maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

Recordgroei houdt aan maar het MKB profiteert hier nauwelijks van

De NEVI PMI® laat zien dat de recordgroei van de Nederlandse industrie in december nauwelijks veranderde. De PMI daalde weliswaar licht van 62.4 in november, maar het cijfer van december blijft nog steeds ruim boven het vorige record van februari 2011.

De toelichting van Prof. dr. Arjan van Weele (NEVI-hoogleraar Inkoop en suply management aan de TU/e) was niet mis te verstaan. Het groeitempo van de Nederlandse industrie is onverminderd hoog. De enige deel-index die wel een recordwaarde vertoonde was die van de werkgelegenheid. Deze index scoorde een niet eerder vertoonde waarde van 61.1. Dat duidt erop dat bedrijven in hoog tempo medewerkers aan het werven zijn om aan de aanhoudende vraag naar hun producten te kunnen voldoen. Zowel uit het binnenland als het buitenland namen de orderportefeuilles verder toe. De productiebedrijven kunnen de vraag niet bijbenen gezien de verder oplopende levertijden. De sterke inkoopprijsinflatie leidt tot een grote hamsterwoede: halffabricaten en grondstoffen worden in grote volumes aangekocht om toekomstige producties veilig te stellen en toekomstige prijsverhogingen te ondervangen. Natuurlijk leidt dit tot steeds sneller oplopende prijzen, omdat leveranciers niet in gelijke mate aan de vraag kunnen voldoen.

En het buitenland laat zich ook niet onbetuigd: de PMI kwam in Duitsland in december uit op 63.3 (november 62.5) en die van Frankrijk op 59.3 (november 57.7). Ook vanuit deze landen is de vraag naar grondstoffen, halffabricaten en technische componenten hoog. Toeleveranciers en gekwalificeerde medewerkers lijken op dit moment de belangrijkste bottleneck te zijn voor verdere groei in onze regio. Die bedrijven die de laatste jaren geïnvesteerd hebben in goede relaties met gekwalificeerde leveranciers plukken daar nu de vruchten van. 2017 was een fantastisch jaar voor onze industrie en voor alle sectoren die op de kracht van de industrie konden meeliften. Gezien de overvolle orderportefeuilles begint 2018 goed.”

MKB-bedrijven groeien nauwelijks
Alle lichten staan op groen maar toch lijkt het MKB niet van de groei te kunnen profiteren. MKB-bedrijven groeien niet als zij de financiële stromen onvoldoende weten te benutten. Dat kan onwetendheid zijn of onbekendheid met de mogelijkheden. Want groei kan wel degelijk gerealiseerd worden zonder directe tussenkomst van extern kapitaal. Maar dan is het wel zaak dat MKB’ers weten hoe zij waarde halen uit de keten, uit hun eigen bedrijf. Daarvoor is het belangrijk de economie beter te lezen, te voorspellen wat er gaat gebeuren in de toekomst.

Hoe het komt dat veel MKB-bedrijven niet of nauwelijks groeien, staat breed uitgemeten in het rapport van Het Comité voor Ondernemerschap en Financiering. De organisatie onderzocht voor het tweede jaar op rij de economische positie van het MKB. Hun bevindingen zijn in november gepubliceerd in de uitgave Staat van het MKB.

Onwetendheid
Op een kleine groep koplopers na staat het MKB stil. Het rapport probeert hier verschillende verklaringen voor te geven en financiering blijkt een cruciale factor te spelen. In veel gevallen schijnen MKB’ers niet de toegang te vinden naar het kapitaal. Onbekendheid met alternatieve financieringsvormen is zo’n oorzaak. En, dat is evident, eigen geld is vaak te gering om grotere stappen te kunnen zetten.

Klassieke benadering
Wanneer een MKB’er groei wil realiseren zal hij in veel gevallen vooral proberen de omzet te verhogen door meer aandacht te geven aan de verkoopzijde. Wat de mogelijkheden zijn aan de inkoopzijde, blijft vaak onderbelicht. In veel gevallen is de benadering nog klassiek en is ‘zo scherp mogelijk’ inkopen de belangrijkste, zo niet enige focus. Daar laat de MKB’er kansen liggen.

Lange termijn
We zien in de grotere bedrijven dat de voorspellende kracht van onze inkoopmanagersindex (NEVI PMI) op steeds meer aspecten vaker en zwaarder meeweegt bij economische beslissingen. Dat heeft ook te maken met het feit dat inkopers in grote bedrijven vaak specifiek zijn opgeleid om waarde toe te voegen aan de complete bedrijfsketen. Zij weten de interpretatieslag van de (deel)indexen naar de praktijk goed te maken. Daarmee realiseren zij waarde die soms direct wordt omgezet in euro’s op de bank (bijvoorbeeld inkoopprijzen materialen), maar altijd de groei bevordert op de lange termijn.

Hoger plan
Ook de ondernemers en inkopers in het MKB zouden veel baat hebben door de maandelijkse PMI (Purchasing Managers Index) te leren kennen, interpreteren en hierop breder te gaan anticiperen. De gevolgen hiervan kunnen hun zakelijke belangen op allerlei mogelijke manieren naar een hoger plan tillen. Zo kunnen bijvoorbeeld de gesprekken met leveranciers heel anders worden aangevlogen wanneer je als MKB’er tijdig leveringsproblemen ziet aankomen.

Aantrekkelijke condities
Eén van onze leden, een productiebedrijf met wereldwijde afzet, maakte een ontwikkeling door waarbij ze capex waar mogelijk omzetten in opex. Zij transformeerden onder andere de engineersafdeling naar projectmanagementorganisatie. Het engineeringswerk sourcen ze nu zelf in de markt. Daarmee hebben ze zich logischerwijs afhankelijker gemaakt van leveranciers. Voor hen is het daarmee nog belangrijker geworden dat zij goed weten wat er in de markt gebeurt, zodat zij daar vroegtijdig op kunnen inspelen. Als zij de vraag naar bepaalde technische diensten zien toenemen en de beschikbaarheid afneemt, moeten zij naar andere partners zoeken om toch een goede dekking te houden. Ze starten inkooptrajecten eerder op waarmee ze zichzelf tijd geven om een goed contract te kunnen maken. Onder aantrekkelijke condities, mede dankzij de informatie uit het maandelijkse NEVI PMI rapport.

Wij zien dankzij dergelijke mooie voorbeelden dat het MKB veel meer waarde kan halen uit de keten. En daarmee zonder directe tussenkomst van extern vermogen, wel degelijk groei kan realiseren. Doordacht inkopen is dus écht waarde kopen.

Met dank aan hoogleraar Arjan van Weele.

Industrierobots worden flexibeler dankzij zorgrobots en voetbalrobots

Industrierobots kunnen nog wat leren van de flexibiliteit en het reactievermogen van voetbal- en zorgrobots. Dat stelt de TU Eindhoven, dat samen met industriebedrijven gaat onderzoeken hoe hun robots kunnen helpen om industrierobots meer inzicht te geven.

Omgaan met onverwachte – lees: niet voorgeprogrammeerde – gebeurtenissen is volgens de TU Eindhoven een vanzelfsprekendheid voor haar voetbal- en zorgrobots; je weet immers nooit wat je tegenstander of je cliënt gaat doen. Ook industrierobots hebben baat bij grotere zelfstandigheid en zelfredzaamheid. De universiteit start daarom met industriepartners een grensverleggend onderzoeksproject om mobiele industrierobots een open wereldbeeld te geven, waarin zo weinig mogelijk vooraf is vastgelegd. Belangrijk daarin is dat de robots leren begrijpen wat ze zien, zodat ze beter om kunnen gaan met verrassingen.

Veel toepassingen

Het High Tech Systems Center van de TU/e gaat samen met de bedrijven Lely Industries, Vanderlande Industries, ExRobotics (ImProvia), Diversey en Rademaker ondersteund met een bijdrage vanuit Topsector HTSM (TKI-toeslag) 1,5 miljoen euro investeren in het project. Het gaat deze maand van start gaat en in totaal vier jaar duren. De TU/e stelt er vier nieuwe promovendi voor aan, die ondersteund zullen worden door tientallen studenten. Het project heeft de naam FAST gekregen, wat staat voor new Frontiers in Autonomous Systems Technology. De industriële partners die zich bij het project hebben aangesloten zijn actief in allerlei verschillende toepassingen: landbouw, interne logistiek, inspectierobots, bakkerijsystemen en professionele schoonmaak. Daarnaast staan de initiatiefnemers ervoor open om nog meer partners aan zich te binden. 

Het project moet mobiele robots opleveren die flexibeler om kunnen gaan met een omgeving waarin situaties veranderen. Dat heeft allerlei voordelen. De omgeving hoeft bijvoorbeeld niet afgebakend te zijn. Er zijn geen specifieke banen of herkenningspunten nodig. Ook wordt de ontwikkeltijd van robots korter.

Te rade gaan

Om de ‘vooruitgang’ van robots te realiseren, gaan de partijen samen een ‘semantisch wereldmodel’ maken voor robots. Semantisch betekent dat een robot informatie kan koppelen aan zijn waarnemingen, situaties en objecten kan herkennen, waardoor beter reageren mogelijk is. Als voorbeeld: onderscheid kunnen maken tussen een pallet met goederen, een groep mensen of een heftruck, levert een groot scala aan mogelijkheden op voor de robot om op te reageren. Ook moeten ze actief zelf op zoek gaan naar informatie om een situatie beter te kunnen beoordelen, en uiteindelijk zijn taak beter uit te oefenen. Bijvoorbeeld door met meerdere sensoren de situatie actief in beeld te brengen, door informatie te halen van het Internet of Things, of door bij een mens te rade te gaan. 

Met deze nieuwe informatie vult de robot zijn wereldbeeld aan. De robots worden dus lerend, zodat ze dezelfde situatie een volgende keer gemakkelijker doorkomen, of weten te vermijden. Ook zullen ze steeds meer tussen en met mensen opereren. Binnen het semantische wereldmodel is de interactie met mensen dan ook een belangrijk onderdeel.

Gedeelde vraagstukken

Het project is ontstaan vanuit een rondvraag door het TU/e High Tech Systems Center richting Nederlandse hightech industrie om gedeelde vraagstukken te vinden op gebied van robotica waar de expertise van de TU/e bij kan helpen. Daarbij kwam vooral de wens naar voren om mobiele robotische systemen autonomer te maken, wat een gebied is waarin de universiteit voorop loopt. De teams rond de voetbalrobots en de zorgrobots behalen allebei al tien jaar lang elk jaar prijzen op de RoboCup, hét toernooi voor autonome robotica. 

Concurrentiepositie

De samenwerking tussen de universiteit en de industriele partners, en tussen de partners onderling, maakt het mogelijk ervaringen snel uit te wisselen, en vroegtijdig in het ontwikkelproces relevante gebruiksscenario’s aan te dragen. Het is de verwachting dat dit zeer zeker zal bijdragen aan een verkorting van de ontwikkeltijd, en daarmee een versterking van Nederland als een topspeler op het gebied van de mobiele robotica. Het project biedt ook een platform voor studenten om relevante industrie-ervaring op te doen, wat gezien het groeiende tekort aan technisch toptalent ook een bijdrage zal leveren aan de concurrentiepositie van Nederland.

Aan de TU/e werken de faculteiten Electrical Engineering, Werktuigbouwkunde en Industrial Engineering & Innovation Sciences aan het project mee. 

 

Bron: TU Eindhoven

Foto: Bart van Overbeeke

'Online vindbaarheid Nederlandse maakbedrijven kan beter'

Ook bedrijven in de maakindustrie kunnen er inmiddels niet meer onderuit: de kracht van het internet. Er liggen veel kansen op dit gebied, maar daar wordt nog niet ten volle gebruik van gemaakt.

Bedrijven en consumenten oriënteren en kopen steeds vaker online, dat is niets nieuws. Ook voor bedrijven in de maakindustrie wordt online aanwezigheid met de dag belangrijker.
Uit onderzoek van marketingbureau Fingerspitz Online Marketing bleek dat de marketinguitgaven binnen de bouw & industrie in 2014 met 86,8% zijn gestegen. Slecht een klein deel daarvan ging naar online marketing. Het bureau stelt dat dit in elk geval veel te weinig is als je het weg zet tegen het feit dat 70% van het online beslissingstraject in de B2B op het internet plaatsvindt. 

Het bureau bekeek en beoordeelde de 100 Nederlandse bedrijven actief in de maakindustrie op verschillende factoren binnen vijf deelgebieden: gebruiksvriendelijkheid, veiligheid & privacy, performance, zoekmachine optimalisatie en social media. Voor deze deelgebieden was geen data nodig van binnenuit het bedrijf, ze waren op afstand te beoordelen, vanuit het perspectief van de klant. De analyse is een momentopname uit augustus 2017, waar ieder bedrijf op dezelfde onderwerpen beoordeeld is, met als resultaat een waardering van maximaal 5 sterren. Ondanks dat het om een momentopname gaat, biedt de analyse volgens de samenstellers voldoende inzicht om te lezen in hoeverre Nederlandse bedrijven in de maakindustrie vindbaar zijn op het internet. De onderzochte bedrijven zijn gekozen op basis van de lijsten “De Maakindustrie Nederland” van 2014, 2015 en 2016 van het vakblad Management Team. 

Lage score

Het onderzoek leverde het volgende resultaat op:  bedrijven in de maakindustrie scoren gemiddeld 2,96 sterren. ‘Dit geeft aan dat er nog veel kansen liggen voor bedrijven in de maakindustrie, ten behoeve van de online vindbaarheid. Maar er zijn ook zorgen’, zo luidt het rapport. Met name de prestaties op het gebied van privacy en veiligheid zijn volgens het marketingbedrijf opvallend. Veel bedrijven maken al wel gebruik van applicaties voor het opslaan van bezoe- kersgegevens, terwijl dit niet of niet accuraat wordt aangegeven met een cookie- melding. Ook maken zij nog te vaak gebruik van een onbeveiligde verbinding. Ook op het gebied van prestaties op het web, met name met betrekking tot de laadtijd van de pagina’s, valt er nog veel te verbeteren. 

De scores op de verschillende deelgebieden

Gebruiksvriendelijkheid:

‘De website is het visitekaartje van ieder bedrijf’, zo steekt Fingerspitz van wal bij dit onderdeel. ‘Ook voor industriële bedrijven dient een website gebruiksvriendelijk te zijn en de juiste informatie te verschaffen op het juiste moment.’
Bij dit onderdeel analyseerde het bedrijf de website op meertaligheid en mobielvriendelijkheid. Begrijpt een potentiële buitenlandse klant wat er op de website staat? Vaak is een deel van de website vertaald, waardoor het conversiepercentage laag uitvalt. Iedereen moet kunnen vinden wat hij of zij zoekt. En hoe zit het verder met de mobielvriendelijkheid van de website? Hoe kijkt Google tegen de mobiele website aan, en welke score wordt hiervoor gegeven?

Uitslagen: 12% van de websites beschikt niet over de juiste vertaling, terwijl zij wel internati- onaal opereren. Van de vertaalde websites heeft 25% geen volledige vertaling. Deze niet volledige vertaling is vaak terug te zien in het contactformulier, terwijl dit juist een ontzettend belangrijk onderdeel van de website is, gekeken naar de optimalisatie op conversies middels contactaanvragen.
De mobielvriendelijkheid van de onderzochte bedrijven scoort gemiddeld een 55 uit 100, op basis van de Google Mobielvriendelijkheidstest. Vergeleken met Duitsland (78 uit 100) lopen de Nederlandse bedrijven uit de maakindustrie hier nog ver op achter. 25% van de top 100 bedrijven heeft nog steeds geen mobiele website, en dat terwijl meer dan de helft van alle zoekopdrachten op mobiele apparaten wordt uitgevoerd. Eén website maakt nog gebruik van het inmiddels zeer achterhaalde Flash. 

Veiligheid & Privacy: 1,7 sterren

‘De laatste jaren zijn zowel privacy als security hot topic, als het om online data gaat. Je ziet liever niet dat al je data zomaar op straat ligt. Of nog erger: die van je klant.’
Sinds 2017 is de meldplicht voor datalekken van kracht. Het lekken van data is strafbaar en alleen al de hoogte van de boetes is een goede reden om de beveiliging van de website en verbindingen goed op orde te hebben. Uiteraard heeft privacygevoelige data van webgebruikers hierbij de hoogste prioriteit. Bedrijven mogen niet, zonder de bezoekers te informeren, data opslaan. Doordat veel industriële bedrijven de bouw van websites en online marketing laten uitbesteden aan bureaus, weet men vaak zelf niet exact wat er op de website gebeurt en wat voor toepassingen van het opslaan van data er actief zijn.

‘In dit onderzoek is er op hoofdlijnen gekeken naar het gebruik van cookies en de inrichting van SSL. Ook zoekmachines als Google straffen het gebruiken van onbeveiligde verbindingen af met een lagere positie in de zoekresultaten.’
Uit onderzoek is gebleken dat 82% van de onderzochte bedrijven géén cookie- melding toont, terwijl slechts 2% geen gebruik maakt van cookies. Daarbij maakt ruim de helft (56%) géén gebruik van een beveiligde verbinding met een SSL-certificaat. 

Performance: 3,3 sterren

‘Een goede gebruikerservaring staat of valt met de performance van de website. Als een pagina er te lang over doet om te laden, haakt de bezoeker af om vervolgens zijn informatie ergens anders te vinden.’
Performance meet je op verschillende manieren. Hierbij is het belangrijk onder- scheid te maken tussen het eerste bezoek en een terugkerend- of vervolg- bezoek. Bij een eerste bezoek zijn er nog geen gegevens opgeslagen in de cache. Bij een vervolgbezoek zit bepaalde dataopslag al in de cache van de gebruiker.

Ook zit er een verschil in laadtijd tussen de reactiesnelheid van de server (time-to-first-byte) en de snelheid van het totaal laden van alle elementen van de pagina. Snelheidsprestaties zijn een belangrijke indicator voor zoekmachines. Bovendien lever je met iedere extra seconde die een website nodig heeft om te laden, 7% aan conversies in (Google, 2017).
Uit onderzoek blijkt dat maar liefst 46% van de mobiele online bezoekers geeft aan waarschijnlijk niet terug te keren naar een website waarmee ze in het verle- den een trage laadtijd hebben ervaren.

‘In dit onderzoek is er gekeken naar de laadtijd van de homepagina, de time-to-first-byte, en is de Google PageSpeed-test op mobiel en desktop toege- past. Hieruit bleek dat de onderzochte bedrijven met een mobiele laadtijd van 6,8 seconden beter presteren dan de Duitse industriële bedrijven (8,2 seconden). Daarentegen ligt de time-to-first-byte 0,5 seconden lager: 2,7 seconden ten opzichte van 2,2 seconden in Duitsland.
De snelste website deed er er exact één seconde over om te laden bij een tweede bezoeker; de langzaamste deed er 39,5 seconden over.’

Zoekmachine optimalisatie: 2,5 sterren’

Search Engine Optimization (SEO), ofwel zoekmachine optimalisatie, is zeker niet alleen voor business-2-consumer-georiënteerde websites relevant. Ook bedrijven in de maakindustrie moeten bovenaan staan in de organische zoekresultaten; zeker wanneer het op een bepaald specialisme aankomt. Wanneer de potentiële klant online zoekt op een bepaalde techniek of product, verschijnt er een scala aan resultaten. Bedrijven in de maakindustrie staan bekend om hun deskundigheid, maar missen de boot als ze met niet óók met die deskundigheid online vindbaar en aanwezig zijn. Onderschat de kracht van Google niet!’ Een duidelijke boodschap van Fingerspitz.

De organische zoekresultaten worden volgens de uitvoerders bepaald door enorm veel factoren, welke grofweg onder te verdelen zijn in drie categorieën: techniek, content en externe linkstructuur. In dit onderzoek is er gekeken naar title tags, gebruik van H1’s, metatags en descriptions, autoriteitsscores, 404-pagina’s en afbeeldingen.
Opvallend bij de uitkomsten van de analyse is dat 72% onjuist gebruik maakt van title tags op de website. Een goede titel (title tag) is niet alleen belangrijk voor zoekmachine optimalisatie, maar ook voor het doorklikratio (CTR) vanuit zoek- machines zoals Google en Bing. De title tag is namelijk het onderdeel van een website dat men als eerste ziet, wanneer deze in de zoekresultaten verschijnt. Wanneer een uitnodigende titel wordt getoond in de zoekmachine, zullen mensen daar vaker op klikken en de website met producten en/of diensten bekij- ken.

Slechts 57 van de 100 websites hebben één H1-tag per pagina. Aangeraden wordt om slechts één H1-tag per pagina te gebruiken. Dit is namelijk de belang- rijkste indicator voor zoekmachines om de inhoud van de pagina te beoordelen. Hierop wordt dus bepaald of de pagina relevant is voor de zoekopdracht van de gebruiker.

Social media: 3,1 sterren

Ook buiten de website en zoekmachines zijn bedrijven vindbaar en aanwezig op het web, zo wordt in het onderzoek gesteld. ‘Social media is een ontzettend belanrijk onderdeel van ons dagelijks internetgebruik geworden. Aanwezigheid op social media is voor iedere branche van belang, om interactie met de doelgroep in stand te houden, en volgers en fans te kunnen bereiken. Tevens is aanwezigheid op social media een belangrijke factor geworden voor zoekmachines. Wie sterk aanwezig is op social media, is beter vindbaar. ‘Niet alleen het aantal volgers zijn daarbij van belang. Ook de mate van interactie en invloed zijn belangrijke zaken om sociale aanwezigheid te meten.’

De conclusie: slechts 7% van de bedrijven scoren afgerond 5 sterren op het gebied van social media. De meest voorkomende score is afgerond 2 sterren (21%). Met name op het gebied van interactie en invloed valt er nog veel te winnen voor bedrijven in de maakindustrie. En dat terwijl social media erg simpele manieren zijn om de doelgroep te bereiken. 

 

Door: Kelly Bakker

Bron: Fingerspitz.nl

Verkoop van gebruikte bedrijfsauto’s en personenauto’s gestegen

De verkoop van gebruikte bedrijfsauto's tot 3.500 kilogram door autobedrijven is in 2017 met 4,2% gestegen. In totaal verkochten autobedrijven 97.425 gebruikte lichte bedrijfswagens in 2017. Ook de verkoop van gebruikte personenauto’s is toegenomen. In totaal werden 1.812.110 gebruikte personenwagens verhandeld, wat 0,1% meer is dan in 2016.

Dit blijkt uit cijfers van zakelijk dienstverlener voor de autobranche VWE Automotive. In totaal zijn vorig jaar 174.449 gebruikte bedrijfsauto’s verkocht. 97.425 hiervan werden geleverd door autobedrijven, terwijl 77.024 stuks door eindgebruikers werden verkocht aan andere eindgebruikers. Verkopen tussen eindgebruikers onderling zijn met 0,8% beduidend minder hard gegroeid dan verkopen van occasions door autobedrijven.

Volkswagen is meest verkochte gebruikte bedrijfswagen

Volkswagen is net als in 2016 het meest verkochte merk occasions in het segment lichte bedrijfswagen. In 2017 werden in totaal 23.218 occasions van het merk verkocht, wat 7,8% meer is dan in 2016. Ford zag zijn aandeel met 10% het hardst stijgen, gevolgd door Toyota (+9,5%) en Mercedes-Benz (+8,1%). De verkoop van gebruikte bedrijfsauto’s van de merken Hyundai (-15,8%), Land Rover (-10,3%) en Nissan (-8,2%) is het hardst gedaald.  


Bron: VWE Automotive

Als we kijken naar de meest verkochte automodellen gaat Volkswagen eveneens aan de leiding. In 2017 werden in totaal 10.837 gebruikte Volkswagen Caddy’s verkocht, waarmee dit de meest verkochte tweedehands bedrijfsauto van 2017 is. De verkoop van het model is met 10,9% gestegen ten opzichte van 2016. De Volkswagen Transporter volgt met 9.254 verkochte exemplaren, wat 6,3% meer is dan in 2016. De Peugeot Partner staat op de derde plaats met 6.200 verkochte gebruikte exemplaren, wat neerkomt op een stijging van 6,3% ten opzichte van 2016. 

De verkoop van zowel de Ford Transit Custom (+46,6%), Ford Transit Connect (+14,5%) als Fiat Doblò (+10,4%) is fors gestegen. De verkoop van de Mercedes-Benz Citan is echter met 72,3% het hardst gegroeid. Opvallend is dat de verkoop van gebruikte exemplaren van diens zustermodel Renault Kangoo Express juist met 6,5% is gedaald. Dergelijke verschillen in de verkoop van zustermodellen zijn ook te zien bij de Peugeot Partner (+4,3%) en Citroën Berlingo (-2,3%), evenals de Fiat Ducato (-9,3%), de Citroën Jumper (-7,7%) en de Peugeot Boxer (+0,4%). In de top 30 komt in 2017 geen enkele Aziatische fabrikant voor. 


Bron: VWE Automotive

Import fors gestegen

De import van gebruikte bedrijfswagens is in 2017 fors gestegen. In totaal werden 16.192 gebruikte bedrijfsauto’s geïmporteerd, wat 18,6% meer is dan in 2016. De stijging is te danken aan een groeiende binnenlandse vraag naar gebruikte bedrijfswagen. 47,5% van alle geïmporteerde occasions komt uit Duitsland, gevolgd door België (22%) en Frankrijk (13,9%). Denemarken (3,2%) en Polen (2,2%) maken de top 5 compleet. 

Mercedes-Benz blijft veruit het meest geïmporteerde merk gebruikte bedrijfsauto in Nederland. De import van Ford’s (+44%) en Renault’s (+40%) zijn het hardst gestegen, maar ook bij andere merken is de import fors toegenomen. Fiat en Citroën zijn hierop uitzonderingen. Van deze merken werden respectievelijk 3% en 2% minder gebruikte bedrijfswagens geïmporteerd. 

Meest geïmporteerde modellen

Als we kijken naar modellen valt op dat zowel Mercedes-Benz als Volkswagen twee keer in de top 5 voorkomt. De top 5 meest geïmporteerde bedrijfswagens ziet er als volgt uit: 

  1. Mercedes-Benz Sprinter (3.053 geïmporteerde exemplaren, +9,3%)
  2. Iveco Daily (1.075 geïmporteerde modellen, +21,6%)
  3. Volkswagen Transporter (945 geïmporteerde occasions, +12,2%)
  4. Volkswagen Caddy (914 geïmporteerde voertuigen, +14,3%)
  5. Mercedes-Benz Vito (877 geïmporteerde bedrijfswagens, +14,9%)

De export van gebruikte bedrijfsauto’s is eveneens gestegen. In totaal werden 40.225 bedrijfsauto’s geëxporteerd, wat 2,7% meer is dan in 2016. Polen is opnieuw de grootste afzetmarkt; 20,1% van alle gebruikte bedrijfswagen werden naar dit Oost-Europese land geëxporteerd. Roemenië staat met 12,2% op de tweede positie, gevolgd door België met 8,2%. Oekraïne was goed voor 7,6% van de geëxporteerde bedrijfswagens, terwijl 6,2% naar Georgië werd geëxporteerd. 

Tweedehands personenauto’s

VWE Automotive heeft ook het aantal verkochte gebruikte personenauto’s in 2017 in kaart gebracht. In totaal werden 1.812.110 occasions verkocht in Nederland, wat 0,1% meer is dan in 2016. Veruit de meeste occasions zijn verkocht door autobedrijven; 1.129.375 tweedehands personenauto’s zijn afgelopen jaar door autobedrijven verkocht. Dit is 0,1% meer dan in 2016. Het aantal particuliere verkopen van tweedehands personenauto’s is met 0,2% gestegen tot 682.735 stuks. 

Volkswagen is het merk waarvan de meeste gebruikte personenauto’s werden verkocht, al is het aantal verkochte tweedehandse Volkswagens wel 0,8% lager dan in 2016. In totaal werden 123.156 exemplaren verkocht. Peugeot staat op de tweede positie met 102.074 verkochte gebruikte exemplaren, wat 3,9% minder is dan in 2016. Opel sluit de top 3 af met 99.490 verkochte occasions, wat 1,6% minder is dan een jaar eerder. 

De verkoop van Mini (+18,0%), Jaguar (+11,5%) en BMW (+8,2%) zijn het hardst gestegen. Ook het aantal verkochte gebruikte personenauto’s van Mercedes (+8,0%) en Kia (+7,9%) is flink toegenomen. Vooral naar gebruikte voertuigen van Zuid-Europese merken als Fiat, Seat, Alfa Romeo en Lancia was minder vraag. De meest verkochte modellen zijn de Volkswagen Golf en Volkswagen Polo, met respectievelijk 39.068 (-2,4%) en 36.103 (-3,1%) exemplaren. De Opel Corsa sluit de top 3 af met 31.871 verkochte gebruikte auto’s, wat 1,2% minder is dan in 2016. 


Bron: VWE Automotive

Export

Net als bij bedrijfsauto’s is de export van gebruikte personenauto’s in 2017 gestegen. Het aantal geëxporteerde modellen is met 0,8% gegroeid tot 236.584 stuks. Zowel de export van jonge als oudere auto’s is toegenomen. Polen blijft met 22,2% de belangrijkste exportbestemming, ondanks dat het aandeel occasions dat naar dit land is geëxporteerd is gedaald ten opzichte van 2016. Roemenië staat op de tweede plaats; 11,4% van alle gebruikte personenauto’s werd naar dit Oost-Europese land geëxporteerd. België (9,4%), Duitsland (6,4%) en Litouwen (5,3%) sluiten de top 5 af. 

Opvallend is dat de export van de VAG-merken sterk is gedaald. Zo is het aantal geëxporteerde Volkwagens met 8,2% teruggelopen, terwijl de cijfers bij Audi zelfs 11,5% lager zijn. De grootste groeier is Renault, terwijl ook meer Mitsubishi’s, Hyundai’s, Fiat’s en Mazda’s werden geëxporteerd. 

Import

De import van gebruikte personenauto’s is met 17,5% gestegen. In totaal werden 197.726 gebruikte personenauto’s geïmporteerd in 2017, wat een recordaantal is. Net als in 2016 was 80% van alle geïmporteerde occasions afkomstig uit Duitsland (61,3%) en België (18,7%). Frankrijk was goed voor 4,1% van de geïmporteerde personenauto’s, terwijl Spanje (3,5%) en Italië (2,2%) op respectievelijk de vierde en vijfde positie staan. 

De Volkswagen Golf werd in 2017 het vaakst geïmporteerd. In totaal kwamen 10.189 gebruikte exemplaren van dit model ons land binnen, wat 15,6% minder is dan een jaar eerder. De Volkswagen Polo staat met 9.150 stuks op de tweede positie en laat een stijging van 22,2% zien ten opzichte van 2016. Het aantal geïmporteerde Opel Corsa’s is met 4,8% gestegen tot 4.047 exemplaren, terwijl het aantal geïmporteerde BMW 3-series met 14,5% is gegroeid tot 3.925. De Toyota Yaris staat op de vijfde positie. In totaal werden 3.637 exemplaren van dit model geïmporteerd in 2017, wat 3,9% minder is dan in 2016.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron: VWE Automotive
Bron foto: Pixabay / reverent

Robot biedt onderhoudsmedewerkers een tweede paar handen

Een nieuwe collaboratieve robot (cobot) moet onderhoudsmedewerkers in de toekomst gaan ondersteunen bij het uitvoeren van werkzaamheden aan automatiseringssystemen. De robot wordt ontwikkeld door het SecondHands project, waarbij verschillende Europese universiteiten betrokken zijn. Het project heeft onlangs zijn eerste prototype van de cobot gepresenteerd: de ARMAR-6. Dit prototype wordt die de komende tijd getest bij de Britse online supermarkt Ocado.

Onderhoudswerkzaamheden en reparaties aan automatiseringssystemen worden traditioneeel uitgevoerd door menselijke werknemers. De cobot waar binnen het SecondHands project aan wordt gewerkt is bedoeld om deze medewerkers te ondersteunen bij het uitvoeren van hun werk. De robot functioneert hierbij letterlijk als een extra paar handen, iets wat ook wordt weergegeven in de naam van het project: SecondHands. 

Werk efficiënter en aangenamer maken

De cobot is bedoeld om onderhoudsmedewerkers in staat te stellen efficiënter hun werk te doen en hen te ondersteunen bij veeleisende activiteiten. Zo kan de cobot taken uitvoeren die meer nauwkeurigheid of kracht vereisen dan een menselijke werknemer kan leveren. Daarnaast moet de robot het werk van onderhoudsmedewerkers veraangenamen door taken uit handen te nemen. De robot kan leren van zijn menselijke collega’s door hen te observeren, waarbij gebruik wordt gemaakt van ondermeer vision technologie. 

De cobot is een humanoïde, een type robot waarvan de lichaamstructuur lijkt op die van een mens. Zo is de robot voorzien van een hoofd, armen, handen en een torso, wat de robot een menselijk uiterlijk geven. Benen ontbreken echter; de robot is geplaatst op een platform met wielen waarmee het zich kan voortbewegen in productiefaciliteiten en magazijnen.

Test bij Ocado

Het prototype van de SecondHands robot wordt ARMAR-6 genoemd en is onlangs gepresenteerd door het SecondHands proejct. Met dit prototype worden de komende tijd experimenten uitgevoerd in magazijnen van de Britse online supermarkt Ocado. Dat de robot bij Ocado wordt getest is geen toeval; het Robotics Project Team van Ocado is nauw betrokken bij het SecondHands project. 

Het project wordt verder uitgevoerd door:

  • het Learning Algorithms and Systems Laboratory van de Zwitserse Technische Universiteit van Lausanne; 
  • het Humanoid Robotics Systems – High Performance Humanoid Technologies Lab en het Interactive Systems Lab van het Duitse Karlsruhe Institute of Technology;
  • het Vision, Perception and Learning Robotics Lab van de Italiaanse Universiteit Sapienza Rome;
  • de Vision and Imaging Science Group van de Britse University College London.

Video

In de onderstaande video is het prototype in actie te zien en wordt daarnaast de rol van de verschillende betrokken partijen uitgelegd.

SecondHands is een project dat financiering ontvangt uit het Horizon 2020-programma van de Europese Commissie, dat als doel heeft onderzoek en innovatie te stimuleren. Het programma is van start gegaan op 1 januari 2014 en is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Horizon 2020 heeft voor de periode 2014-2020 een budget van ongeveer 80 miljard euro beschikbaar om projecten te financieren.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron: Ocado (foto)
Bron: SecondHands project
Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Studenten TU Delft presenteren acht innovatieve robots

Als onderdeel van hun minor Robotica hebben acht studententeams van TU Delft ieder een eigen robot ontwikkeld. Daaruit is onder meer een robot die kaas maakt, een boot die autonoom een raceparcours met obstakels kan afleggen en een mechanische bartender gekomen. Alle nieuwe robots zijn donderdag 18 januari 2018 te zien tijdens de demodag van de minor.

De demodag vormt elk jaar een vast onderdeel van de minor Robotica, een educatief programma waarin studententeams van verschillende studierichtingen vijf maanden lang werken aan een robot, met alle uitdagingen die daarbij komen kijken. Dit jaar werken acht verschillende teams aan een robot. Tijdens de demodag op 18 januari presenteren de teams de resultaten van hun inspanningen. 

Probleem oplossen
De studententeams maken de robots in opdracht van een klant, bijvoorbeeld een bedrijf of een ziekenhuis. In veel gevallen is het dan ook zo dat de robots een bepaald probleem oplossen. Zo is de ‘Kroboot’ voortgekomen uit een opdracht van het Hoogheemraadschap Delfland om het kroos in de wateren van Delfland op te ruimen. Kroos zorgt ervoor dat het leven onder het wateroppervlak geen zonlicht krijgt, waardoor planten en vissen sterven en het water gaat stinken. 

Dit zijn de robots die tijdens de demodag van 18 januari 2018 te bewonderen zijn:

Roboboot (Trident)
Klant: Damen Shipyards
Deze autonome boot, Trident gedoopt, moet in 2018 mee gaan doen aan de Roboboat Competition in Florida (VS). Het doel van het team is om een boot te creëren die zelfstandig kan varen en daarnaast zelf acties kan uitvoeren. De boot moet bijvoorbeeld in staat zijn om aan- en af te meren, obstakels te vermijden en zo snel mogelijk poorten te passeren. Het project draagt bij aan de toekomstige ontwikkeling van volledig functionele autonome schepen.

Balrobot (Fizzy)
Klanten: TU Delft / Revalidatiefonds & Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie
Fizzy is een robotbal die kinderen met kanker stimuleert om meer te bewegen. Beweegt het kind naar Fizzy toe, dan rolt hij weg. Pakt het kind Fizzy op, dan vibreert hij. Aait het kind de bal, dan knort of spint hij. En als Fizzy te weinig aandacht krijgt? Dan gaat hij schudden. Fizzy fungeert zo als vriendje en speelmaatje voor de zieke kinderen, en maakt de dagen die ze in het ziekenhuis moeten doorbrengen net een beetje leuker. 

Pijpgrijprobot (PaCbot)
Klant: Huisman Equipment B.V.
Huisman Equipment B.V., bouwt onder meer apparatuur om pijpen neer te leggen op de bodem van de oceaan. Om dat te doen ontwikkelde het bedrijf een klemmechanisme dat uit verschillende ‘pads’ bestaat. Deze pads laten de pijpen langzaam naar de bodem zakken. Maar omdat de dikte van de neer te leggen pijpen varieert, moeten de pads, die 40 kilo per stuk wegen, regelmatig worden verwisseld. Dat gebeurt nu handmatig in de haven, wat veel tijd en geld kost. De Pad-Changing robot (PaCbot) moet dit werk offshore en autonoom gaan doen.

Hostrobot (IONA)
Klant: Science Centre Delft
Als je binnenkort het Science Center in Delft betreedt, word je in de hal begroet door IONA. IONA is een hostrobot die bezoekers informeert over het gebouw, maar bijvoorbeeld ook over de weersverwachtingen en de files die bezoekers op de terugweg kunnen verwachten. IONA neemt daarnaast bestellingen van gasten aan, die vervolgens door bartenderrobot Barrie (zie hieronder) kunnen worden verwerkt. IONA zal een futuristische indruk maken, op zowel kinderen als volwassenen. 

Bartenderrobot (Barrie)
Klant: Science Centre Delft
De koffiehoek van het Science Centre Delft, dat voor het algemeen publiek als toegangspoort tot de projecten van de TU Delft dient, is niet bepaald innovatief. Barrie moet daar verandering in brengen. Deze robotische bartender biedt bezoekers een drankje of snack aan, maar vooral ook een leuke, interactieve ervaring bij het bestellen van deze versnaperingen. Barrie werkt met sensoren, een hologram, animaties en een volledig geautomatiseerd uitgifte-systeem. En hij communiceert ook nog eens met IONA, de host-robot van het Science Centre.    

Kaasmaakrobot (Moonlander)
Klant: Lely
Het werk van een kleine kaasboer kan voor een belangrijk deel worden geautomatiseerd. En dat is precies het doel van Moonlander. Deze robot zal geheel autonoom kazen gaan maken en transporteren. 

Kroosopruimrobot (Kroboot)
Klanten: TOPDelft / Hoogheemraadschap Delfland
Eendenkroos is in Delfland een groot probleem. Doordat het ervoor zorgt dat zonlicht het water niet kan binnendringen, verstoort het de flora en fauna, en dat leidt tot stankoverlast. Het verwijderen van eendenkroos is arbeidsintensief en dus duur, maar de kroboot biedt uitkomst. Het autonoom varende bootje voorkomt dat eendenkroos uitgroeit tot een grote groene massa door het kroos in een vroeg stadium op te zuigen en te vernietigen.

Rozenplukrobot (Roselia)
Klanten: Berg Roses Nederland B.V. en Porta Nova Rozenkwekerijen B.V.
Om rozen te kunnen plukken heb je nog net geen academische opleiding nodig. Het duurt maar liefst 250 dagen voordat een leek is opgeleid in de kunst van het rozenplukken, en de meeste plukkers verlaten de kas na drie of vier jaar weer. Waarom de training zo lang duurt? Omdat het lastig te zien is wanneer een roos rijp is voor de oogst. De rozenplukrobot heeft door middel van een neuraal netwerk geleerd om te herkennen welke rozen klaar zijn om geplukt te worden, en laat dit aan de plukkers zien.

Een minor is een samenhangend vakkenpakket waarmee studenten zich, naast hun hoofdstudierichting, kunnen verdiepen en verbreden. Het doel van de minor Robotica is om studenten te leren om, in opdracht van een klant en in een complexe, multidisciplinaire omgeving, aan een robot te werken. Studenten moeten solliciteren voor een plek in deze populaire minor. Voor de start van de minor kunnen ze aangeven welke opdrachten hun voorkeur hebben. Op basis daarvan worden ze in een team ingedeeld.

Geïnteresseerden zijn welkom om de robots te komen bewonderen.
Datum en tijd: donderdag 18 januari 2018, 15:00 – 17:00 uur. 
Locatie: Science Centre Delft, Mijnbouwstraat 120, 2628 RX Delft. 

 

Bron + foto: TU Delft

De toekomst van PLM: werken aan de ontwikkeling van de ‘dingen’ van het Internet of Things

Consumenten, analisten en productontwikkelaars zijn het erover eens: het Internet of Things (IoT) vertegenwoordigt niet alleen de producten die bepalend zullen zijn voor de wereld van morgen, maar is in veel opzichten al een realiteit. IoT-technologie zorgt reeds voor veranderingen in de manier waarop bedrijven producten ontwikkelen, daar informatie uit ophalen en toekomstige producten verbeteren. Maar hoewel IoT-producten bekend staan als slimme verbonden oplossingen, kunnen deze ‘dingen’ van het Internet of Things dit niet allemaal op eigen houtje doen. Product lifecycle management (PLM) is een technologie die een cruciale rol zal gaan spelen bij de ontwikkeling, het beheer, de implementatie en het gebruik van deze producten. Maar PLM-technologie heeft nog wel een weg te gaan voor het klaar is voor deze uitdaging.

Het potentieel van IoT realiseren
De combinatie van goedkope sensoren en de toenemende capaciteit van harde schijven zorgt ervoor dat productontwikkelaars letterlijk meer data kunnen verzamelen dan ze kunnen gebruiken. Het ontbreken van de juiste tools om deze data om te zetten in praktisch toepasbare informatie weerhoudt de productontwikkelaars ervan om deze waardevolle IoT-date op brede schaal in te zetten.
Wijs worden uit bergen operationele gegevens vraagt om het signaleren van afwijkingen van de verwachte waarden. Uitschieters moeten worden geanalyseerd zodat men kan nagaan waarom ze zich voordoen en passende maatregelen treffen. De complexe aard van het productontwikkelingsproces maakt het echter niet makkelijk om te bepalen hoe die verwachte waarden er precies uit zien. PLM is ontwikkeld om grip te bieden op deze complexiteit en beheert de variabiliteit tussen producten: het houdt toezicht op de verschillende configuraties van alle producten die op de markt worden geïntroduceerd. PLM creëert en beheert de unieke baselinewaarden die aangeven hoe elke productconfiguratie is ontwikkeld en operationeel gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan de verwachte bedrijfsomstandigheden, het gebruikersgedrag, de productprestaties en de onderhoudsplanning. Kennis van de verwachte waarden vormt de eerste stap naar het identificeren en analyseren van uitschieters en is daarmee van cruciaal belang voor IoT.
Elke definitieve configuratie die PLM beheert, bevat uiteenlopende gegevens over de productontwikkeling, zoals informatie over onderdelen, documentatie, softwareversies en CAD-visualisatie. Deze gegevens kunnen worden ingezet als input voor, en ter verbetering van de IoT-oplossingen zelf. Een verbinding tussen de complete digitale definitie van een product in het PLM-systeem en zijn fysieke tegenhanger of ‘tweeling’ in het veld, kan informatie aanleveren over de verwachte productprestaties, zoals de kwaliteit en betrouwbaarheid en gebruiks-KPI’s van elke productconfiguratie, ter ondersteuning van de analyse van IoT-data. Het PLM-systeem zou IoT-oplossingen daarnaast kunnen verrijken met waardevolle informatie van de verschillende teams, zoals visualisaties, onderhoudsplannen, voorspelde storingspercentages en softwareconfiguraties.
 

De belofte van PLM inlossen
Met de opkomst van populaire nieuwe technologieën zoals IoT neemt het belang van PLM alleen maar toe. Producten moeten namelijk geschikt worden gemaakt voor IoT door ze uit te rusten met een ingewikkeld systeem van elektrische, mechanische en softwarecomponenten. PLM helpt bedrijven met de ontwikkeling van IoT-producten door te voorzien in de systematische processen, het wijzigingsbeheer en de workflows die nodig zijn voor effectieve samenwerking tussen steeds meer diverse teams (zoals ECAD-ontwerpers, system engineers en programmeurs). De technologie stelt betrokkenen op de hoogte van de wijzigingen die door andere teams zijn aangebracht en van invloed zijn op hun werk. PLM biedt een volledig accuraat en up-to-date overzicht van het productontwerp en de productplanning, inclusief alle elektrische, mechanische en softwarecomponenten.

Helaas beheert PLM  in feite nauwelijks of geen productgegevens die betrekking hebben op de operationele fase. En dit is nu juist de langste en misschien wel meest relevante fase voor de ontwikkeling en het onderhoud van producten. Informatie over het gebruik van producten in de praktijk, zoals de bedrijfsomstandigheden, prestaties en kwaliteit, blijft grotendeels ontoegankelijk voor productontwikkelingteams en –processen. Hierdoor is er nauwelijks sprake van een systematisch gebruik van operationele gegevens ter verbetering van het product.

Als PLM de cirkel zou sluiten door de IoT-gegevens in te zetten die in real time wordt vastgelegd tijdens het gebruik van de producten, verbetert de hele productlevenscyclus. Productplanners en productontwerpers zouden op basis van een waardeanalyse de functies die gebruikers het vaakst gebruiken kunnen verbeteren. Een vollediger set aan data kan ook voordelen opleveren voor serviceteams, zoals de mogelijkheid om producten in het veld te monitoren op deze trends en problemen te identificeren en op te lossen voordat ze in storingen resulteren. Dit komt de gebruikservaring ten goede en optimaliseert de dienstverlening.

PLM herscheppen voor IoT
Om het meeste uit IoT te halen, moet een beroep worden gedaan op de sterke punten van PLM, zoals bijvoorbeeld het beheer van configureerbare productlogica, het bieden van een centrale bron van informatie over voorspelde KPI’s voor producten (de prestaties, kwaliteit, bedrijfsomstandigheden en het gebruik) die cruciaal zijn voor het analyseren van IoT-data en het beheer van productconfiguraties met ondersteuning voor visualisatie.

In de huidige vorm is PLM echter niet toereikend om in al deze zaken te voorzien. PLM moet worden uitgebreid met nieuwe mogelijkheden en geïntegreerd met nieuwe technologieën die het mogelijk maken om de ‘dingen’ van het Internet of Things effectiever te ontwikkelen, beheren en aan te bieden. Om IoT-producten te kunnen verbeteren moet de reikwijdte van bestaande PLM-technologieën worden uitgebreid naar gegevens en processen die verband houden met ECAD, systeemtechniek en softwareontwikkeling. Ook moet PLM meer functionaliteit, connectiviteit en schaalbaarheid bieden voor het verzamelen van sensordata en het analyseren van gegevens en interpretaties. Hiermee kunnen productontwikkelaars worden voorzien van relevante input voor het aanbrengen van verbeteringen tijdens de volledige productlevenscyclus. En daarmee ontstaat een aanpak die een gesloten lus omvat.

Diverse ondernemingen hebben de eerste stappen in de combinatie van PLM met IoT al gezet. Zo analyseert de Zweedse fabrikant Elekta de exacte levensduur en conditie van essentiële componenten in haar complexe medische apparatuur. Door de juiste keuze in componenten te maken, reserve-onderdelen dicht bij relevante machines te plaatsen en componenten te vervangen juist voordat ze in betrouwbaarheid achteruitgaan zorgt de fabrikant ervoor dat haar levensreddende machines optimaal beschikbaar blijven. Het Japanse Hirotec, toeleverancier van de autosector, gebruikt sensoren om de temperatuur van autolakken real-time in de gaten te houden. Zo kunnen deze maximaal gebruikt worden, zonder verlies van kwaliteit en kent het productieproces minder oponthoud.

Het belang van PLM voor IoT mag niet worden onderschat. Het staat vast dat IoT voor ingrijpende veranderingen zal zorgen van de manier waarop bedrijven producten ontwikkelen. Het succes hiervan staat of valt echter met een effectieve integratie van IoT-technologieën met PLM. Dit zal zowel nieuwe uitdagingen als groeimogelijkheden met zich meebrengen voor de mensen, processen en technologieën die bijdragen aan de producten die bepalend zullen zijn voor de wereld van morgen.

 

AI kan nauwkeurigheid van diagnoses van hartziektes verhogen tot meer dan 90%

Het Britse Ultromics wil het aantal patiënten waarbij hartziektes verkeerd of niet worden gediagnostiseerd terugdringen. Het bedrijf heeft hiervoor een systeem ontwikkeld dat met behulp van kunstmatige intelligentie (AI) echografiebeelden veel uitgebreider kan analyseren dan cardiologen, wat de nauwkeurigheid van diagnoses verbetert van 80% tot meer dan 90%.

Bij het diagnostiseren van hartziektes wordt gebruik gemaakt van echocardiografie, een technologie waarbij met behulp van geluidsgolven het hart in beeld wordt gebracht. De medische beelden die dit oplevert worden beoordeeld door cardiologen, die hierbij slechts een klein deel van de data die in een dergelijk beeld beschikbaar is kunnen meenemen in de diagnose die zij stellen. “Op dit moment wordt slechts 80% van de diagnoses correct gesteld, wat betekent dat één op de vijf personen verkeerd wordt gediagnostiseerd”, zegt Ross Upton, oprichter en CEO van Ultromics, in een interview met de BBC. 

Ontstaan uit afstudeerproject

Upton heeft het systeem in samenwerking met hoogleraar Cardiovasculaire Geneeskunde aan de Britse Universiteit van Oxford Paul Leeson ontwikkeld tijdens zijn afstudeerproject. Upton heeft hiervoor onderzoek uitgevoerd in samenwerking met de Britse National Health Services (NHS). Het project heeft als doel de nauwkeurigheid waarmee hartziektes worden gediagnostiseerd te verbeteren en heeft uiteindelijk geleid tot Ultromics. 

Voor de ontwikkeling van het systeem wordt gebruik gemaakt van een database met medische beelden van de Oxford University. Medische beelden uit deze database worden geanalyseerd, waarbij met behulp van kunstmatige intelligentie (AI) 80.000 verschillende punten op de beelden worden geanalyseerd. Deze metingen worden gecombineerd om patronen te creëren aan de hand waarvan verschillende vormen van hartziektes kunnen worden geïdentificeerd. Door te zoeken naar deze patronen kan het systeem op basis van medische beelden bepalen of een patiënt wel of juist niet een bepaalde hartziekte heeft. 

Diagnoses stellen aan de hand van patronen

“Wanneer een arts momenteel naar een scan kijkt, selecteert hij vijf of zes dingen op deze afbeelding om te bepalen of iemand een ziekte heeft. Ons systeem kijkt naar 80.000 dingen op een afbeelding en gebruikt AI om van deze metingen een patroon te creëren om ziektes te diagnostiseren”, legt Upton uit. Veel van de 80.000 metingen die het systeem analyseert kunnen volgens Upton door artsen niet met het blote oog worden waargenomen. Door de uitgebreidere analyse die het systeem uitvoert vergroot het systeem de nauwkeurigheid van diagnoses van coronaire hartaandoeningen volgens Ultromics van 80% naar meer dan 90%. 

Ultromics wil het systeem gratis beschikbaar stellen aan de NHS. Upton wijst erop dat veel bedrijven onderzoek doen in samenwerking met de NHS, maar vaak hun uiteindelijke product in de Verenigde Staten (VS) commercieel op de markt brengen. “Wij geven ons product gratis terug aan de NHS om te helpen toekomstige innovaties te stimuleren”, zegt Upton tegen de BBC. In andere markten wil Ultromics het product wel commercieel op de markt gaan brengen. 

Cardiologen ondersteunen

Upton benadrukt dat het product niet bedoeld is om cardiologen te vervangen, maar juist om hen te ondersteunen en te helpen nauwkeuriger te werken. Het systeem is al getest in klinische testen bij zes cardiologie-afdelingen, waarvan de resultaten momenteel worden gecontroleerd door experts. Indien de resultaten worden bevestigd wordt het systeem van Ultromics naar verwachting in de zomer van 2018 beschikbaar gesteld aan de NHS. 

Bron: Ultromics
Bron: BBC
Bron foto: Pixabay / valelopardo

Wolhandkrab en zilte groenten uit de Wieringermeer

Wolhandkrab en zilte groenten rechtstreeks van de boerderij uit de Wieringermeer. Het kan: bij een boerderij pal achter de IJsselmeer-dijk in de kop van Noord-Holland liggen visvijvers waarin de Chinese krabbensoort en ook karpers worden gekweekt. Op het water drijven bakken waarin sla groeit en er zijn testen met de teelt van gewassen in zilt water.

Het is een opzet in een duurzaam gesloten systeem dat zoet met zilt water verenigt.In dit project Achteroever Wieringermeer verkennen Rijkswaterstaat, visonderneming Meromar Seafoods, onderzoeksinstituten Deltares en Zilt Proefbedrijf en Sportvisserij Nederland de mogelijkheden op het gebied van waterbeheer, aquacultuur en tuinbouw.

Duurzaam van krab en vis tot sla
Het systeem op de boerderij aan de dijk is volledig duurzaam. De Chinese wolhandkrab komt als klein diertje uit het zoete IJsselmeerwater in de netten van vissers terecht en gaat voor de verdere groei in een van de vier zoet waterbassins van de boerderij. De krab kwam in de vorige eeuw in het ballastwater van schepen naar Europa toe en vormt nu als gekweekt schaaldier voor aquacultuurbedrijf Meromar Seafoods, een van de projectpartners, een geliefd exportproduct voor de Aziatische keuken.

De wolhandkrabben en de karpers worden gevoerd met larven van Black Soldier Flies. Deze vliegenlarven zijn onder led licht gekweekt met afval van de geteelde sla en van gft dat ze deels ook in compost omzetten. De uitwerpselen van de krabben en karpers dienen weer als mest voor de slateelt op de boerderij. De karpers in de visvijvers bevorderen de teelt van sla in de drijvende bakken. De vissen zorgen voor bodemwerking in de bassins. Ze woelen in de grond waardoor goede voedingsstoffen voor de sla naar boven komen.

Testen met zilt en zoet
Op de boerderij worden op 20 hectare testen met de teelt in zoet en zilt water uitgevoerd. De Wieringermeer polder, die in 1930 uit de voormalige zoute Zuiderzee is ontstaan, heeft ook nu nog te maken met kwelwater. Dit is mild zilt water dat vanuit de polderbodem opwelt naar de oppervlakte. Dit komt omdat de polder meters diep onder het waterniveau van het IJsselmeer ligt. Het brakke zoute water kan geschikt zijn voor de teelt van zilte groenten, zo onderzoekt Zilt Proefbedrijf. De boeren in de belangrijke agrarische polder die de Wieringermeer is, kunnen er echter alleen gewassen verbouwen wanneer er voldoende zoet water door de sloten spoelt. Die combinatie van brak en zoet water is ideaal om te onderzoeken of een gesloten systeem ook in gebieden met verzilting elders in Nederland en in de wereld kansen voor een rendabele gewassenteelt heeft.

Achteroevers voor voedsel wereldwijd
Achteroevers, locaties voor de berging van zoet water binnen de dijk, vormen niet alleen een antwoord op klimaatverandering, de stijgende zeespiegel en de behoefte aan een flexibeler waterpeil. Het concept is naast zoetwater opslag ook geschikt voor het duurzaam produceren van voedsel in ons land en wereldwijd.

De vraag naar schoon zoet water en voedsel neemt immers overal in de wereld toe terwijl de beschikbaarheid door de groei van de bevolking en klimaatverandering steeds meer onder druk staat.

De onderzoekspartners willen Achteroever Wieringermeer ontwikkelen tot een natuurlijk productiesysteem waarin water en alle grondstoffen maximaal worden benut. Wanneer de processen voor zilt en zoet water haalbaar en rendabel blijken, biedt het project nieuwe opties voor het waterbeheer en voor opschaling in het IJsselmeergebied en andere regio’s die te maken hebben met verzilten.

Het project Achteroever in de Wieringermeer gaat dan ook nieuwe producten verder ontwikkelen en kennis verzamelen over duurzame watergestuurde en gecombineerde productieprocessen voor voedsel.

In het netwerk van publieke en private partijen wordt meegedacht over de mogelijkheden voor opschaling. Hierin denken ook Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Stichting AKWA, provincie Noord-Holland en gemeente Hollands Kroon mee.

De pilot van rond 2,8 miljoen die deels is opgezet met subsidie vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en de provincie Noord-Holland, wordt in maart 2019 afgerond.

 

 

Bron: Ria Besseling

Onderzoekers printen 3D-objecten van levende cellen

Onderzoekers zijn erin geslaagd genetisch geprogrammeerde levende cellen te printen met behulp van een 3D-printer. De cellen zijn geprogrammeerd om op te lichten indien zij een bepaalde chemische of moleculaire samenstelling detecteren. De onderzoekers zien uiteenlopende toepassingen voor hun techniek, variërend van draagbare sensoren tot implantaten die over een langere periode gefaseerd een bepaalde stof afgeven.

De techniek is ontwikkeld door een team van onderzoekers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT). De onderzoekers hebben bacteriële cellen gecombineerd met een hydrogel en voedingsstoffen voor de cellen tot een materiaal dat met behulp van een 3D-printer kan worden geprint. Het materiaal maakt het mogelijk een driedimensionaal object te creëren dat reageert op een bepaalde chemische of moleculaire samenstelling. De specifieke samenstelling waarop de cellen reageren kan worden bepaald door de cellen vooraf aan het printproces genetisch te programmeren.

Levende tatoeage

Het team heeft zijn techniek gedemonstreerd met behulp van wat zij een ‘levende tatoeage’ noemen. Hierbij hebben de onderzoekers een dunne transparante pleister van elastomeer geprint, waarin met behulp van levende cellen de vorm van een boom wordt weergegeven. De boom bestaat uit drie verschillende takken. Iedere tak is geprint met levende cellen die zijn geprogrammeerd om te reageren op een andere chemische of moleculaire samenstelling. De pleister kan op de menselijke huid worden geplakt en reageert indien de huid is blootgesteld aan de chemische of moleculaire waarvoor de cellen zijn geprogrammeerd. Aan de hand van het deel van de cellen dat oplicht, kan worden afgeleid aan welke samenstelling de cellen zijn blootgesteld. 

Het materiaal is geprint met behulp van een op maat gemaakte 3D-printer. Deze printer bestaat uit standaard componenten die in veel Fused Deposit Modelling (FDM) gebaseerde 3D-printers worden gebruikt in combinatie met enkele componenten die door het team op maat zijn ontwikkeld.

Draagbare sensoren en medische toepassingen

De onderzoekers voorzien uiteenlopende toepassingen voor hun techniek. Zo kan de techniek gebruikt worden om draagbare sensoren of interactieve schermen te maken die gebruikers waarschuwen voor bepaalde veranderingen. De levende cellen kunnen hiervoor worden geprogrammeerd om te reageren op de aanwezigheid van bepaalde chemicaliën of vervuiling, maar ook op veranderingen in temperatuur of pH-waarde. Ook denken de onderzoekers aan medische toepassingen, bijvoorbeeld voor het creëren van implantaten of medicijnen die zelfstandig bepaalde stoffen zoals glucose kunnen aanmaken en deze gefaseerd over een langere tijd kunnen vrijgeven. 

In de verre toekomst verwachten de onderzoekers dat hun techniek kan bijdragen aan de creatie van ‘levende computers’. Dit zijn computersystemen die zijn opgebouwd uit verschillende soorten levende cellen die met elkaar kunnen communiceren en signalen kunnen doorgeven. Dit lijkt op de wijze waarop meerdere transistors op een hedendaagse microchip met elkaar samenwerken.

Waarom bacteriële cellen?

Het is niet voor het eerst dat er wordt geëxperimenteerd met het 3D-printen van levende cellen. Zo wijzen de onderzoekers erop dat dit eerder is geprobeerd met behulp van cellen van zoogdieren. Deze cellen bleken echter minder geschikt; vooral de kwetsbaarheid van cellen van zoogdieren bleek een belangrijke beperking te zijn. Deze kwetsbaarheid is een probleem aangezien het materiaal wordt geprint met behulp van een FDM gebaseerde 3D-printer, waarbij het printmateriaal – ook wel filament genoemd – met enige kracht door de spuitmond wordt geduwd. Hyunwoo Yuk, een student van het MIT die betrokken was bij het project, legt uit: “Het bleek dat deze cellen stierven tijdens het printproces, aangezien cellen van zoogdieren in feite dubbele lipide ballonnen zijn.” Dit maakt de cellen volgens Yuk te zwak en scheurbaar om met behulp van een 3D-printer te printen. 

De onderzoekers van het MIT hebben daarom bewust gekozen voor bacteriële cellen, aangezien deze een sterkere celwand hebben en beter bestand zijn tegen relatief zware omstandigheden dan cellen van zoogdieren. Een andere belangrijke reden om voor bacteriële cellen te kiezen was de mogelijkheid deze cellen te combineren met allerlei hydrogellen, iets wat bij cellen van zoogdieren minder het geval is. Hydrogel is een gelachtig materiaal dat bestaat uit een combinatie van water en polymeer. Onderzoek van het MIT wijst uit dat hydrogel een omgeving kan vormen waarin bacteriën kunnen leven indien hier voedingsstoffen aan worden toegevoegd. 

In de onderstaande video lichten de onderzoekers van het MIT hun uitvinding toe.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron: MIT
Bron foto: Pixabay / qimono

Deze Nederlandse startups staan op 's werelds grootste techbeurs

De grootste technologiebeurs ter wereld, CES in Las Vegas, is begin deze week van start gegaan. Ook Nederland is vertegenwoordigd met 53 startups. Welke innovaties uit ons kikkerlandje worden er getoond?

CES is de beurs waar de grootste techbedrijven ter wereld, zoals Apple, Google en Tesla, hun nieuwste innovaties en producten tonen. Maar er zijn ook veel – baanbrekende – startups van over de hele wereld aanwezig. De website nlintheusa.com heeft alle Nederlandse startups en bedrijven die zich op de elektronicabeurs presenteren op een rijtje gezet. ‘We’ doen onder meer mee in categorieën als ‘Health and Wellness’, ‘Consumer Tech’ en ‘Robotics’ en hebben zelfs de grootste landenstand van de hele beurs. Wat zijn in het oog springende startups? 

AV VR en Gaming:

Sense Glove: Sense Glove uit Delft heeft een handschoen ontwikkeld waarmee een gebruiker een voorwerp in virutal reality kan oppakken en aanraken. Het apparaat dient aan de ene kant om input te geven aan de computer (door het apparaat te vertellen welke bewegingen de vingers maken) en aan de andere kant geven ze force feedback. De gebruiker krijgt daardoor het gevoel dat hij in VR een voorwerp oppakt. De eerste versie van de Sense Glove is bedoeld voor professionele ontwikkelaars, maar het bedrijf is ook van plan om een beter betaalbare versie te bouwen voor gamers.

Consumer Tech:

INVI: INVI is een armband die als zelfverdedigingsmechanisme kan dienen. De armband verspreidt een ongaangename geur die aanvallers op afstand moet houden. 

Roader: Het zou zomaar kunnen dat iedereen over een paar jaar met een Roader rondloopt. Dit is een draagbare ’tijdmachine-camera’. Op het moment dat de startknop wordt ingedrukt, gaat de camera 10 seconden terug en 10 seconden die daarna komen opnemen.

SwipeGuide: Dit is een digitaal platform waarop visuele gebruikershandleidingen gecreeërd en gedeeld kunnen worden. 

Travis the Translator: Deze nieuwe nieuwe manier van vertalen combineert intelligente software en speciaal ontworpen hardware om ervoor te zorgen dat iedereen, ongeacht de taal, met elkaar kan communiceren

eCommerce en Enterprise Solutions:

Ahrma: Ahrma, een bedrijf dat in 2016 met een ‘slimme palet’ op de markt kwam, toont op de CES haar uitgebreide actieve sensortechnologie voor transportverpakkingen. Dit maakt de supply chain transparanter. 

Scalys: De door Scalys ontworpen Grapeboard is een unieke ingebouwde module voor het veiligen van elektronica uit verschillende industrieën. 

Health en wellness:

IV Walk: Een draagbaar infuus om de mobiliteit van patiënten te vergroten.  

Ninthway – Care Watch: Dit is een multifunctionele alarmknop die waarschuwt, herinnert, waakt en connect. Het systeem richt zich vooral op ouderen die op het platteland of op afgelegen plekken wonen. Het systeem biedt de gebruiker de gelegenheid te spreken met familie, mantelzorgers of zorginstellingen. Met behulp van sensoren kan het horloge ook zelfstandig hulp inschakelen als de gebruiker daartoe niet meer in staat is. Bijvoorbeeld wanneer het horloge een afwijkende temperatuur of hartslag signaleert. In theorie zijn er meer mogelijkheden. Huisartsen en zorginstellingen kunnen desgewenst op afstand hun cliënten volgen.

Somnox: Somnox is de eerste slaaprobot ter wereld die de slaap van gebruikers verbetert door middel van ademregulering, geluiden en zelfs een vorm van affectie. 

Uvisio: Het Eindhovens UVisio heeft een klein apparaatje bedacht dat je eenvoudig op je kleren gespt en dat de hoeveelheid zonnestraling meet. Ga je over een bepaalde grens heen, dan krijgt de drager een seintje op de mobiele telefoon om opnieuw zonnebrandcrème te smeren of uit de zon te gaan.
 

Kids en Tech:

Hyko: Een slimme ijsbeerlamp voor ouders en kinderen. 

Picoo: Picoo combineert twee dingen waar kinderen gek op zijn: interactieve technologie en buiten spelen. De spelletjes van Picoo worden gespeeld op een speciaal ontworpen device: picooTM. Het is speciaal bedacht voor buitenactiviteiten; het robuuste apparaatje kan tegen een stootje. Interactieve technologie (zoals licht, geluid en vibratie) maken het samen spelen net even wat leuker. 

Smart City en Mobility:

Chargetrip: Intelligente routing voor elektrische mobiliteit. 

Lightyear: Lightyear One is een elektrische auto die zichzelf oplaadt door middel van zonlicht. In de auto zijn zonnepanelen verwerkt.

Omniradar: Omniradar bouwt een ‘one-chip radar’, waar de volledige radar inclusief antennes en analoog-naar-digitaal conversie zijn geïntegreerd in één klein stukje silicium voor de 60 GHz-frequentieband. Volgens de makers is dit de eerste keer dat dit in de industrie gerealiseerd is. 

Solar Monkey: Deze startup van twee jonge Nederlanders biedt software voor zonnepanelen. Daarmee kan een zonnepaneel-systeem efficiënt ontworpen en verkocht worden en bovendien kan de exacte opbrengst van de panelen berekend worden. 

 

Door: Kelly Bakker

Bron: nlintheusa.com/deingeneur.nl

Foto’s: Somnox, Care Watch, Picoo,.

Sensoren verbeteren aanleg van wegen

Hoe kun je het leggen van asfalt data-gestuurd maken om de aanleg te optimaliseren en voorspellingen te doen over de levensduur? Een nieuw-aangelegde weg op de campus van de Universiteit Twente krijgt ingebouwde glasvezel sensoren voor metingen tijdens de aanleg en het gebruik van de weg. Het is een Living Smart Campus project geleid door Seirgei Miller van de faculteit Engineering Technology.

De proef op de campus maakt deel uit van een groter project, waaraan vrijwel alle grote wegenbouwers deelnemen, voor professionalisering van de sector. Het heet Asphalt Paving Research & Innovation (ASPARi) en wordt geleid door prof.dr.ir. André Dorée, dr. Seirgei Miller en dr. Farid Vahdatikhaki van Construction Management & Engineering.

Data

“Asfalt leggen is een proces met nog veel impliciete kennis, die aanwezig is bij ‘de ploeg’ die aan de weg werkt”, legt Seirgei Miller uit. “Door meteen data te verzamelen, kunnen we het proces in realtime aanpassen en nieuwe instructies geven aan de wegwerkers. En we kunnen deze data koppelen aan het gedrag van de weg op langere termijn.” Dat doen de onderzoekers met een reden: de wegbeheerders stellen steeds hogere eisen. Waar vroeger nog wel eens een garantieperiode van drie tot vijf jaar werd gehanteerd, is dat nu eerder zeven tot tien jaar. Miller heeft daarom, samen met zijn studenten, al heel veel gemeten tijdens het leggen van het asfalt. Bijvoorbeeld door een combinatie van hoge-resolutie GPS, camera’s en infrarood scanners in te zetten. “We weten wel veel over asfaltproducten, in het lab kunnen we optimale mengsels samenstellen. Maar de condities tijdens het leggen kunnen doorslaggevend zijn voor bijvoorbeeld de vorstbestendigheid. Ook kunnen op dat moment al spanningen ontstaan die tot snellere slijtage leiden.”

Meten is weten

De vernieuwing van enkele wegen op de UT-campus, was aanleiding om te kijken of ook sensoren ín het asfalt zijn te plaatsen. Die gaan meteen meten zodra de laatste laag erop komt, en blijven ook meten als de weg eenmaal belast wordt. “De campus is een mooie omgeving om dit uit te testen. Opdrachtgevers zijn, normaal gesproken, terughoudend in het plaatsen van dit soort meetapparatuur in hun asfaltlagen. Wij hebben wel meetlocaties in de regio, maar dat zijn RFID sensoren die je ter plekke moet uitlezen. Dat is omslachtig, en bij druk verkeer niet zo veilig. Dankzij Living Smart Campus kunnen we in deze wegen wél fiber optics en RFID sensoren aanbrengen.”

De fiber optics sensoren die in de weg zijn aangebracht, kunnen continu op afstand worden uitgelezen. Ze zijn bestand tegen hoge temperaturen en kunnen de temperatuur van het asfalt tijdens vorst-dooi cyclussen, en bijvoorbeeld de doorbuiging bij belasting, meten. De temperatuur van de asfalt laag worden ook met een aantal RFID sensoren gemonitord en vergeleken met de fiber optic data. 

Al tijdens het leggen hebben de nieuwe sensoren een schat aan informatie opgeleverd. Nu is het spannend om te zien hoe de weg zich de komende jaren gedraagt, en of dit gedrag is te herleiden tot de condities tijdens de aanleg. De UT-campus is hiervoor een mooie proef-omgeving, ASPARi gaat de komende jaren volgens Miller dan ook mooie onderzoeksprojecten opleveren voor studenten.

 

Bron: Universiteit Twente

Recordgroei houdt aan maar het MKB profiteert hier nauwelijks van Industrierobots worden flexibeler dankzij zorgrobots en voetbalrobots 'Online vindbaarheid Nederlandse maakbedrijven kan beter' Verkoop van gebruikte bedrijfsauto’s en personenauto’s gestegen Robot biedt onderhoudsmedewerkers een tweede paar handen Studenten TU Delft presenteren acht innovatieve robots De toekomst van PLM: werken aan de ontwikkeling van de ‘dingen’ van het Internet of Things AI kan nauwkeurigheid van diagnoses van hartziektes verhogen tot meer dan 90% Wolhandkrab en zilte groenten uit de Wieringermeer Onderzoekers printen 3D-objecten van levende cellen Deze Nederlandse startups staan op 's werelds grootste techbeurs Sensoren verbeteren aanleg van wegen

Meer van Erik van Assen

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven