pieper Bier, gemaakt met aardappels, en net als Bammetjes bier te koop bij Albert Heijn.

Brood in top 5 meest verspild

Brood staat na zuivel op nummer twee in de top vijf van meest verspilde producten. We gooien in Nederland jaarlijks zo’n 120 miljoen kilo brood weg, dagelijks een berg van 435.000 stuks. We consumeren gemiddeld 60 kilo brood per jaar waarvan 20 procent wordt verspild, terwijl de gemiddelde bakker iedere dag zo’n 10 à 15 procent van het gebakken brood moet weggooien. Een aanzienlijke reststroom om duurzaam te verwerken.

 

 

 

 

 

 

 

Suikerarm, glutenvrij? SmartWithFood adviseert op maat

Kiezen voor suikerarm of glutenvrij? De app SmartWithFood geeft persoonlijk advies over welk product de voorkeur heeft. Het bedrijf, een dochter van de Colruyt Group, zet met de app in op voeding op maat.

SmartWithFood ontwikkelde een supermarkt-app die producten scant om te zien of ze matchen met voedselintoleranties of met plannen om minder suiker te eten. De app moet consumenten helpen om bewustere voedingskeuzes te maken en vlot de producten te vinden die ze willen of nodig hebben voor hun gezondheid. Klanten kunnen met het scannen van productbarcodes in een oogopslag zien of het gescande product overeenkomt met een of meer persoonlijke voedingsprofielen en ook alternatieven voorstellen.

De app herkent nagenoeg alle producten in de winkels van Colruyt, Bio-Planet, OKay en ook het Colruyt Group-assortiment bij de aangesloten Spar-winkels. Consumenten kunnen ook thuis met de app aan de slag.

De Belgische supermarktorganisatie neemt met SmartWithFood deel in het internationale consortium Personalized Nutrition and Health. In dit consortium onderzoekt Colruyt met partners in verschillende disciplines de rol van sensoren en trackers en van bloed- en DNA-analyses. Doel is om voor consumenten via individuele biologische data een gericht voedingsadvies te formuleren.

App als lifestyle-assistent

SmartWithFood dient als een praktische lifestyle-assistent waarop de gebruiker eenmalig zijn voedingsprofiel invult en eventueel ook de profielen van gezinsleden of vrienden. Hij kan ook aangeven of de app rekening moet houden met intoleranties of met een vegetarische, veganistische of alcoholvrije levensstijl. Daarnaast kan hij nog meer dan 200 ingrediëntenvoorkeuren of –vereisten aangeven.

Na het scannen van de barcode toont de app meteen of het product past bij de ingegeven profielen. Hij geeft ook info over de voedingswaarden van het product en het equivalent aan lichaamsbeweging (fietsen, joggen) van de portie. De gebruiker kan bovendien passende alternatieve producten opvragen. De app SmartWithFood stelt dan alle alternatieve oplossingen in de verschillende winkels van Colruyt Group voor.

Pionieren in digitale voedingsinformatie op maat

Colruyt Group focust met SmartWithFood in eerste instantie op een aantal voedingsprofielen die behoefte hebben aan betrouwbare voedingsinformatie. De app kan het leven vergemakkelijken van bijvoorbeeld mensen met een intolerantie voor gluten of lactose. De app is ook een handige tool voor mensen die vegetarisch willen eten of snelle en correcte informatie willen over ingrediënten en voedingswaarden. Consumenten kunnen op termijn hun profiel verder kunnen aanvullen met persoonlijke voorkeuren zoals minder verzadigde vetten of een mediterraan of suikerarm dieet.

“We zijn overtuigd van de meerwaarde van de app voor de doelgroep. Datakwaliteit verbeteren is een continu proces waarbij we ambiëren om de solide basis die er nu is samen met onze leveranciers verder te verfijnen”, stelt Business Unit Manager Ignace De Nollin van SmartWithFood.

“Enerzijds leven we in drukke tijden met een overaanbod aan informatie. De consument ziet door de bomen het bos niet meer. Anderzijds zijn er steeds meer mensen die bewust willen of moeten eten, uit noodzaak of uit overtuiging, voor hun eigen welzijn of voor een betere wereld. Daarom willen we consumenten nog vlotter toegang geven tot transparante en betrouwbare productinformatie. Bovendien maken we het nu gemakkelijker dan ooit om precies die keuzes te maken die passen in hun individuele voedingspatroon”.

In internationaal consortium

SmartWithFood innoveert in voeding op maat via het internationale consortium Personalized Nutrition and Health, dat voedings- en technologiebedrijven samenbrengt. De publiek-private samenwerking, met een jaarlijkse begroting van zo’n 3 miljoen euro, staat onder leiding van kennisinstelling TNO en Wageningen University & Research. In het consortium zitten ook namen uit de food- en retailsector als zuivelconcern FrieslandCampina en supermarktketen Jumbo, maar ook elektronicaconcern Philips dat met sensortechnologie participeert.

“In het consortium kunnen we multidisciplinair samenwerken met partners in verschillende onderzoeken om een holistisch beeld te krijgen. Het gaat er onder andere over de rol van sensoren en trackers en van bloed- en DNA-analyses, om op basis van individuele biologische data tot gericht voedingsadvies te komen. We willen zo vooral voeling hebben met mogelijke scenario’s die op de markt kunnen komen”, aldus De Nollin van SmartWithFood.

Melk gaat straks direct van erf naar winkel

De melkveehouder levert straks de melk – vers gemolken en direct op eigen erf verpakt – rechtstreeks aan de winkel in de buurt. Lely, fabrikant van melkrobots, test hiervoor een installatie die aan de melkrobot kan worden gekoppeld.

De innovatie komt naar verwachting dit jaar op de markt. Een Nederlandse supermarktorganisatie is geïnteresseerd in het concept. Dit maakte het bedrijf onlangs bekend tijdens de Lely Future Farm Days.

Het is een van de visies op de toekomst die het bedrijf onlangs deelde tijdens haar 70-jarig bestaan. Lely presenteerde tijdens de Lely Future Farm Days de verwachtingen van een duurzaam, volledig geautomatiseerd melkveebedrijf.

Melkveehouderijen kunnen met robotmelken met de Lely Astronaut specifieke melksoorten scheiden met behulp van de speciale processing unit. Lely test momenteel een dergelijke unit met melk die op eigen erf wordt verwerkt. De melk, die een eigen smaak en versheid heeft en direct is te traceren naar de koe, kan rechtstreeks vanuit de robot worden gepasteuriseerd en verpakt en worden uitgeleverd voor lokale consumptie.

Lely, dat vorig jaar een omzet van € 506 miljoen behaalde, zag in 2017 in de segmenten melkrobots en farm management een groei van 12 procent. De onderneming gaat zich meer richten op robotica en data in zuivel zoals het ontwikkelen van melkrobots en innovaties op het melkveebedrijf.

Ook DDH naar koespecifieke melk

Ook Direct Dairy Holding (DDH) concentreert zich op melk direct van eigen erf. De start-up ontwikkelt een automatische lijn die melk direct uit de melkrobot pasteuriseert, in stazakken verpakt en naar een koeling vervoert voor uitlevering voor verkoop.

Iedere verpakking bevat de melk van een enkele koe ofwel koespecifieke melk. De informatie over de koe die de melk leverde is voor de eindconsument op zijn smartphone te traceren via het nummer op de verpakking. De verwerkingslijn wordt in eerste instantie ingericht voor volle melk, maar kan ook andere zuivelproducten produceren.

DDH, opgericht met Russische ondernemers, wil het systeem samen met Nederlandse melkveehouderijen in gebruik nemen en demonstreren aan andere melkveehouders. Direct verpakte koespecifieke zuivel biedt voor melkveehouders een mogelijkheid om melk tot meerwaarde te brengen. Het bedrijf wil de komende jaren ook uitbreiden naar melkveehouderijen elders in Europa en naar bedrijven in de Verenigde Staten.

Yoghurt van Margriet 53: micro dairy

Koespecifiek is ook de volvette standyoghurt van de melk van blaarkopkoe Margriet 53 van biologische boerderij Buitenverwachting. Het product werd eind vorig jaar verkozen tot het beste streekproduct van het Groene Hart. Marrit Schakel van de boerderij, die de yoghurt produceert en in de boerderijwinkel verkoopt, denkt dat het product won omdat duidelijk is dat het uit een korte keten komt. “Iedere koe van onze boerderij – er zijn er vijftig – wordt apart gemolken en geeft melk met een eigen vet- en eiwitgehalte. Het product is dus telkens uniek en plaatsgebonden”.

De winnende koespecifieke yoghurt komt van één koe en heeft een duidelijke herkomst. Marrit: ”De consument koopt de yoghurt in onze boerderijwinkel en kan de koe in de wei zien. Ik noem dit kleinschalig zuivelproduct micro dairy”.

 

Groothandelsmarkt Rotterdam verandert in food hotspot

Binnenkort opent de eerste productiekeuken van de Groothandelsmarkt in Rotterdam. Het is de eerste fase in een ingrijpende herontwikkeling van de karakteristieke centrale handelsmarkt in de havenstad.

Start ups in foodproductie, cateraars, maar ook bedrijven in logistiek en e-commerce en toeleveranciers krijgen in de Spaanse Polder een plek om hun producten, beleving en diensten aan te bieden. De Groothandelsmarkt als nieuwe internationale food hotspot.

Urban Industrial (UI), dat de Groothandelsmarkt nu bijna anderhalf jaar geleden overnam van de gemeente Rotterdam, gaat van de locatie een eigentijdse multifunctionele food hub maken. Ondernemers kunnen er ruime aandacht geven aan productie, producten, beleving, e commerce, logistieke diensten en educatie. Ook samenwerken tussen gevestigde bedrijven en start ups moet hier ruim baan krijgen. UI zoekt daarnaast de samenwerking met gemeenten en overheidsinstellingen. “Een echte food hub dus, waarin er niet alleen sprake is van doosjes schuiven, maar van echte waardetoevoeging en kruisbestuiving’, aldus business developer Robert van ’t Blik van UI over de herontwikkeling op Rotterdam Food Cluster.

Nieuwe productiekeuken

De nieuwe productiekeuken die deze maand van start gaat, heeft capaciteit voor ongeveer tien voedselproducenten uit de regio, van innovatieve start ups tot gevestigde bedrijven. “We willen hier graag de samenwerking opzoeken met kleine en grote ondernemers, maar ook met gemeenten en overheidsinstellingen’, vertelt Robert van ’t Blik. De werkruimte met werkbanken, oven en gasfornuis, koel- en vriescel, spoelkeuken en droogopslag gaat samen met een horecagelegenheid en ontmoetingsruimte deel uitmaken van een food lab, een proefstation dat wordt ingericht op learning bij doing.

Van ’t Blik: “Dit food lab wordt een proefstation van hoe het werkt. De lessen die we hieruit trekken, kunnen we vervolgens vertalen naar het grotere concept”. De herontwikkeling vindt plaats in drie fasen waarbij iedere fase nieuwe inzichten geeft die in de uitbreiding worden meegenomen. Leren door te doen dus.

Wanneer het food lab goed blijkt te werken volgt er uitbreiding met nog eens ongeveer 1500 vierkante meter productieruimte. In deze tweede fase ontstaat dan in de tweede helft van het volgend jaar in totaal zo’n 5000 vierkante meter bedrijfsruimte aan de overzijde van de huidige Groothandelsmarkt. Op dit moment wordt het slopen en nieuw bouwen voor deze fase voorbereid.

‘’Met het nieuwe gebouw willen we verder werken aan het multifunctionele karakter van een nieuwe food hub met ook aandacht voor consumentenactiviteiten, beleving en de nieuwe uitstraling’’, vertelt Van ’t Blik.

In fase drie worden alle bestaande loodsen op de Groothandelsmarkt – in totaal circa 50.000 vierkante meter – gefaseerd vervangen door nieuwbouw.

Etnische markt groeit

De rond vijftig foodondernemers die nu op de Groothandelsmarkt zijn gevestigd brengen een uniek en gevarieerd aanbod. De groothandels in groenten en fruit en bloemen en planten zullen verder worden uitgebreid. Om het internationale karakter te behouden overweegt Robert van ’t Blik om meer groothandels in etnisch assortiment te trekken. ‘’Denk aan droogwaren van over de hele wereld zoals sauzen, currypasta’s, noedels, rijst etcetera. Eventueel met aanvulling van vlees dat halal, biologisch en/of van locale afkomst is’’.

Op de handelsmarkt waar de handel van oudsher is gericht op groente en fruit, groeit het etnische marktaandeel de laatste jaren sterk. Deze bedrijven leveren hun producten aan reguliere volksmarkten, etnische supermarkten en horeca. “Het gecombineerde assortiment van onze groothandels is uniek en creëert een one-stop-shop voor diverse klanten. Velen daarvan komen uit de regio, maar vanwege het brede aanbod, de centrale ligging en makkelijke bereikbaarheid in de Spaanse Polder trekt de Groothandelsmarkt klanten aan vanuit het hele land”, aldus de business developer. Naast groente en fruit heeft de Groothandelsmarkt Turkse, Marokkaanse, Caribische en Aziatische groothandels. Dat wordt in de toekomst verder aangevuld met onder andere een gespecialiseerd Japans, Koreaans, Chinees en Oost-Europees aanbod.

Focus op e-food triangel

Vernieuwend in de herontwikkeling is de focus op de zogenaamde ‘e-food triangle’. Die bestaat enerzijds uit het bouwen van productieruimtes waar foodondernemers basisproducten kunnen verwerken naar eindproducten. Hier ligt een grote potentie door de veranderende behoeften van eindconsumenten. “We zien steeds meer aandacht voor ambacht, catering, buiten de deur en op bestelling eten. In onze productieruimtes kunnen cateraars, food startups en gevestigde bedrijven aan de slag om producten te maken die in die behoeften voorzien”.

De Groothandelsmarkt richt zich daarnaast op e-commerce door bedrijven en oplossingen zoals de Buurtboer, Marley Spoon of Rechtstreex. Die kunnen hier hun kantoor of distributiecentrum vestigen.

Het derde belangrijke onderdeel is last-mile logistics, het vervoeren van producten naar retail en eindconsument. Daarvoor is de Groothandelsmarkt in gesprek met meerdere partijen die zich willen aansluiten.

E-food triangel en groothandel: sterke combi

De e-food triangle en groothandelsactiviteiten vormen een sterke combi. Producten van de groothandels worden verwerkt tot eindproducten in de productieruimtes. Deze worden op hun beurt verkocht door middel van e-commerce toepassingen en vervoerd door de logistieke partijen. Zo wordt de hele keten versterkt en de afstanden letterlijk verkort, hetgeen leidt tot tijdswinst en efficiënter transport.

Verbinden met educatie en beleving

Educatie moet straks alle faciliteiten op de Groothandelsmarkt verbinden. Daarom worden praktijkgerichte opleidingen aangetrokken voor alles rondom food en logistiek. “Er is een enorm potentieel in werkgelegenheid binnen deze sector, maar mensen kennen het vaak niet en er is een grote mismatch tussen vraag en aanbod”’, ziet Robert van ’t Blik. De Groothandelsmarkt wil ondersteunen om jonge talenten op een andere manier op te leiden. Studenten kunnen er allround het hele proces leren: van de werking van een productiekeuken tot handel en logistiek.

 

Smart factories kunnen ruim 160 miljard dollar waarde toevoegen aan automotive industrie

Het slimmer maken van fabrieken kan de automotive industrie veel winst opleveren. Smart factories kunnen vanaf 2030 meer dan 160 miljard dollar aan waarde toevoegen aan de wereldwijde automotive industrie.

Dit voorspelt Capgemini. Het consultancybureau heeft in 2017 het onderzoek ‘Smart Factories: How can manufacturers realise the potential of digital industrial revolution‘ uitgevoerd, waaruit bleek dat investeringen van autofabrikanten in smart factories in de komende vijf jaar 1.500 miljard dollar winst kan opleveren. De automotive industrie wordt in het rapport geïdentificeerd één van de sectoren die het meest investeert in het slimmer maken van fabrieken. In een nieuw onderzoek kijkt Capgemini nu naar de voordelen die smart factories de automotive industrie tot nu toe hebben opgeleverd. 

Smart factories leveren productiviteitswinst op

Managers uit de automotive industrie verwachten dankzij de inzet van slimme technieken de productiviteit van hun fabrieken met gemiddeld 30% te kunnen verhogen. Ook verwachten zij dat 24% van alle fabrieken in de sector in 2023 kan worden geclassificeerd als smart factory. Als we kijken naar de productiviteit van de volledige automotive sector, vertalen deze cijfers zich naar een 7% hogere productiviteit in de volledige sector. Aangezien in 2017 de wereldwijde omzet van de automotive industrie 2,290 miljard dollar bedroeg, kunnen investeringen in smart factories in 2023 in totaal 160 miljard dollar aan extra waarde opleveren voor de sector. 

Voor individuele fabrikanten in de automotive industrie kunnen de voordelen van smart factories zich vertalen in een flink hogere operationele winst. Gemiddeld realiseerden deze partijen in 2017 een jaaromzet van 158 miljard dollar en een marge van 6%. Een OEM in de automotive industrie kan zijn operationele winst dankzij smart factories tot 4,6 miljard dollar zien toenemen, blijkt uit het rapport van Capgemini. Dit is 50% meer dan de omzetstijging die OEM’ers in 2017 gemiddeld wisten te realiseren. Een top 10-leverancier in de automotive industrie kan zijn operationele winst dankzij smart factories naar verwachting gemiddeld met 1 miljard dollar laten stijgen, wat neerkomt op een productiviteitswinst van 30%. Ook kunnen smart factories naar verwachting de logistieke-, materiaal- en administratieve kosten van deze leveranciers met 0,5% tot 7% laten dalen. 

Terugverdientijd van slechts één jaar

Wie zijn fabriek slimmer wil maken, moet hiervoor de nodige investeringen doen. Capgemini kijkt daarom ook naar de terugverdientijd van deze investeringen voor zowel de top 10 OEM’ers als top 10 toeleveranciers in de automotive industrie. Het consultancybureau verwacht dat smart factories in 2023 hun volledige potentie bereiken. Capgemini voorspelt dat OEM’ers en toeleveranciers vanaf dit jaar hun investeringen in smart factories in slechts één jaar tijd terugverdienen. 

De terugverdientijd verschilt overigens voor OEM’ers en toeleveranciers. OEM’ers investeren gemiddeld 3 tot 4 miljard dollar in het opzetten van smart factories. Deze investeringen kunnen zij dankzij de 4,6 miljard dollar extra winst die zij op jaarbasis met behulp van smart factories kunnen realiseren binnen een periode van 8 tot 11 maanden terugverdienen. Toeleveranciers investeren gemiddeld 540 miljoen tot 780 miljoen dollar in het opzetten van smart factories. Dankzij de 1 miljard dollar extra winst die toeleveranciers dankzij deze investeringen op jaarbasis kunnen realiseren, bedraagt de terugverdientijd hiervan slechts 7 tot 9 maanden. 

Automotive industrie loopt voorop

De automotive industrie loopt voor op andere sectoren als het gaat om investeringen in slimme fabrieken. 46% van alle bedrijven in de sector heeft al geïnvesteerd in smart factory initiatieven. 49% van de organisaties geeft aan in de afgelopen vijf jaar 250 miljoen dollar of meer te hebben geïnvesteerd in dergelijke initiatieven. In andere sectoren ligt dit percentage op 45%. 

Daarnaast geeft 46% van de automotive bedrijven aan een smart factory initiatief te hebben omarmd. Alleen in de industriële productie en luchtvaartindustrie liggen deze percentage met respectievelijk 67% en 63% hoger. 11% van de bedrijven in de automotive industrie geeft aan in drie tot vijf jaar smart factory initiatieven te willen opstarten. 

42% heeft moeite volledige potentie te benutten

Bedrijven profiteren overigens niet altijd van de volledige potentie die deze investeringen hebben. Zo geeft 42% aan moeite te hebben de volledige potentie van smart factories te realiseren. Dit is het hoogste percentage van alle onderzochte sectoren. Onder toeleveranciers ligt het percentage op 45%, terwijl 40% van de OEM’ers aangeeft niet volledig te profiteren van de potentie van smart factories. 

De cijfers laten ook zien dat bedrijven die meer investeren vaak minder moeite hebben smart factories naar hun volledige potentie te benutten. Zo blijkt bedrijven die de beste resultaten boeken met smart factories, gemiddeld 2,5 keer meer te hebben geïnvesteerd in deze initiatieven dan bedrijven die moeite hebben hiervan te profiteren. Ook betrekken bedrijven met de beste resultaten managementteams meer bij deze initiatieven, wordt meer ingezet op de ontwikkeling van talent en investeren deze bedrijven in componenten van smart factories die van kritiek belang zijn voor de toekomst zoals inzicht in het productieproces en predictief onderhoud. 

Rapport

Meer informatie over en alle resultaten van het onderzoek zijn te vinden in het rapport ‘Automotive Smart Factories‘ van Capgemini.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron: Capgemini
Bron foto: Pixabay / Bilderandi

WCM Zuid gaat aan de slag met acht topics in asset management

Asset owners, service providers, overheden en opleidings- en kennisinstituten uit Limburg hebben tijdens de kick-of van World Class Maintenance Zuid gebrainstormd over procesmatige en technologische innovaties in acht maintenance topics.
Het regionale innovatienetwerk, dat onlangs van start ging, wil door samenwerken duurzaamheid en innovaties in asset management opstarten en versnellen bij asset owners in de regio Limburg.

Infra, procesindustrie, weg en water, aerospace hebben allen baat bij innovatie van asset management. Het draagt bovendien bij aan een sterk smart industry cluster in Limburg.

De stellingen zijn niet alleen van belang voor het zuiden, maar ook voor de rest van Nederland. Er worden topics in andere regio’s opgezet die in de komende tijd verder worden uitgewerkt. Onderhoudsmanagement is immers een cruciaal onderdeel van de bedrijfsvoering voor alle bedrijven die technische installaties (assets) beheren. Managing van onderhoud is gunstig voor de beschikbaarheid van installaties, de beheerskosten en het beheersen van risico’s op operationeel niveau.

WCM Zuid werd opgezet door Brightlands, de Limburgse Werkgevers Vereniging, Sabic, Sitech Services, Stork, Spie, USG en World Class Maintenance, het netwerk voor smart maintenance dat 100 procent voorspelbaar onderhoud als doel heeft.

 

Infra, procesindustrie, weg en water, aerospace hebben allen baat bij innovatie van asset management. Het draagt bovendien bij aan een sterk smart industry cluster in Limburg.

De stellingen zijn niet alleen van belang voor het zuiden, maar ook voor de rest van Nederland. Er worden topics in andere regio’s opgezet die in de komende tijd verder worden uitgewerkt. Onderhoudsmanagement is immers een cruciaal onderdeel van de bedrijfsvoering voor alle bedrijven die technische installaties (assets) beheren. Managing van onderhoud is gunstig voor de beschikbaarheid van installaties, de beheerskosten en het beheersen van risico’s op operationeel niveau.

WCM Zuid werd opgezet door Brightlands, de Limburgse Werkgevers Vereniging, Sabic, Sitech Services, Stork, Spie, USG en World Class Maintenance, het netwerk voor smart maintenance dat 100 procent voorspelbaar onderhoud als doel heeft.

Dit zijn de acht topics in asset management voor WCM Zuid:

  1. Uiterlijk in 2025 behoeven besloten ruimtes niet meer door mensen betreden te worden.
    Robotica kunnen steeds vaker visuele inspectiewerkzaamheden, NDT- (Niet Destructief) onderzoek en zelfs reiniging- en reparatiewerkzaamheden uitvoeren. Deze ontwikkeling kan dermate versnellen dat hiermee de inherente risico’s van betreden tot praktisch 0 teruggebracht worden.

2.  In de komende vijf jaar zullen wearables het mogelijk maken om de inzetbaarheid van mensen in de industrie met 2,5 jaar te verlengen.
     De inzetbaarheid van personeel in de industrie is een toenemende bron van zorg. Er is een toenemende stroom aan wearables en andere hulpmiddelen  beschikbaar die deze medewerkers kunnen ontlasten en daarmee de inzetbaarheid ook tot latere leeftijd zullen verhogen. Met deze topic kan ontwikkeling en acceptatie van deze hulpmiddelen aanzienlijk versnellen 

 

  1. Door verregaande digitalisering zal het betreden van in bedrijf zijnde installaties voor onderhoudswerkzaamheden na 2025 tot de uitzonderingen behoren.
    Het betreden van in bedrijf zijnde installaties brengt inherent risico’s met zich mee. Door digitalisering is remote monitoring en bijsturing van equipment steeds vaker mogelijk en daarmee neemt de noodzaak om ter plekke werkzaamheden te verrichten steeds verder af. Verregaande implementatie van deze digitale mogelijkheden vermindert blootstelling en leidt tot betere middelen om een veilige werkplek te garanderen.

 

  1. In de komende drie jaar wordt een RBI (Risk Based Inspection)-systeem voor externe degradatie door Corrosie Onder Isolatie (COI) ontwikkeld waardoor binnen vijf tot tien jaar schade door COI met 50 procent vermindert.
    COI kan tot nu toe slechts tegen zeer hoge kosten worden beheerst en dit leidt regelmatig tot narrow escapes. Via WCM en VNCI is er een landelijk project opgestart om zo’n RBI-systeem werkend te krijgen. Onderdeel daarvan is een werkgroep die een innovatie zoekt waarmee door non destructive testing(NDT) zonder verwijderen van de isolatiedegradatie kan worden vastgesteld. Een andere werkgroep zoekt welke innovatieve coating de beste bescherming over lange tijd kan bieden. Een vergelijkbaar initiatief is opgestart bij KI

 

  1. Ontwikkelen van uitbestedingspakketten op basis van assetbeheer – voor o.a. riolen, veiligheden, vloervelden – zou binnen korte tijd tot aanzienlijke kostenvoordelen in de regio kunnen leiden.
    Vandaag de dag worden gelijksoortige onderhoudswerkzaamheden weinig gestructureerd uitgezet in de markt en/of door asset owners zelf uitgevoerd. Omdat merendeels aan dezelfde randvoorwaarden moet worden voldaan biedt dit mogelijkheden om samen te werken aan innovatieve en goedkopere oplossingen.
     
  2. Implementeren van Condition Based Maintenance in plaats van periodiek maintenance zou flinke besparingen in onderhoud opleveren. Regionale uitwisseling van practices zou daar een doorbraak in kunnen leveren. Hoe eerder er kennis is van potentiële storingen hoe beter deze zijn te beheersen en hoe lager de derving- en onderhoudskosten (PF curve). Er zijn inmiddels systemen en methodieken beschikbaar die dat veel beter mogelijk maken dan enkele jaren geleden. Het is tegenwoordig met wireless smart sensors goedkoop mogelijk om data te verzamelen over falen. Ook ^P of ^T metingen zijn via DCS rechtstreeks naar een onderhoudssysteem te brengen. Een voorbeeld is het Sitech Asset Health Centre en Campione dat in de regio zeer innovatieve resultaten boekt.
     
  3. Betere aansluiting zoeken tussen onderwijs en bedrijfsleven zal binnen vier jaar een win-win opleveren.
    Op dit moment bestaat er een flinke gap tussen de behoefte van het bedrijfsleven en het curriculum bij de onderwijsinstituten. Een zeer interactieve samenwerking, waarbij scholieren, studenten, docenten en bedrijfsleven elkaar stimuleren om er het beste uit te halen zal leiden tot die win-win, goede gemotiveerde studenten en docenten die theorie en praktijk kunnen koppelen en asset owners die snel inzetbare medewerkers kunnen werven. Een voorbeeld van een gezamenlijk initiatief is het Maintenance PraktijkCentrum (MPC).
     
  4. 3 D Engineering en 3D Reality (the digital twin) implementeren in de relatief oude installaties van de regionale industrie zal binnen vijf tot tien jaar noodzakelijk blijken te zijn om aan de eisen van de tijd te kunnen voldoen. Voor nieuwe installaties is het usance dat deze in 3 D ge-engineerd worden. Medewerkers worden ook opgeleid in deze richting en dit gebeurt in alle sectoren van de industrie. Bestaande installaties en, helaas, ook recent gebouwde installaties worden echter niet digitaal beheerd. Daarmee gaat informatie verloren en kunnen medewerkers niet hun maximale toegevoegde waarde leveren.

Hoe schadelijk is de uitstoot van 3D-printers?

De explosieve 3D-printermarkt heeft desktopversies betaalbaar gemaakt voor scholen, bibliotheken, bedrijven en zelfs consumenten. Maar de groeiende invloed van 3D-printers heeft ook geleid tot bezorgdheid over mogelijke negatieve gevolgen voor de gezondheid door het inademen van toxische vluchtige organische stoffen (VOS) en deeltjes die door de apparaten worden afgegeven.

Door gesmolten plastic laag op laag af te zetten, kunnen driedimensionale printers bijna alles, inclusief speelgoed, geweren en kunstmatige ledematen, printen. Hoewel verschillende regeringen werkpleknormen hebben vastgesteld voor industriële omgevingen waar VOS door 3D-printers worden vrijgegeven, geldt dat niet voor huizen, scholen of bibliotheken. Hier geldt nauwelijks regulering, terwijl dan zelfs kwetsbare personen zoals kinderen ermee in aanraking komen. Volgens de Amerikaanse milieutechnoloog Marina E. Vance moeten we meer rekening gaan houden met de schadelijke uitstoot van 3D-printers. “Wetenschappers weten dat deeltjes en VOS slecht zijn voor de gezondheid, maar ze hebben niet genoeg informatie om een ​​wettelijke norm voor 3D-printers te creëren.”

Twee jaar geleden richtte Underwriters Laboratories, een onafhankelijk, wereldwijd opererend bedrijf voor veiligheidscertificering, een adviesraad op en begon onderzoeksprojecten te financieren om fundamentele vragen over de hoeveelheden en soorten verbindingen in 3D-printeremissies te beantwoorden: welke niveaus zijn veilig en hoe kunnen we blootstellingen. Het bedrijf werkt aan een consistente test- en evaluatiemethode zodat onderzoekers gegevens van verschillende laboratoria met elkaar kunnen vergelijken. “Tegen deze herfst zullen we een ANSI [American National Standards Institute] -standaard voor het meten van deeltjes en VOS voor iedereen gebruiken”, Marilyn S. Black, vice-president bij UL. 

Bovendien, zo zegt Rodney J. Weber, aerosol chemicus aan de Georgia Institute of Technology, zijn gegevens uit vroege onderzoeken van 3D-printeremissies moeilijk te gebruiken in de ontwikkeling van normen vanwege de variabiliteit in de onderzoeksomstandigheden.

Schadelijke stoffen

Een 3D-printer maakt een object door rollen van plastic filament door een mondstuk te leiden dat het plastic smelt bij temperaturen tot 320 ° C en het vervolgens extrudeert op een bewegende basisplaat. Een computer stuurt de beweging van de grondplaat zodat er materiaallagen worden opgebouwd totdat de voorgedefinieerde 3D-vorm tevoorschijn komt. “We weten dat wanneer je plastic smelt bij hoge temperaturen, de lange ketens van organisch materiaal in het plastic gedeeltelijk degraderen en mogelijk schadelijke vluchtige organische stoffen en ultrafijn stof in de lucht afgeven”, zegt Brent Stephens, milieutechnicus bij Illinois Instituut for Technology. Hij en andere onderzoekers hebben ontdekt dat de meest voorkomende filamentmaterialen potentieel ongezonde emissies kunnen veroorzaken bij gebruik in 3D-printers. Op aardolie gebaseerd acrylonitril-butadieen-styreen (ABS), een plastic dat in legoblokken wordt gebruikt, geeft styreen en formaldehyde af – de eerste vermoedelijk kankerverwekkend voor de mens, van de tweede is dat bekend. Nylon geeft caprolactam af, irriterend voor de luchtwegen. Polylactide (PLA) – een op maïs gebaseerd plastic dat wordt aangetroffen in medische implantaten, drinkbekers en wegwerpluiers – stoot methylmethacrylaat uit, een mild huidirriterend middel. En alle soorten filamenten spuiten ultrafijne deeltjes, deeltjes met een diameter kleiner dan 100 nm die diep in de longen kunnen doordringen en de bloedbaan kunnen binnendringen. Het is bekend dat deze deeltjes ademhalings- en hart- en vaatziekten veroorzaken.

Terwijl laserprinters inkt verwarmen en neerleggen, geven ze aantallen ultrafijne deeltjes af die vergelijkbaar zijn met die van 3D-printers. Dat betekent niet echter niet dat ze hetzelfde gezondheidsrisico hebben, zegt Aleksandr B. Stefaniak, een industriële hygiënist bij de US National Institute voor veiligheid en gezondheid op het werk. “Hoewel beide soorten printers plastic ‘inkt’ gebruiken, wordt laser toner slechts kort verwarmd om het op een vel papier te smelten. Een 3D-afdruktaak kan uren of dagen duren omdat het filament continu wordt gesmolten door het spuitmondje van de extruder. Vanwege de langdurige smelting omvatten de 3D-printeremissies honderden VOS en grote aantallen deeltjes met onbekende samenstelling.

Sommige vroege tests wijzen erop dat het gebruik van 3D-printers kan leiden tot ongezonde aerosolniveaus. Weber heeft VOS’s gemeten die zijn afgegeven door een 3D-printer in een milieukamer van 1 m3, terwijl collega’s niveaus hebben gemodelleerd die in een kantoor met dezelfde machine zouden worden gevonden. Het model voorspelde dat de caprolactamruimteconcentraties 100 μg / m3 zouden bereiken – meer dan 14 keer zo groot als het aanvaardbare niveau van Californië van 7 μg / m3 (1,4 ppb) voor een blootstelling van acht uur. Formaldehyde zou concentraties bereiken die hoger zijn dan die aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie voor binnenlucht.

Testen op ratten

Ook keken Stefaniak en zijn team naar de gezondheidseffecten van 3D- printeremissies op ratten. Deeltjes in de buitenlucht kunnen bij mensen tot hart- en vaatziekten leiden, dus zocht Stefaniak naar vergelijkbare effecten van stofjes die 3D-printers vrijgeven. Hij en zijn team legden gedurende drie uur ratten bloot aan de uitstoot van een printer met zwart ABS en voerden verschillende tests uit op het cardiovasculaire systeem van de ratten voor en na de blootstelling. Vierentwintig uur na blootstelling was de bloeddruk van de ratten met ongeveer 30% gestegen en hun slagaders waren stijf geworden ten opzichte van vóór de blootstelling. “Nu willen we de causatieve factor identificere en ontdekken hoe het werkt”, zegt hij.

Het filament

De samenstelling van het filament en de temperatuur waartoe deze wordt verwarmd, zijn van cruciaal belang voor het genereren van deeltjes en schadelijke stoffen, zo stelt Weber. “Hoe hoger de temperatuur, hoe meer gassen worden geproduceerd en hoe meer deeltjes zich uiteindelijk vormen.” Warmte degradeert het plastic en vervluchtigt de verbindingen. Terwijl ze afkoelen, vormen de gassen deeltjes en condenseren ze ook op kleine deeltjes die al in de kamer aanwezig zijn.

Weber redeneert dat temperatuur de reden is waarom ABS-filamenten meer VOS en deeltjes afgeven in vergelijking met PLA: ABS wordt zacht bij een hogere temperatuur dan PLA, dus printers verwarmen ABS meestal tot 240° C, terwijl PLA wordt verwerkt bij 220 ° C. Filamenttoevoegingen, die worden toegevoegd voor bijvoorbeeld glans, elektrische geleidbaarheid, kleur of andere eigenschappen, kunnen de uitstoot drastisch veranderen. PLA sporenstoffen bevat om het slagvast te maken, genereert bijvoorbeeld meer deeltjes dan standaard ABS, zegt Weber.

Stefaniak heeft deeltjes ontdekt die chroom, nikkel en aluminium bevatten tijdens het afdrukken, mogelijk geproduceerd door metaalhoudende kleurstoffen in gekleurde ABS-filamenten. “Deze metalen kunnen reactieve zuurstofsoorten genereren die ontstekingen bevorderen, een aandoening die gepaard gaat met bepaalde longziekten,” zegt hij. Gerelateerd: Sommige 3-D-gedrukte delen kunnen giftige chemicaliën uitspoelen. Dergelijke bevindingen wijzen erop dat additieven verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de afgifte van fijne deeltjes. Toch hoeven fabrikanten de identiteit van de verbindingen niet te onthullen op veiligheidsinformatiebladen, zegt Weber. Hij heeft gemerkt dat filamenten van verschillende merken zeer uiteenlopende deeltjes produceren, een bevinding waarvan hij vermoedt dat deze te wijten is aan onbekende toevoegingen. 

Onderzoek in Nederland

In Nederland deed het RIVM in 2016 onderzoek naar de veiligheid van 3D-printers en met name het gebruik hiervan door consumenten. “Consumenten kunnen aan chemische stoffen worden blootgesteld bij het gebruik van de geprinte producten. Dit kan via contact met de huid, zoals bij sieraden, en via de mond, bijvoorbeeld bij kinderspeelgoed of drinkbekers. Deze producten moeten normaliter voldoen aan veiligheidseisen, zodat er bijvoorbeeld geen gevaar op vergiftiging is wanneer een kind speelgoed in de mond stopt. Daar is bij eigen, 3D-geprinte producten geen controle op. Consumenten moeten zich er dus van bewust zijn dat de veiligheid van 3D-geprinte producten niet gegarandeerd is.” 
Echter stelt deze instantie, net zoals een van de Amerikaanse specialisten, dat de beschikbare data nog te onduidelijk zijn om conclusies te trekken over de risico’s. “Gedurende het 3D-printen is er kans op inhalatie van de vrijgekomen stoffen als damp of in de vorm van nanodeeltjes die bij het printen ontstaan. Het vrijkomen van deze stoffen hangt af van parameters zoals het gebruikte filament, de printomstandigheden, en de grootte van het te printen object. Het is niet mogelijk om vast te stellen of inademing van de vrijgekomen stoffen tot risico’s leidt. Daarom is het verstandig om consumenten te adviseren om de ruimte waar geprint wordt goed te ventileren. Bij het gebruik van 3D-geprinte producten is er mogelijk dermale of orale blootstelling aan chemische stoffen die uit het product migreren. De aard van het product en het gebruik ervan bepalen de mate van blootstelling. Door gebrek aan (blootstellings)data, waaronder data over gebruik en migratie, is het op dit moment niet mogelijk hiervoor kwantitatieve risicobeoordelingen uit te voeren.”

 

Door: Kelly Bakker
Bron: C&EN/RIVM

Haptische ondersteuning helpt bij werken met twee robots

Het besturen van twee asymmetrische robottaken kan een behoorlijke uitdaging zijn. Onderzoeker Jeroen van Oosterhout ontwikkelde een systeem met haptische ondersteuning waarmee het tegelijk aansturen van twee robots beter is uit te voeren. Hij promoveert vandaag op dit onderwerp aan de TU Delft.

“Normaal gesproken voeren we onderhoud en reparatie direct met de hand uit. Maar in sommige gevallen kan dit niet omdat de plaats in kwestie bijvoorbeeld diep in de zee ligt (voor oliewinning) of nucleair verontreinigd is (bijvoorbeeld bij een toekomstige kernfusie-centrale). Dan gebruiken we tele-manipulatie. Hierin bedient een operator een speciale masterrobot om een slaverobot in de taakomgeving te bewegen. Maar de slave robot kan niet zomaar elk gewicht verplaatsen. Te zware onderdelen tillen we met een hijskraan; maar dit vereist voor nauwkeurig plaatsing nog steeds de slave robot. We hebben het dan over coöperatie met twee asymmetrische slaves’’, zegt Jeroen van Oosterhout.  

Kernfusie

Operators van dit soort systemen moeten door een strenge selectie en trainingen. “Desondanks kost het werken met deze twee systemen tot wel 23 keer langer dan direct met de hand. Dat moet verbeterd worden. Het succes van toekomstige kernfusie-centrales hangt bijvoorbeeld grotendeels af van de operationele tijd van die centrales. Een bepalende factor hierin is het onderhoud van die centrales, dat via tele-manipulatie moet worden uitgevoerd. Dit onderhoud is complex. Daarom onderzocht ik de impact van interface-ontwerpkeuzes en haptische ondersteuning (de operator voelt dan een sturende kracht) om de coördinatie tussen twee asymmetrische slaves te verbeteren en daarmee tijdwinst te boeken.”

 

Varianten

Voor de interface tussen de operator en de slaves bestaan veel oplossingen, maar slechts twee hoofdvarianten: twee coöpererende operators, of één individuele operator. Van haptische ondersteuning is bekend dat dit een individuele operator effectief kan ondersteunen via krachten op de interface. Maar om de informatie te coördineren tussen de twee slaves, moest van Oosterhout een nieuwe haptic assistance controller ontwerpen. Dit nieuwe haptische ondersteuningssysteem helpt operators  met de coördinatie over twee asymmetrische telerobots door de interfaces haptisch te koppelen via de taakdefinitie.

Opmerkelijk

De nieuwe haptic assistance blijkt de taakprestatie aanzienlijk te verbeteren, zowel bij twee coöpererende operators als bij één. “En opmerkelijk genoeg presteren twee operators zonder ondersteuning aanzienlijk beter dan één operator, maar verdwijnt dit verschil wanneer beide gevallen haptisch ondersteund worden. De haptische ondersteuning stelt één operator dus in staat om de asymmetrische interactieve subtaken net zo goed uit te voeren als de twee operators samen.”

 

Bron: TU Delft.

De klant traceert met blockchain voeding door de keten heen

De klant kan nu met blockchain zelf de herkomst van voeding door de keten heen traceren. De oplossing die Bureau Veritas lanceerde heet Origin, het eerste traceerlabel dat consumenten een beeld geeft van het volledige traject dat voeding van boerderij tot bord aflegt.

Consumenten kunnen in de winkel een QR-code scannen om de volledige geschiedenis van elk product te bekijken en gefundeerd te beslissen over aankopen. Origin, dat blockchaintechnologie als basis heeft, betekent voor de klant een intelligente en praktische methode om toegang te krijgen tot informatie over iedere schakel van het traject dat een product aflegt.

Ook andere schakels in de waardeketen profiteren van Origin. Fabrikanten, verwerkende bedrijven, handel en winkeliers zijn bijvoorbeeld beter in staat om hun leveringsketen te beheren dankzij de hogere transparantie en het real time beheren van terugroepacties.

Meer vertrouwen in transacties

Er lopen al projecten bij enkele cliënten van Bureau Veritas en de technologie is nu klaar om te worden gelanceerd op de bredere markt. Vincent Bourdil, Vice-President van de afdeling Voedingsmiddelen van Bureau Veritas zegt: “De lancering van Origin is de uitkomst van twee jaar aan ontwikkelingsinspanningen van Bureau Veritas voor het ontwikkelen van blockchain toepassingen die het vertrouwen in transacties verhogen. Origin is een oplossing waar alle partijen baat bij hebben – niet alleen consumenten, maar ook winkeliers, leveranciers, verwerkende bedrijven en fabrikanten – aangezien het de waarde van het uiteindelijke product verhoogt. Met Origin kunnen terugroepacties van producten in real time worden beheerd, zodat de fabrikant zijn goede naam kan behouden.”

Open en veilig voor elke sector

De toepassing van blockchain in Origin is een technologische innovatie die een oplossing vormt voor belangrijke uitdagingen die de volledige traceerbaarheid van voedingsmiddelen tot op heden onhaalbaar maakten. De oplossing is ontwikkeld in samenwerking met Worldline, een bedrijf in het beveiligen van digitale transacties. Het is de eerste oplossing in zijn soort waarin deze technologie wordt toegepast.

Olivier Stuckens, Managing Director van Mobility & e-Transactional Services bij Worldline zegt: “Blockchain biedt unieke voordelen voor een product als Origin: het is veilig, open en transparant en vereist geen toezichthoudende instantie. Het gebruik van blockchain technologie brengt een revolutie teweeg in de wijze waarop transacties worden geverifieerd, waardoor de betrouwbaarheid van de informatie wordt verhoogd. Dit betekent dat Origin, hoewel het is ontwikkeld met de voedselindustrie in gedachten, kan worden gebruikt voor elke sector.”

Doorlopende controle

Controleprogramma’s voor voedingsmiddelen waren in het verleden doorgaans afhankelijk van inspecties en monsterafnames door derden in elke fase van het productieproces van voedingsmiddelen. Een oplossing op basis van blockchain maakt een doorlopende en volledige controle mogelijk door te eisen dat alle betrokkenen hun gegevens delen en alle transacties valideren op het moment dat deze worden uitgevoerd. Tegelijkertijd blijven gevoelige gegevens vertrouwelijk en kan er aan elke partij een ander niveau van toegang tot de informatie worden gegeven.

 

Europese chocomerken en supers zetten zich in voor duurzame chocolade

Grote Europese chocomerken als Côte d’Or en nu ook Milka zetten zich in voor een duurzame cacaoteelt. In winkels van supermarktketen Colruyt ligt eveneens chocolade uit een duurzame keten. De Belgische formule werkt aan de vakkennis van jonge cacaoboeren om duurzaam te telen. Zo krijgt chocolade steeds meer een verantwoorde herkomst.

Milka, chocomerk van Mondelēz Europe, begint in duurzaamheidsprogramma Cocoa Life en gaat duurzaam geteelde cacao als grondstof verwerken. Milka volgt hiermee Côte d’Or op, dat drie jaar geleden in Nederland, België en Frankrijk met het Cocoa Life programma startte.

Vanaf augustus  staat  het logo van Cocoa Life op de verpakking van de chocoladerepen en eind volgend jaar is het hele Europese assortiment bij dit  programma betrokken.
Chococoncern Mondelēz maakt grote stappen in duurzame cacaoteelt. Dit aandeel steeg vorig jaar in Cocoa Life tot 35 procent, 14 procent meer dan twee jaar geleden. Daarbij werden 120.500 boeren bereikt in 1085 gemeenschappen en meer dan een miljoen schaduwrijke bomen geplant als onderdeel van de wereldwijde strijd tegen  klimaatverandering.
Ook andere grote chocomerken van Mondelēz zoals Oreo koekjes in Europa, Cadbury Dairy Milk in het Verenigd Koninkrijk en Ierland en Freia en Marabou in Scandinavië werken al met het programma Cocoa Life. Hubert Weber, Executive Vice President en President van Mondelēz Europe: “Het programma boekt grote successen en we hopen met deze stap opnieuw wat dichter bij het doel te komen: 200.000 boeren en 1.000.000 mensen bereiken tegen 2022.”
Het uiteindelijke doel van Mondelēz International is om uitsluitend duurzame cacao te gebruiken, voornamelijk via Cocoa Life. Door samenwerken met telers, ngo’s, leveranciers en overheidsinstellingen maakt Cocoa Life deel uit van Mondelēz International’s Impact For Growth, een beweging die zakelijke groei nastreeft met een positieve verandering in de wereld.
Duurzame cacaoketen
Cocoa Life, dat in 2022 dus meer dan 200.000 telers in zes landen verwacht te bereiken, wil een duurzame toeleveringsketen van cacao opzetten die tegelijkertijd een blijvende impact heeft op levens en kostwinning, ontbossing aanpakt en extra ondersteunt in de strijd tegen klimaatverandering in zes cacaoproducerende landen: Ghana, Ivoorkust, Indonesië, Dominicaanse Republiek, India en Brazilië. Het programma richt zich op vijf domeinen in de cacaoteelt: landbouw, gemeenschappen, inkomen, jeugd en milieu. De vorderingen van het programma zijn te volgen via www.cocoalife.org/progress.

Ook in de supermarkt

Het blijft niet bij de inspanningen van chocofabrikanten, ook supers zetten zich in voor chocolade van verantwoorde herkomst. Zo ligt duurzame chocolade uit Nicaragua nu in de schappen van  Colruyt, OKay en Spar Colruyt Group.
De chocolade onder huismerk Boni Selection komt van de cacaobonen van jonge boeren van La Campesina, een cacaocoöperatie in Nicaragua. Zij doen met een  jaarlijkse investering van 30.000 euro van Collibri Foundation, het bedrijfsfonds van Colruyt Group, kennis op in moderne en duurzame cacaoproductietechnieken.

Colruyt Group zorgt op haar beurt voor een gegarandeerde afzetmarkt voor deze gecertificeerde cacao en dus voor financiële stabiliteit voor deze boeren. De onderneming investeert tot en met 2019 via Collibri Foundation 2,1 miljoen euro in dergelijke vormingsprojecten om deze te linken aan duurzame ketenproducten waarbij jongeren lokaal worden opgeleid in de cacaoteelt. Collibri Foundation werkt voor dit project samen met Rikolto, een internationale organisatie in de landbouw- en voedingssector. Rikolto start via acht regionale kantoren met  teams in 15 landen samenwerkingen tussen boerenorganisaties en spelers in de voedingsketen.

De eerste staande vliegtuigstoelen: wat zijn de reacties?

Er wordt door veel luchtvaartmaatschappijen al een tijdje over nagedacht: hoe kunnen we het vliegen nog efficiënter maken? Oftewel; hoe kunnen we nog meer mensen in een vliegtuig kwijt? De dichtstbijzijnde oplossing lijkt te liggen in het staand vliegen. De Italiaanse fabrikant Aviointeriors is de eerste die een staande variant heeft ontworpen en geproduceerd. Wat zijn de reacties hierop?

Afgelopen week verschenen in verschillende media het bericht dat we ons op kunnen gaan maken voor een staande vliegreis. Aviointeriors, een Italiaans bedrijf, heeft de eerste echte staande vliegtuigstoel ontworpen én op de markt gebracht. Er lijkt onder verschillende vliegtuigmaatschappijen wel interesse voor te zijn, al is er nog niet daadwerkelijk een stoel verkocht. 

Steeds meer maatschappijen zijn op zoek naar mogelijkheden om vliegen goedkoper te maken voor passagiers. Een van de weinige manieren waarop dat kan, is ervoor te zorgen dat er meer mensen in een vliegtuig kunnen. Met staande vliegtuigstoelen blijft er vanzelfsprekend meer ruimte (zo’n 20% meer) over om extra passagiers kwijt te kunnen. Airbus was in 2003 al bezig met het idee van staand vliegen, terwijl Ryanair er in 2010 serieus over sprak. 

De stoel van Aviointeriors, de Skyrider 2.0, werd eerder deze maand tijdens een beurs in Hamburg gepresenteerd. De gele stoelen (volgens kenners niet geheel toevallig de kleur van Ryanair) staan zo ver rechtop dat passagiers als het ware op de grond staan. De stoelen wegen een stuk minder dan normale vliegtuigstoelen, wat eveneens de maximale bezetting van een vliegtuig ten goede komt.

Paardenzadel

Het ontwerp is gebaseerd op een door ruiters gebruikt paardenzadel en dat is volgens een topman van Aviointeriors geen toeval. Hij stelt dat cowboys ‘acht uur per dag comfortabel in het zadel’ zitten.  Nou is de stoel niet ontworpen om lang op te zitten/tegenaan te leunen. Het gaat om korte vluchten. Het grootste voordeel voor de passagiers is dat de prijzen van vliegtickets nog verder omlaag kunnen als meer mensen aan boord kunnen worden gehaald. Ryanair gaf een paar jaar geleden aan dat tickets met staand vliegen zo goedkoop als 6 euro kunnen worden.

Het bedrijf Aviointeriors heeft zelf goede hoop dat de stoelen worden verkocht aan vliegmaatschappijen, maar zegt ook dat het nog wel even kan duren. Er is op dit moment nog geen stoel verkocht. Deskundigen stellen dat de toename van passagiers op hetzelfde vloeroppervlak mogelijk een probleem gaat vormen voor de snelheid van evacuaties. Ook stippen zij aan dat het maar de vraag is of de veiligheid van passagiers niet in het geding is. 

Voorlopig heeft geen enkele luchtvaartmaatschappij aangekondigd de Skyrider in de nabije toekomst te zullen gebruiken. 

Reacties

De reacties van consumenten zijn op z’n zachtst gezegd niet mals. Het is duidelijk dat veel passagiers dit niet zien zitten. Zo vraagt iemand zich af hoe het moet met hele kleine of lange mensen, mensen die minder mobiel zijn, kinderen, oudere mensen. “Mensen hebben niet allemaal dezelfde afmetingen.” Een ander persoon stelt dat dit idee überhaupt niet haalbaar is omdat vliegtuigen een bepaald aantal uitgangen moet hebben voor het geval passagiers geëvacueerd moeten worden. Weer een ander ziet niet zoveel problemen. “We staan ook wel eens een uur of langer in een volle trein. Dan is dit voor een korte vlucht toch ook niet zo erg?”

Patenten

Overigens zijn er de laatste jaren verschillende voorstellen gedaan en patenten aangevraagd door vliegtuigmaatschappijen voor ontwerpen van vliegtuigstoelen die meer passagiers in een vliegtuig moeten kunnen plaatsen. Zo bedacht Airbus stoelen die boven elkaar gestapeld zijn, kwam Boeing met een stoel waarin je naar voren tegen een kussen kunt leunen en slapen en opperde Zodiac Seats Frans het idee om stoelen om en om naar elkaar te richten (oogcontact vermijden wordt daardoor moeilijker). Airbus is ook degene die een compleet nieuw vliegtuigontwerp aandroeg waarbij passagiers in een kring komen te zitten. 

 

Door: Kelly BakkerBron: AD.nl/Facebook
Foto: European Patent Office

Nederlandse industrie groeit nu al 5 jaar, is het einde nabij? Oud brood eindigt steeds vaker in bierglas Suikerarm, glutenvrij? SmartWithFood adviseert op maat Melk gaat straks direct van erf naar winkel Groothandelsmarkt Rotterdam verandert in food hotspot Smart factories kunnen ruim 160 miljard dollar waarde toevoegen aan automotive industrie WCM Zuid gaat aan de slag met acht topics in asset management Hoe schadelijk is de uitstoot van 3D-printers? Haptische ondersteuning helpt bij werken met twee robots De klant traceert met blockchain voeding door de keten heen Europese chocomerken en supers zetten zich in voor duurzame chocolade De eerste staande vliegtuigstoelen: wat zijn de reacties?

Meer van Erik van Assen

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven