maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

Aluminium en roestvrij stalen grijpervingers op maat ontwerpen

De 3D-designwebtool SCHUNK eGRIP van SCHUNK is vernieuwd. Het is al langer mogelijk om met behulp van deze tool grijpervingers van polyamide te ontwerpen en bestellen. Dankzij de update kunnen deze vingers nu ook in aluminium en roestvrij staal worden besteld.

SCHUNK levert grijpers voor uiteenlopende robots, waaronder robotarmen, delta robots, scara robots en collaboratieve robots. SCHUNK eGRIP is een tool waarmee gebruikers voor deze grijpers grijpervingers kunnen ontwerpen op basis van de contouren van specifieke werkstukken. De gebruiker uploadt hiervoor de werkstukgegevens als een STEP- of STL-bestand naar de tool en geeft daarnaast enkele gegevens op. Denk hierbij aan het soort grijper dat wordt gebruikt en het gewicht van het werkstuk. De contouren van de vingers zijn direct zichtbaar in de ontwerptool en kunnen naar wens worden aangepast. Zo kan de exacte positie van het werkstuk in de grijpervingers worden bepaald en is het mogelijk de grijpervingers bij te snijden om materiaal uit te sparen. 

Op basis van de ingevoerde gegevens ontwerpt de designwebtool grijpervingers, wat slechts enkele seconden in beslag neemt. Deze vingers kunnen door de gebruiker in de designtool worden geïnspecteerd, waarbij het mogelijk is zowel de grijpervingers als het werkstuk te verbergen of transparant te maken. In de onderstaande video wordt het ontwerpproces uitgelegd.

Additieve productie

Zodra het ontwerp is afgerond krijgt de gebruikers automatisch een offerte voorgelegd met zowel prijs als levertijd. De grijpervingers worden geproduceerd met behulp van additieve productie, waarbij met behulp van een 3D-printer de grijpervingers in het gewenste materiaal worden geprint. De prijs van de vingers is dan ook afhankelijk van het gebruikte materiaal en het volume van de grijpervingers. Hoe kleiner de vingers, des te lager te prijs. 

Om de belasting op het Tool-Center-Point te verlagen worden grijpervingers van aluminium en roestvrij staal door SCHUNK standaard voorzien van een holle structuur of roosterstructuur. Deze werkwijze levert een gewichtsbesparing van 10 tot 50 procent op ten opzichte van conventioneel geproduceerde grijpervingers van hetzelfde materiaal. Vooral bij roestvrij stalen vingers is deze gewichtsbesparing merkbaar, stelt SCHUNK. Het bedrijf geeft in een reactie aan Maakindustrie.nl aan dat het gebruik van een holle structuur of roosterstructuur geen impact heeft op de sterkte en/of levenduur van de vingers. Dit aangezien de uiteindelijk vingers specifiek zijn ontworpen voor het werkstuk waarvoor de grijpervingers zullen worden gebruikt. 

eGRIP maakt het mogelijk grijpervingers voor specifieke werkstukken te ontwerpen

Bestaande ontwerpen aanpassen

Ontworpen grijpervingers kunnen worden opgeslagen in het online account dat gebruikers voor de SCHUNK eGRIP tool aanmaken en hoeven dus niet direct besteld te worden. Het ontwerp kan later op ieder willekeurig moment worden aangepast en kan daarnaast via e-mail worden doorgestuurd naar bijvoorbeeld de inkoopafdeling. Indien de grijpervingers worden gebruikt voor een nieuw te bouwen installatie is het mogelijk een STL-bestand te downloaden met de buitencontouren van de grijper, opzetklauw en het werkstuk. Dit maakt het mogelijk deze gegevens te gebruiken voor het ontwerp van de installatie, terwijl de grijpervingers gelijktijdig worden geproduceerd door SCHUNK. Wie eerder bestelde grijpervingers opnieuw wil bestellen kan deze bestelling opnieuw plaatsen of naar wens aanpassen. 

De eGRIP-vingers kunnen worden gemaakt voor verschillende grijpers van SCHUNK. Het gaat hierbij om de: 

  • pneumatische SCHUNK grijper PGN-plus type 40 – 125,
  • pneumatische SCHUNK grijper MPG-plus type 20 – 64,
  • elektrische SCHUNK grijper EGP type 25, 40 en 50

Gratis paar grijpervingers

Geïnteresseerden kunnen tijdelijk een gratis paar grijpervingers aanvragen met behulp van een persoonlijke code. Deze code kan worden aangevraagd bij uw SCHUNK-adviseur of door een e-mail te sturen naar marketing@nl.schunk.com. De actie loopt tot en met 30 juni 2017. De eGRIP tool van SCHUNK is te vinden op www.egrip.schunk.com.

Door: Wouter Hoeffnagel
 

Hallenvuller gebruikt encoders voor betrouwbare aardappelopslag

Wereldwijd worden jaarlijks heel veel aardappelen geoogst: maar liefst meer dan 341 miljoen ton. Een belangrijke tussenstap voordat de aardappelen aan de markt geleverd worden, is de opslag ervan. De SL80 hallenvuller van Grimme kan dit sinds kort op een nog betrouwbaardere en efficiëntere manier doen door het gebruik van specifieke encoders van het eveneens Duitse bedrijf Hengstler.

Het is alweer meer dan tachtig jaar geleden dat Grimme de eerste aardappelrooimachine ontwikkelde. Maar met de oogst van zoveel aardappelen per jaar is de opslagtechnologie ook belangrijk om ervoor te zorgen dat de aardappelen hun topkwaliteit behouden en aan de vraag te kunnen voldoen. De SL80 hallenvuller wordt in de landbouw ingezet voor het vullen van opslagplaatsen met aardappels. 

Sensoren

De hallenvuller met 80 cm brede band en lengtes van 14,5 m tot 18,5 m heeft een comfortabele bediening en een grote inschuurcapaciteit van aardappelen en producten als uien, wortelen of graan. Het product wordt dankzij de elektro-hydraulische aandrijving en de traploos instelbare bandsnelheden met variabele zwenksnelheid erg voorzichtig behandeld. Daarnaast is de SL80 is voorzien van speciale aangepaste sensoren waarmee de machine het actuele vulniveau detecteert. Op basis van deze gegevens en de positioneergegevens regelt een Hengstler AC58 absolute encoder via een intelligent systeem de bewegingen en de hoek van het transportmechanisme. Het doel is de opslagplaats op een zorgvuldige, gelijkmatige en gedefinieerde manier te vullen.

Betrouwbaarheid

De oplossing, die afgestemd kan worden op specifieke klantbehoeftes, werkt goed. 
Tot dusver zijn er geen meldingen van problemen of storingen. Gebruikers kunnen op hun machines vertrouwen, terwijl Grimme rekent op Hengstler voor het bepalen van de positioneergegevens.
De toekomstverwachtingen van de encoders zijn positief. De verwachting is dat de vraag naar verse aardappelen in geïndustrialiseerde landen stabiel blijft. Aan de andere kant komt er meer vraag naar verwerkte aardappelen omdat er steeds meer kant-en-klaar maaltijden worden verkocht. In ontwikkelingslanden wordt het voedingspatroon steeds gevarieerder, wat de consumptie van verse aardappelen zal stimuleren. 

Onlangs wonnen de Idaho State University en Boise State University in de VS een Idaho Global Entrepreneurial Mission (IGEM) subsidie. De universiteiten werken aan de ontwikkeling van een geïntegreerde miniatuur luchtreiniger en draadloos gedistribueerd sensornetwerk. Dit netwerk kan de omgeving van aardappelen in opslagruimtes monitoren en controleren. 

Hallenvuller
 

Door: Kelly Bakker

Bron: Grimme.com

Fabriek van de toekomst nodig voor sterke positie maakindustrie

Hoe zal de fabriek van de toekomst eruit zien? Wat heeft de Europese maakindustrie nodig om haar sterke positie te behouden? Tebodin zette een aantal succesfactoren op een rijtje in de whitepaper ‘Dé drie succesfactoren voor de fabriek van de toekomst’.

Het bedrijf begint met de vaststelling dat de Europese maak- (en procesindustrie) redelijk voorop loopt als het gaat om kwaliteit van het eindproduct en betrouwbaarheid en efficiency van fabrieken. Maar wat betreft het optimaliseren van processen, innovatie en het verduurzamen van fabrieksinstallaties komen andere economieën (zoals Azië) dichterbij en is het dus zaak om daarmee bezig te zijn en te blijven. 

Tebodin heeft, in samenspraak met eigen specialisten en ingenieurs, drie belangrijke pijlers benoemd voor een succesvolle exploitatie van een (proces)fabriek in de nabije toekomst. 

1. Industrie 4.0 

We staan inmiddels voor de vierde industriële revolutie: Industrie 4.0. Tebodin stelt dat met name Industrial Internet of Things (IIoT) en machine-to-machine (m2m-) communicatie hierbinnen belangrijke speerpunten zijn. “Een van de meest belangrijke doelen van de fabriek van de toekomst is daarom het verbinden van alle facetten van het primaire (productie)proces. Nieuwe, moderne fabrieken zijn nu al bezig met de technische integratie van systemen die horizontale processen, geografische grenzen, hiërarchieën en waardeketens overstijgen. Industrie 4.0 lijkt hiervoor de ultieme katalysator, met the Internet of Things als drijvende kracht.”
Maar hoe optimaliseer je de productieprocessen? Via slimme sensoren, machine-to-machine communicatie, mobiele devices, cloud computing, real time analyses, robots, camera’s en microfoons (monitoring van frequenties van machines) en big data analytics. In de fabriek van de toekomst zullen installaties en machines zijn uitgerust met meer sensoren dan ooit tevoren.”

De verwachting is niet dat fabrieken er in de toekomst heel anders uit gaan zien. De veranderingen vinden vooral achter de schermen plaats. “Je zult vooral gaan zien dat fabrieken anders geopereerd, geautomatiseerd en gedigitaliseerd worden. Daarvoor moeten al in de ontwerpfase slimme technologieën worden meegenomen om ervoor te zorgen dat de fabriek zuiniger met zijn grondstoffen omgaat, accurater met zijn energiegebruik en zelfbewuster is van zijn staat van onderhoud.”

2. Circulair productieproces

Ook duurzaamheid gaat een belangrijke plaats innemen in de bedrijfsvoering van fabrieken en bij het ontwerp van installaties. In het whitepaper licht Tebodin er twee belangrijke factoren uit: enerzijds de carbon footprint van het productieproces en anderzijds hernieuwbare energie. 

Het verkleinen van de footprint is op meerdere manieren aan te pakken, al begint het allemaal met inzicht krijgen in je eigen carbon footprint. Vervolgens kan een bedrijf door middel van verticale (het voorkomen van emissieverlies in het hele productieproces) en horizontale (voorkomen van afval aan einde levensduur door hergebruik producten of inzet restmateriaal als grondstof in andere productieketen) circulatie, zijn carbon footprint verkleinen. Ook het gebruik van restwarmte via warmtenetten kan zorgen voor verdere verlaging van de carbon footprint in de productieketen.

Ook hernieuwbare energie wordt een belangrijk speerpunt, zowel voor de operationele kant (stroomvoorziening) als voor het opwekken van industriële warmte (elektrificatie). Slimme software zal bijdragen aan het terugdringen en optimaliseren van het energieverbruik in de fabriek van de toekomst. 

3. Flexibiliteit 

Volgens Tebodin hebben tegenwoordig alleen de fabrieken nog kans van slagen die kleiner en schaalbaar zijn en inzetten op innovatieve en specialistische producten. 
Noodzakelijk is flexibiliteit; met name door de toenemende vraag naar speciale en zelfs gepersonaliseerde producten en de korte levenscyclus van producten. 

De conclusie is dat de Europese maakindustrie nog genoeg troeven in handen heeft voor de toekomst, mits deze troeven op een slimme en vernieuwende manier uitgespeeld worden. Vasthouden aan de huidige marktpositie is niet voldoende. Daarom moeten fabrieken in de toekomst in elk geval vol inzetten op digitalisering van hun productiefaciliteit- en productieprocessen.  

Delft en Eindhoven

Ondertussen hebben softwarebedrijf Exact en Festo, specialist in industriële automatisering, een overeenkomst gesloten over de gezamenlijke totstandkoming van een testomgeving die is ingericht voor de digitale fabriek van de toekomst. In Duitsland zijn er al een paar in gebruik, nu komt de Cyber Physical Factory (CP Factory) ook naar Nederland, naar de vestiging van Festo in Delft. In de productieomgeving van de toekomstige fabriek waar de CP Factory model voor staat, komt een volledig geautomatiseerde en flexibele assemblagelijn. 

Bij een andere ‘Factory of the Future’ die in Nederland wordt gerealiseerd, op Brainport Industries Campus in Eindhoven, is Festo eveneens betrokken. Deze fabriek moet een demonstratie worden van de integratie van de Nederlandse industrie, entrepreneurs, fieldlab en technisch onderwijs en competentieontwikkeling op één locatie.

> Klik hier om het volledige whitepaper te downloaden

Robotvogel voorkomt vliegtuigongelukken

De zogenoemde Robird van Clear Flight Solutions, een spinoff van Universiteit Twente, wordt sinds kort ingezet op Edmonton International Airport in Canada. De robotvogel moet botsingen tussen vliegtuigen en echte vogels voorkomen.

De CEO van Clear Flight Solutions, Nico Nijenhuis, noemt de inzet van de vogel op dit internationale vliegveld op de website een historische stap voor het bedrijf en de Robird. “We vliegen met onze Robirds en drones al op veel plekken, maar de stap naar dagelijkse integratie op een luchthaven is enorm.” 

Vliegveld

‘Natuurlijke’ vijand

Jaarlijks richten vogels veel schade aan op vliegvelden. Het gaat dan niet alleen om materiële schade maar in het ergste geval ook om dodelijke ongelukken. Ook zorgen ze wereldwijd voor miljarden aan schade in de agrarische sector, bij afvalverwerkingsbedrijven, havens en in de olie- en gasindustrie. Het bekende probleem is dat vogels slim zijn en gewend raken aan bestaande oplossingen voor vogelregulering; ze vliegen er gewoon omheen. De high-tech Robird bootst de vlucht van een valk levensecht na. Het vlieggedrag van de Robird is zo realistisch, dat vogels geloven dat hun natuurlijke vijand in het gebied aanwezig is. Deze aanpak speelt in op de angst van de vogels, waardoor gewenning geen probleem meer is.

Nijenhuis kwam tijdens zijn afstudeeropdracht aan de Universiteit Twente in aanraking met een prototype van de Robird. Hij had er direct veel ideeën over, zowel op het vlak van technologische ontwikkeling als over mogelijke commerciële toepassingen, en heeft vanuit daar Clear Flight Solutions opgezet. Het bedrijf ontwikkelde twee soorten robotvogels: een valk voor het verjagen van vogels tot 3kg en een arend voor het verjagen van elke vogelsoort.

Drones

De Robird wordt op Edmonton Airport onderdeel van een groot droneproject, waarin drones ook worden ingezet voor observatie van wilde dieren, gebouweninspectie en 3D-metingen. De eerste drie maanden wordt de Robird nauwkeurig gemonitord, om zo de inzet verder te optimaliseren. Er is bovendien intensief contact met piloten en vliegmaatschappijen, die bekend moeten worden met de procedures. 
Het Nederlandse bedrijf ontving voor de inzet van de Robird speciale toestemming van Transport Canada, het Canadese overheidsministerie dat verantwoordelijk is voor wetgeving, beleid en diensten voor transport op onder meer de luchthavens.

Robird Brown

Het maakproces 

De Robird kan grofweg in drie delen opgesplitst worden; de romp, de vleugels en de staart. “De vleugels zijn handgemaakt vanuit een soort schuim, een kunststof dus”, aldus Wessel Straatman, R&D engineer. “De staart is gemaakt van een carbon-sandwichmateriaal. De productie van de romp is het meest interessant, deze laten wij namelijk 3D-printen uit een glasgevuld polyamide.” De grootste uitdaging tijdens het maakproces was en is volgens Straatman het vinden van de juiste balans tussen gewicht en (vlieg)prestaties. “Het vinden van de juiste materialen om de Robird mee te maken is bijvoorbeeld aan vele iteraties onderhevig geweest, om zo uit te komen op de perfecte balans tussen sterk maar ook lichtgewicht materiaal voor de romp. Voor alles wat ‘de lucht in gaat’ is en blijft gewicht een gigantische uitdaging, want alles wat je toevoegt moet mee omhoog.”

Automatisering

De vogel wordt nu nog bestuurd door een piloot die getraind is op het vliegen met een vliegende robot maar ook op vogelgedrag en jachtgedrag van een valk. Straatman: “Uiteraard zit er een hoop slimme elektronica in de Robird die de piloot hierin assisteert. De automatische piloot zorgt voor een stabiele vlucht en voor extra veiligheid. Zo is in te stellen dat de Robird weg blijft uit bepaalde gebieden, bijvoorbeeld van de landingsbaan, en ook dat de Robird automatisch terugkeert naar zijn beginpunt wanneer de communicatie met de piloot weg zou vallen.” 
De komende tijd zal Clear Flight Solutions zich in de doorontwikkeling van de Robird onder meer gaan richten op automatisering. “Op termijn is het doel dat de vogel geheel uit zichzelf in staat is om vogels te gaan verjaren. Dat is een enorme uitdaging, maar wel een hele leuke!”

> Klik hier voor meer informatie over de Robird
 

Door: Kelly Bakker

Foto’s: Clear Flight Solutions

WannaCry ransomware treft automotive industrie

Beveiligingsonderzoekers wereldwijd sloegen vrijdag 12 mei groot alarm nadat de ransomware WannaCry zich in een razend tempo bleek te verspreiden. Deze kwaadaardige software neemt systemen en daarop aanwezige data in gijzeling, waarna losgeld wordt geëist van de eigenaar. Ook verschillende productielocaties van Renault en Nissan zijn getroffen, waardoor de productie tijdelijk moest worden stilgelegd.

Ransomware is een vorm van kwaadaardige software die data en systemen in gijzeling neemt door deze te versleutelen. In veel gevallen wordt deze kwaadaardige software verspreid via e-mail als bijlage. Indien een werknemer deze bijlage opent, wordt diens systeem besmet met ransomware. Deze software versleutelt alle data op het systeem en verstuurt de sleutel die hierbij wordt aangemaakt naar een server die in handen is van cybercriminelen. Deze criminelen eisen vervolgens losgeld van slachtoffers die hun systemen en data weer toegankelijk willen maken. 

WannaCry ransomware

De WannaCry ransomware wist zich fors sneller te verspreiden dan doorgaans het geval is bij ransomware; in een periode van twaalf uur werden enkele tienduizenden systemen besmet. Dit is mogelijk doordat de aanvallers misbruik hebben gemaakt van een beveiligingsprobleem in het besturingssysteem Microsoft Windows. Het probleem zit in Server Message Block (SMB), een netwerkprotocol dat door Windows wordt gebruikt om bestandsuitwisseling tussen meerdere computers mogelijk te maken. Door deze kwetsbaarheid uit te buiten kon de ransomware zichzelf verspreiden naar andere systemen die zijn aangesloten op het bedrijfsnetwerk.

De schattingen van het aantal slachtoffers van WannaCry lopen op tot 200.000 slachtoffers. Niet alleen burgers, maar ook bedrijven zijn getroffen. Zo bevestigt een woordvoerder van Renault tegenover persbureau Reuters dat het bedrijf is getroffen door de ransomware WannaCry. Om verder verspreiding van het computervirus te voorkomen zag het bedrijf zich genoodzaakt de productie in verschillende fabrieken tijdelijk stil te leggen. De productie werd maandag 15 mei grotendeels hervat. Een woordvoerder van Nissan meldt daarnaast aan de BBC dat systemen in een fabriek in het Britse Sunderland door de ransomware zijn besmet. Dit zou geen grote impact hebben gehad op de bedrijfsvoering van Nissan, aangezien er op het moment van besmetting geen productie plaatsvond in de fabriek.

Eenmalig incident?

Helaas is ransomware een veelvoorkomend fenomeen. Zo blijkt uit cijfers van beveiligingsbedrijf Trend Micro dat het aantal soorten ransomware dat bekend is in 2016 met maar liefst 752 procent is gestegen. Naar schatting heeft ransomware in 2016 bedrijven wereldwijd zo’n 1 miljard dollar aan schade opgeleverd. De aanval met WannaCry is dus geen eenmalig incident en slechts een voorbeeld van een aanval met ransomware. De aanval springt vooral in het oog door de zeer agressieve wijze waarop de kwaadaardige software zich wereldwijd wist te verspreiden.

Het feit dat WannaCry heeft weten door te dringen tot in fabrieken klinkt wellicht vreemd. In de praktijk maken echter veel systemen in allerlei sectoren gebruik van het besturingssysteem Windows. Aangezien de WannaCry ransomware misbruik maakt van een beveiligingsprobleem in het protocol SMB – dat standaard op Windows machines staat ingeschakeld – zijn ook deze systemen kwetsbaar voor de kwaadaardige software. Ook bedrijven buiten de automotive sector zijn in problemen gekomen. Zo zijn niet alleen Renault en Nissan getroffen door de recente uitbraak van WannaCry, maar ook onder andere een groot aantal Britse ziekenhuizen, het Nederlandse bedrijf Q-Park, het Amerikaanse logistieke bedrijf FedEx, het Russische ministerie van Binnenlandse Zaken en de Spaanse telecomprovider Telefonica

Hoe bescherm ik mijn bedrijf

Hoe bescherm ik mijn bedrijf?

Gelukkig kunnen gebruikers zich wel wapenen tegen dergelijke aanvallen. Zoals gezegd maakte de WannaCry ransomware misbruik van een beveiligingsprobleem in het SMB protocol van Windows. Dit probleem werd in maart door Microsoft, fabrikant van het besturingssysteem Windows, verholpen in de softwareupdate MS17-010. Wie deze update installeert, voorkomt hiermee dat de ransomware zich via het SMB-protocol kan verspreiden over zijn bedrijfsnetwerk. Dit betekent niet dat de ransomware niet op systemen terecht kan komen, aangezien dit ook mogelijk is indien een werknemers de ransomware handmatig opent. Wel verkleint dit de kans aanzienlijk dat dergelijke kwaadaardige software diep weet door te dringen tot in bijvoorbeeld fabrieken. Het is dus van cruciaal belang met grote regelmaat updates te installeren op alle systemen die binnen een bedrijf aanwezig zijn.

In de praktijk blijkt helaas dat lang niet alle bedrijven systemen up-to-date houden, waardoor WannaCry bij sommige organisatie vrij spel had. Zo maken sommige bedrijven gebruik van verouderde besturingssystemen, die niet langer worden ondersteund door de fabrikant. Voor deze besturingssystemen worden geen updates meer gemaakt, waardoor nieuw ontdekte beveiligingsproblemen niet worden verholpen. Dit speelt cybercriminelen in de kaart. 

Waarom wordt verouderde software nog gebruikt?

In veel gevallen is het gebruik van verouderde software en besturingssystemen overigens eenvoudig te verklaren. Zo maken sommige bedrijven gebruik van applicaties die op maat zijn ontwikkeld voor de organisatie, en alleen geschikt zijn voor specifieke versies van bijvoorbeeld Windows. Dit betekent in de praktijk dat systemen waarop deze applicaties draaien niet voorzien kunnen worden van de laatste versie van het besturingssysteem. Bedrijven zien zich hierdoor gedwongen te blijven werken met verouderde software, met alle risico’s van dien. Helaas is updaten de enige mogelijkheid om zeker te stellen dat beveiligingsproblemen worden gedicht en incidenten zoals die met WannaCry te voorkomen.

Daarnaast adviseren beveiligingsexperts bedrijven met grote regelmaat back-ups te maken van alle systemen en data. Indien systemen namelijk in gijzeling worden genomen door ransomware, is alle data versleuteld en kunnen bestanden niet meer worden geopend. Cybercriminelen bieden de mogelijkheid losgeld te betalen om deze data weer inzichtelijk te maken, maar zowel beveiligingsonderzoekers als de Nederlandse politie adviseren dit niet te doen. Zo biedt betaling geen enkele garantie dat cybercriminelen daadwerkelijk versleutelde bestanden weer toegankelijk maken. Wie een back-up heeft van zijn data kan besmette systemen volledig wissen, opnieuw installeren en de back-up terugplaatsen om gegijzelde data weer toegankelijk te maken. 

Meer informatie over de WannaCry ransomware is te vinden bij de beveiligingsbedrijven FireEye of Symantec.

 

Door: Wouter Hoeffnagel

Nieuwe technologie wekt energie op uit vervuilde lucht

Het genereren van energie door de lucht te zuiveren die we uitademen; het klinkt als een utopie maar Belgische wetenschappers van KU Leuven lijken het mogelijk te maken. Ze ontwikkelden, in samenwerking met de universiteit van Antwerpen, een opvallend simpele manier om vervuilde lucht om te zetten in energie. Het enige wat er voor nodig is, is licht.

Luchtvervuiling teistert nog steeds veel mensen: in 2013 overleden er maar liefst 5,5 miljoen mensen wereldwijd aan de gevolgen van vervuilde lucht. Vooral in landen als China en India is het probleem groot. Onderzoekers van KU Leuven hebben nu een positieve draai aan luchtvervuiling kunnen geven; ze ontwikkelden een technologie die het mogelijk maakt om vervuilde lucht om te zetten in energie. 

Het apparaatje bestaat uit twee kamers, gescheiden door een membraan. Aan de ene kant wordt lucht gezuiverd, aan de andere kant wordt waterstofgas geproduceerd uit een deel van de afbraakproducten.

Waterstof

“We hebben geprobeerd een technologie te ontwikkelen die aan de ene kant vervuilde lucht aanpakt – zodat je schone lucht in kunt ademen en een schone leefomgeving creëert – en aan de andere kant een alternatieve energiebron vormt”, legt professor Sammy Verbruggen (UAntwerpen / KU Leuven) uit. “Maar het gaat nog om een proof of concept.” 
Het waterstofgas dat in de ene kamer van het apparaatje wordt geproduceerd, kan worden opgeslagen en later als brandstof worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld nu al wordt toegepast in enkele waterstofbussen van De Lijn, een Belgisch vervoersbedrijf. 

Op die manier spelen de onderzoekers in op twee grote maatschappelijke noden: schone lucht en alternatieve energieproductie. De kern van de oplossing bevindt zich ter hoogte van het membraan. Daar brengen de onderzoekers specifieke nanomaterialen op aan. “Die katalysatoren zijn in staat om waterstofgas te vormen en luchtvervuiling af te breken”, licht Verbruggen toe. “In het verleden werden dergelijke cellen vooral gebruikt om waterstof te winnen uit water. We hebben nu ontdekt dat het ook kan, en zelfs efficiënter, met vervuilde lucht.”

Zonlicht

Je zou denken dat er een ingewikkeld proces aan ten grondslag ligt, maar niets is minder waar: het enige wat het apparaatje nodig heeft is belichting. Het doel van de onderzoekers is gebruik te kunnen maken van zonlicht. De processen die aan de basis liggen van de technologie zijn immers vergelijkbaar met die van zonnepanelen. “Het verschil is dat hier niet rechtstreeks elektriciteit wordt geproduceerd, maar lucht wordt gezuiverd terwijl de opgewekte energie wordt opgeslagen in waterstofgas.”

Opschalen

Het apparaatje zou zomaar een oplossing kunnen zijn voor grote wereldproblemen. Niet alleen luchtvervuiling kan ermee aangepakt worden maar ook het tekort aan energiebronnen. Zo hebben in India 240 miljoen mensen geen toegang tot elektriciteit. Daarnaast kan het bijdragen aan de vermindering van vervuiling in de industrie zelf. “Ik kan me voorstellen dat veel industrieën te maken hebben met grote afvalstromen. Als je deze technologie kunt gebruiken om afvalgassen om te zuiveren, dan kan de industrie altijd voldoen aan milieuregelementen.” 
Het apparaatje is nu nog zo klein dat het in de palm van een hand past, maar de bedoeling is dat daar verandering in komt.“Op termijn willen we onze technologie graag opschalen om het proces industrieel toepasbaar te maken. We werken ook aan het verbeteren van onze materialen, zodat we nog efficiënter gebruik kunnen maken van zonlicht om de reacties op te wekken. Het is niet zo dat we de heilige graal hebben uitgevonden. Maar we hebben wel een nieuw palet aan mogelijkheden gecreëerd.” 

 

Door: Kelly Bakker

Foto’s: KU Leuven

Nederlandse automotive industrie is niet klaar voor connected voertuigen

De Nederlandse automotive industrie is niet klaar voor een grootschalige omarming van zogeheten ‘connected voertuigen’, auto’s die zijn verbonden met internet. Deze voertuigen zullen forse veranderingen met zich meebrengen. Managers onderschatten echter de snelheid waarmee deze veranderingen zullen plaatsvinden. De sector is hierdoor niet goed voorbereid en kan niet goed profiteren van de voordelen die dit soort voertuigen bieden. Indien partijen geen actie ondernemen, zullen sommige Nederlandse automotive bedrijven op korte termijn geen toekomst meer hebben.

Hiervoor waarschuwt KPMG in het onderzoek ‘The Connected Car is here to Stay’. Voor dit onderzoek is KPMG in gesprek gegaan met verschillende spelers uit de Nederlandse automotive industrie, waaronder toeleveranciers, leasemaatschappijen, importeurs, dealers en verzekeraars. KPMG wijst erop dat de wereldwijde veranderingen in de automotive industrie impact zullen hebben op Nederlandse spelers in deze sector, maar de Nederlandse automotive industrie te klein is om zelf impact te hebben op deze veranderingen. Met het onderzoek wil KPMG daarom de visie van Nederlandse automotive bedrijven op de omarming en impact van connected voertuigen op de Nederlandse automotive industrie in kaart brengen. 

Wat is een connected voertuig?

KPMG definieert een connected voertuig als een auto die is verbonden met de omgeving (in veel gevallen het internet) via een mobiele datastroom. De auto is voorzien van een SIM-kaart die het mogelijk maakt data vanaf de auto te versturen naar cloud servers die deze data verzamelen, maar ook om datastromen op te zetten van cloud servers naar de auto. Het concept van het connected voertuig heeft ook betrekking op voertuigen die met elkaar zijn verbonden via lokale netwerken. 

Data van connected voertuigen kan betrekking hebben op uiteenlopende zaken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • veiligheidsinformatie zoals het moment waarop airbags zijn geactiveerd;
  • gegevens over de status van functionaliteiten zoals foutmeldingen en rijassistentiesystemen;
  • informatie over het gebruik van het voertuig, zoals brandstofverbruik, snelheid en gebruik van pedalen;
  • data over gebruikers, zoals instellingen van infotainment- en navigatiesystemen.

‘Auto wordt een data-genererende unit’

Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse automotive industrie de auto in toenemende mate ziet als een data-genererende unit, iets wat impact zal hebben op hun business model. Zo geeft 92% van de ondervraagde dealers, importeurs, leasemaatschappijen en verzekeraars aan over voertuigen te beschikken die data verzamelen. KPMG voorspelt dat de hoeveelheid data die auto’s verzamelen alleen maar verder zal toenemen, waardoor big data en analytics steeds belangrijker zullen worden. 

Om te kunnen profiteren van deze data is het noodzakelijk dat partijen hun personeel trainen in het analyseren hiervan. Op dit gebied is nog veel werk aan de winkel. Zo geeft slechts 33% van de bedrijven aan dataspecialisten in dienst te hebben die data van connected voertuigen kunnen analyseren. Ook stelt KPMG dat veel bedrijven niet beschikken over de hiervoor benodigde technologieën.

Connected Voertuigen 

Data- en connectiviteitsplatformen

Het is echter alleen mogelijk data te analyseren als bedrijven daadwerkelijk toegang hebben tot deze data. Dit is in de praktijk lang niet altijd het geval. Zo blijkt in 50% van de gevallen data die momenteel door connected voertuigen wordt verzameld opgeslagen te worden op servers van de autofabrikant, de Original Equipment Manufacturer (OEM). Bedrijven in de automotive industrie hebben hier geen of slechts in beperkte mate toegang toe.

Bedrijven geven aan diverse mogelijkheden te zien om de OEM te omzeilen. Zo kunnen importeurs eigen apps ontwikkelen die informatie over het voertuig aan de bestuurder leveren. Leasemaatschappijen en verzekeraars verbinden eigen devices met connected voertuigen om nieuwe diensten te kunnen bieden die aansluiten op de behoefte van de bestuurder. KPMG zelf verwacht echter dat de sleutel tot succes ligt in een nauwe samenwerking tussen verschillende partijen bij het verzamelen van data en aanbieden van datadiensten. De organisatie verwacht echter dat hierbij een balans gezocht zal moeten worden tussen conflicterende belangen van verschillende betrokken partijen.

Databeveiliging en privacy 

Data die door auto’s wordt verzameld en opgeslagen biedt volgens KPMG kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee. De Nederlandse automotive industrie erkent deze risico’s. Zo ziet 27% het als een groot risico dat voertuigen gehackt worden en bestuurders hierdoor de controle over het voertuigen verliezen. 64% schat dit risico laag in. 55% ziet daarnaast privacyproblemen die ontstaan door het vastleggen van locaties en bestemmingen van gebruikers als groot risico, terwijl 45% dit risico als laag inschat. 

KPMG wijst erop dat het verzamelen en opslaan van data over auto’s en in het specifiek gebruikers van deze voertuigen onder de EU Data Protection Directive valt. Belangrijke onderdelen van deze regelgeving zijn ‘Data protection by design’ en ‘Data protection by default’, die bepalen dat de fabrikant de beveiliging van data moet meenemen in het ontwerp van de auto. 

KPMG noemt het vertrouwen in de veiligheid van voertuigen en persoonlijke data die hierdoor wordt verzameld van groot belang. Met het oog hierop pleit de organisatie voor het opnemen van een nieuw beoordelingsgebied in de Euro NCAP test: een cybersecurity beoordeling voor de connected auto. Deze test moet zeker stellen dat de databeveiliging van connected voertuigen op orde is.

Actieplan

Tot slot blijkt dat bedrijven in de Nederlandse automotive industrie verwachten dat data die door voertuigen wordt gegenereerd hun business modellen gaat veranderen. Leiderschap vanuit het management wordt gezien als cruciaal om te zorgen dat bedrijven relevant blijven. Tegelijkertijd zijn respondenten van mening dat de Nederlandse automotive industrie nog niet klaar is voor een grootschalige omarming van connected voertuigen en te profiteren van de voordelen die deze auto’s bieden. 

Om hier verandering in te brengen heeft KPMG een actieplan opgesteld, dat onder andere betrekking heeft op

 

  • het ontwikkelen van een digitale strategie;
  • het definiëren van een business model voor de toekomst;
  • het opzetten van of deelnemen aan een data- en connectiviteitsplatform. 

Ook adviseert KPMG sterker in te zetten op dataprivacy en -veiligheid. Dit is noodzakelijk om het vertrouwen van gebruikers in connected voertuigen te verstevigen en de merkreputatie van bedrijven te bewaken. KPMG stelt dat beide punten in veel gevallen belangrijke bouwblokken vormen voor de omarming van innovaties, nieuwe producten en nieuwe diensten.

Onderzoek

Meer informatie over het onderzoek en het actieplan dat KPMG heeft opgesteld is te vinden in het onderzoeksrapport van KPMG.
 

Door: Wouter Hoeffnagel

Foto’s: Shutterstock

Nederlandse malariatest in finale European Inventor Award

Een Nederlandse uitvinding lijkt de diagnose van malaria voorgoed te veranderen. Hematoloog Jan van den Boogaart ontwikkelde samen met de Oostenrijkse biochemicus Oliver Hayden de eerste geautomatiseerde, computergestuurde bloedtest voor malaria. De twee hebben daarmee een plek veroverd in de categorie ‘Industrie’ van de finale van de European Inventor Award.

Malaria is een van de dodelijkste ziektes van onze tijd (elke 12 seconden overlijdt er iemand aan). Tot nu toe wordt malaria echter maar in 10% van de gevallen vastgesteld. Van den Boogaart en Hayden van Siemens Healthineers kozen voor een datagedreven aanpak. In plaats van te kijken naar de aanwezigheid van malaria-pathogenen in het bloed, gebruikten zij informatietechnologie om de schadelijke effecten van de ziekte te detecteren, aangegeven door belangrijke bloedparameters in het bloed. 

30 parameters

Van den Boogaart werd geïnspireerd toen hij in 2008 met een Zuid-Afrikaanse collega sprak. Die had geconstateerd dat verschillende van zijn malariapatiënten dezelfde veranderingen in hemogrammen – of bloedprofieltesten – lieten zien. Als deze los van elkaar werden bekeken, bleken geen van deze factoren voldoende om een diagnose vast te stellen. Een combinatie van 30 parameters toonde echter een ‘data-afdruk’ dat malaria met 97% zekerheid identificeerde.  
De uitvinders kregen al in 2011 een Europees patent voor hun systeem en ontwikkelden daarna samen met een onderzoeksgroep van Siemens een malaria-specifiek algoritme voor het bloedtestsysteem. Momenteel werken Van den Boogaart en Hayden aan een uitbreiding van hun ‘data-afdruk’ methode voor de detectie van andere ziektes in bloedmonsters, zoals leukemie. 

Het snel, betrouwbaar en automatisch testen van grote patiëntenpopulaties kan een grote stap vooruit zijn in de strijd tegen de ziekte. Zo’n 3,2 miljard mensen lopen risico op malaria. In 2015 werden volgens cijfers van WHO 200 miljoen mensen getroffen door de ziekte, waarvan 430.000 het niet overleefden. Nauwkeurige testen zoals deze van Siemens zouden 100.000 sterfgevallen kunnen voorkomen. 
De test van Van den Boogaart en Hayden kan ook uitkomst bieden voor reizigers uit westerse landen, die terugkomen met een malaria-infectie. In 59% van de gevallen wordt pas na 8 dagen vastgesteld dat het om malaria gaat. Tot slot kan het ook de vicieuze cirkel van armoede in Afrika doorbreken. Berekeningen stellen de economische last van malaria in Afrikaanse landen – waar 86% van de infecties plaatsvindt – op zo’n 11 miljard euro per jaar. 

Hayden Boogaart

Hoe het werkt

De sleutel naar de ontdekking van Van den Boogaart en Hayden was een statistische methode genaamd lineaire discriminant analyse (LDA). De twee onderzoekers berekenden de gemiddelde niveaus van bepaalde bloedparameters in zowel malaria-positieve als malaria-negatieve patiënten met statistische software. Deze data vormde de basis voor het definiëren van een groep van 30 parameters (zoals de dichtheid van rode bloedcellen) die kunnen wijzen op een malaria-infectie.

Van den Boogaart en Hayden ontwikkelden een algoritme om malaria’s ‘data-afdruk’ te programmeren in het Siemens ADVIA 2120i hematologie systeem. Dit geautomatiseerde bloedanalyse-apparaat, dat ongeveer even groot is als een wasmachine, is al in werking in klinieken over de hele wereld (meer dan 3000 units). Het kan hemogrammen met 300 tot 500 parameters maken met een snelheid van 120 bloedmonsters per uur. Met bijna 100% nauwkeurigheid identificeert het systeem malaria in een bloedmonster, zelfs als er slechts lage niveaus van pathogenen aanwezig zijn. 

Nederland is overigens goed vertegenwoordigd in de finale van de European Inventor Award. In de categorie ‘MKB’ behoort Gert-Jan Gruter van Avantium tot de finalisten. Hij ontwikkelde bioplastic voor het maken van flessen. Hans Clevers is genomineerd in de categorie ‘Onderzoek’. De moleculair geneticus kreeg het voor elkaar om specifieke stamcellen buiten het lichaam te laten groeien tot mini-orgaantjes, zogenoemde organoïden.
De finale is op 15 juni in Venetië. 

 

Door: Kelly Bakker

Bron: European Patent Office

Sirris laat bedrijven kennismaken met cobot Sawyer

Sirris, een Belgisch collectief centrum van en voor de technologische industrie, maakt bekend een Sawyer robot van Rethink Robotics in gebruik te hebben genomen. Deze robot kan niet alleen veilig samenwerken met mensen, maar is dankzij zijn flexibiliteit en eenvoudige configuratie ook geschikt voor het automatiseren van kleine productieruns. Bedrijven uit de technologische industrie kunnen deze cobot, ook wel een collaboratieve robot genoemd, bij het centrum zonder verplichtingen in werking zien.

Het Belgische Sirris is een collectief centrum van de Belgische technologische industrie, dat als doel heeft het concurrentievermogen van bedrijven in deze sector te vergroten. 2.300 bedrijven zijn lid van Sirris. Het centrum voert haalbaarheidsstudies uit, geeft demonstraties van robots en verzorgt opleidingen. Sirris beschikt al langer over een UR3 en UR10 collaboratieve robot van Universal Robots en een LBR iiwa 14 van KUKA. 

Kleine productiereeksen automatiseren

Het centrum wil in samenwerking met de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) West-Vlaanderen het Smart & Digital Factory Lab in Kortrijk uitbouwen. Dit doet het bedrijf met behulp van een Sawyer robot van het Amerikaanse bedrijf Rethink Robotics. Sirris stelt dat Sawyer bedrijven kan helpen kleine productiereeksen te automatiseren. Dit is met klassieke vormen van automatisering niet mogelijk, aangezien de productieruns hier te klein voor zijn. Sawyer is echter ontwikkeld om snel geconfigureerd en aangepast te worden, wat het mogelijk maakt de robot in te zetten om ook kleine productieruns te automatiseren. 

Cobot Sawyer

Sawyer is een collaboratieve robot. Kenmerkend voor dit type robots is hun vermogen op veilige wijze samen te werken met mensen, zonder dat hiervoor een veiligheidskooi nodig is. Dit is mogelijk dankzij de aanwezigheid van sensoren, waarmee de robot de aanwezigheid en locatie van mensen kan vaststellen. Daarnaast is de robot uitgerust met een ingebouwd vision systeem, dat bestaat uit een Cognex camera die is verwerkt in de pols van de Sawyer.  

Handelingen voordoen

De robot wordt getraind met behulp van de Intera software van Rethink Robotics. Met deze software is het mogelijk de robot te trainen door handelingen voor te doen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een grafische interface, waarmee personeel eenvoudig nieuwe taken kan creëren of bestaande taken kan aanpassen. Deze software is beschikbaar via het ingebouwde scherm van de Sawyer. Wie een meer gedetailleerde configuratie wil uitvoeren kan echter ook een laptop aan de robot koppelen. 

De Sawyer is geschikt voor het uitvoeren van uiteenlopende taken. Denk hierbij aan het beladen van machines, testen van printplaten, uitvoeren van assemblagehandelingen en het verpakken van onderdelen. Snel kunnen schakelen tussen verschillende taken is een belangrijk kenmerk van de Sawyer robot. Hiervoor zet de Sawyer zijn ‘Robot Positioning System’ in, dat onder andere gebruik maakt van het ingebouwde vision systeem. Dit systeem maakt het mogelijk zogeheten ‘landmarks’ te detecteren, een soort codes die op machines en werkstukken kunnen worden geplaatst. Aan de hand van deze landmarks kan Sawyer niet alleen detecteren welke taak hij moet uitvoeren, maar ook hoe hij exact is gepositioneerd ten opzichte van het werkstuk en bijvoorbeeld een machine.

Opereren in een veranderende omgeving

Dit systeem maakt de robot relatief eenvoudig in gebruik. Zo is het niet nodig de robot exact op de juiste positie te plaatsen om een bepaalde taak correct uit te laten voeren. De robot detecteert zelf zijn positie ten opzichte van bijvoorbeeld een machine en werkstuk, en past zijn gedrag hierop aan. Verandert de omgeving waarin de robot aan het werk is? Dan detecteert de Sawyer deze verandering en past zijn gedrag hier automatisch op aan. 

ClickSmart eindeffectoren

De robot wordt geleverd met de ClickSmart reeks eindeffectoren. De ClickSmart Plate vormt de basis van deze reeks en maakt het mogelijk eindeffectoren in enkele seconden te verwisselen, zonder dat hiervoor gereedschap nodig is. De robot detecteert met behulp van sensoren welke eindeffector is aangesloten en kiest op basis hiervan de juiste opgeslagen configuratie. Sawyer kan hierdoor direct met de eindeffector aan de slag, zonder dat de robot opnieuw hoeft te worden geprogrammeerd. 

De ClickSmart reeks bestaat uit:

  • Een vacuüm grijper van schuim
  • Een groot formaat vacuüm grijper
  • Een klein formaat vacuüm grijper
  • Een groot formaat pneumatische grijper
  • Een klein formaat pneumatische grijper

Druksensoren

Sawyer is voorzien van druksensoren, waarmee de robot kan detecteren met welke kracht een object wordt vastgepakt. Dit stelt de robot in staat te werken met gevoelige of breekbare objecten. Daarnaast kan de robot met behulp van deze sensoren controleren of een bepaald onderdeel correct is gemonteerd door hier een bepaalde druk op uit te oefenen. 

De robot heeft een maximaal bereik van 1.260 mm, 7 vrijheidsgraden en kan met een nauwkeurigheid van ongeveer 0,1mm werken. Gereedschappen bewegen gemiddeld met een snelheid van 1,5 m/s en de robot heeft een maximale payload van 4 kg. De Sawyer voldoet aan de ISO 10218-1:2011 norm met veiligheidseisen voor robots en robotapparatuur. De robot kan vast worden gemonteerd op een tafel, maar kan ook op een mobiel voetstuk te plaatsen dat door Rethink Robotics wordt geleverd. Hiermee is de Sawyer robot mobiel en de kan de robot flexibel op iedere gewenste locatie in een productiefaciliteit worden geplaatst.

Meer informatie

Meer informatie over de Sawyer robot is te vinden op de website van Rethink Robotics. Meer informatie over Sirris is hier beschikbaar. 

Door: Wouter Hoeffnagel

Data via satellietbeelden steeds toegankelijker

Het ziet ernaar uit dat ondernemers in de nabije toekomst zich ook dataspecialist kunnen noemen. Verschillende initiatieven uit onder meer Nederland en Frankrijk maken het voor onder meer landbouwbedrijven mogelijk om uitgebreide data te verzamelen over bijvoorbeeld hun vee.

In Nederland is Magnitude Space bezig aan de missie om via tientallen minisatellieten en een sensorsysteem informatie van de aarde inzichtelijk maken. De startup wil 48 minisatellieten – van 10 bij 20 bij 30 cm – met een raket de ruimte in schieten. Het is de bedoeling dat de eerste al eind 2017 gaat vliegen.  Vervolgens gaan miljoenen sensoren, verdeeld over de hele aarde, contact maken met de satellieten. De satellieten sturen de gps-data op hun beurt weer door naar acht grondstations, die de gegevens beschikbaar stellen voor de gebruiker via de cloud. 

Gat in de IoT-markt 

Magnitude Space denkt een gat gevonden te hebben in de markt van Internet of Things (IoT). Een manier om het goedkoop inzichtelijk maken van data op de grond was er tot op heden nog niet. Magnitude Space denkt dat wel te kunnen bieden omdat hun satellieten veel dichter bij de aarde vliegen en goedkoper zijn dan gewone satellieten. Klanten van Magnitude Space kiezen zelf met welk sensorsysteem ze willen werken. 

De co-ceo van Magnitude Space, Laurens Groenendijk, benadrukte in een interview met Sprout.nl dat hun satellieten niet alleen voor de vee- en landbouwindustrie interessant zijn. Zo gaat het bedrijf in Afrika een project met weerstations opzetten. Door sensoren door heel Afrika aan te sluiten op het Magnitude Space-systeem, kunnen er buiten het gsm-netwerk (waar lang niet iedereen toegang tot heeft), snel weermetingen gedaan worden. In Indonesië zijn ze in gesprek met partijen die houten vissersbootjes van een sensor willen voorzien om zo in de gaten te houden of er in illegale wateren gevist wordt. Maar ook een ondernemer in verplaatsbare toiletten schijnt interesse te hebben in het systeem. “Van de 12.000 Dixies die hij elk jaar verhuurt, raakt hij er een paar honderd kwijt. Dat is straks opgelost met een sensor van 15 euro.” 

Magnitude Space heeft inmiddels een miljoen euro aan investeringen binnengehaald. Zo hebben telecom-investeerders er geld in gestopt en krijgt de startup financiering van de Nederlandse overheid, met goedkeuring van de European Space Agence (ESA). De ESA werkt bovendien mee aan de technologie. 

Inzicht 

Ook in Frankrijk is een nieuw initiatief opgezet voor het beschikbaar stellen van data via satellietbeelden. Het IT-bedrijf Atos richt zich met haar dienst Atos Codex echter wel nadrukkelijk op de landbouwsector. Zo maakt de technologie het bijvoorbeeld mogelijk om op relatief eenvoudige wijze de juiste hoeveelheid kunstmest te gebruiken op de juiste locaties, op het juiste moment. Het proces verloopt hierdoor een sneller en een landbouwer kan veel doelgerichter werken.

Volgens het IT-bedrijf kunnen boeren nu grondstoffen efficiënter beheren waardoor de kosten met 15% omlaag gaan. Daarnaast zal de kwaliteit van de gewassen ook toenemen, met een betere oogst tot gevolg. Ook zullen landbouwers een groter inzicht krijgen door uit de data te leren waardoor ze hun kennis uitbreiden.

Door: Kelly Bakker

Bron foto’s: Pixabay
 

Nieuwe maakindustrie-opleiding van start

Nederland is een maakindustrie-opleiding rijker: in Noordoost-Brabant is de Winfabriek opgericht. Dit is een praktijkgerichte opleiding voor een carrière als procesoperator in de maakindustrie.

De Winfabriek is ontstaan naar aanleiding van een samenwerking tussen WeCoPe, Nieuwebaan.nl en IBN. “We signaleerden de afgelopen tijd dat het steeds lastiger wordt om de juiste kandidaten te vinden voor de maakindustrie”, aldus Rick Feldkamp van arbeidsbemiddelaar Nieuwebaan.nl. “Vanaf de opdrachtkant wordt steeds meer kennis gevraagd en andersom hebben kandidaten geen zin meer in een langdurige theoretische opleiding. De mensen die nu nog aan het werk zijn in de maakindustrie, zijn veelal 50-plus of Oost-Europees, doelgroepen die de komende jaren van de arbeidsmarkt zullen verdwijnen. Zodoende zal er op termijn een tekort aan goed opgeleid personeel ontstaan.”   

Faciliteiten

Vorig jaar kwam Feldkamp in contact met een aantal consultants die toevallig veel kennis hadden over de maakindustrie, waaronder op het gebied van lean en procesverbeteringen. “Zij kwamen bovendien op heel veel plekken en wisten zodoende ook waar behoefte aan is. Samen hadden we vrij snel het idee van de Winfabriek op papier. Daarna kwam de praktische uitdaging. We wilden graag een pragmatische opleiding neerzetten; leren op de werkvloer en daadwerkelijk aan de machines staan. Daar heb je natuurlijk flink wat faciliteiten voor nodig. Het doel was om in een grote bedrijfshal een minifabriek op te zetten. We zochten daarom naar een partner die in ons idee geloofde en een samenwerking wilde aangaan.”

In oktober kwamen ze in aanraking met IBN, eveneens een arbeidsbemiddelaar maar wel een met een groot eigen productiebedrijf. Inmiddels wordt de opleidingshal van 300 m2 (in Oss, red.) ingericht naar een complete productielijn en eind deze maand start de eerste opleiding. In de omgeving wordt met vertrouwen naar de Winfabriek gekeken; het ontving onder meer een subsidie van de provincie Noord-Brabant en een investering van de Kracht van New Business Oss. 

Bereidheid om te leren

De opleiding onderscheidt zich met name door de selectieprocedure die eraan vooraf gaat. Feldkamp: “De mens staat daarin voorop. We kijken niet zozeer naar de basiscompetenties en kennis iemand al heeft, maar vooral wat de bereidheid is om te leren en of de kandidaat de vaardigheden heeft om te kúnnen leren.” Kandidaten starten met intakegesprek met een recruiter en daarna een docent. Als die gesprekken positief zijn, komt de kandidaat intern in een groepje van 8 tot 10 personen en worden er onder andere gedragsoefeningen gedaan. Op basis daarvan wordt een persoonlijk ontwikkelplan opgesteld en pas daarna kan iemand met de opleiding starten.

Er wordt bij de Winfabriek niet alleen gezocht naar ‘traditionele’ maakindustrie-medewerkers. “We richten ons ook op instromers of omscholers en mensen die uit een heel ander vakgebied komen. Denk bijvoorbeeld aan dames van begin 40 die een paar jaar thuis hebben gezeten, weer graag aan het werk gaan, maar hun laatste opleiding wat verwaarloosd hebben. Ook kijken we naar meer dan alleen de proceskant; we brengen ook administratieve, financiële en marketingfuncties onder de aandacht.”

Imago opkrikken

De aanmeldingen voor de opleiding lopen nog niet storm, maar dat heeft een reden. “We hebben de afspraak gemaakt dat zowel Nieuwebaan.nl als IBN eerst zelf kandidaten aanleveren. Bij IBN werken 4200 mensen dus daar zitten natuurlijk ook potentiële kandidaten tussen. Met de eerste groep kunnen we gaan ondervinden welke kinderziektes er nog zijn. Vanaf volgende week starten we met social media campagnes en zullen we de opleiding breder in beeld brengen.” Feldkamp hoopt daarmee ook wat te doen aan het negatieve imago dat de maakindustrie de laatste jaren heeft gekregen. “Er wordt nog steeds gedacht dat het gaat om werken in een suffe fabriek, waar je vieze handen van krijgt.  Wij willen, onder andere met filmpjes, laten zien dat er veel meer mogelijkheden zijn binnen de maakindustrie.”

Uiteraard zullen ook nieuwe technieken zoals 3D-printen en robotisering niet ontbreken. “Binnen de minifabriek in Oss zit een ‘experience room’ waarin we een wereld van mogelijkheden hebben gecreëerd. We presenteren daar op allerlei manieren, met name ook digitaal, de fabriek van de toekomst. Daar wordt duidelijk dat je tegenwoordig ook kennis moet hebben van innovatieve apparatuur.”

De opleiding kent drie niveaus: basis, operator A en operator B. De onderscheidende factor daarin is de mate van zelfstandig werken. “De basis is een opleiding waarmee je in de procestechniek aan de slag kunt. Maar op de achtergrond zijn er al plannen om de opleiding uit te breiden naar andere vlakken, zoals logistiek. Maar laten we eerst maar eens bij het begin beginnen.”

De WInfabriek

Door: Kelly Bakker

Bron: de Winfabriek

Mogelijkheid van hydraulisch windpark onderzocht

Een onderzoeker van de TU Delft heeft voor zijn promotie bekeken of het mogelijk is om op zee een ‘hydraulisch’ windpark neer te zetten. Zijn theorie zou vooral betekenen dat windturbines lichter kunnen worden.

Offshore wind-energie is een competitieve Europese energiebron aan het worden. De groei van wind op zee uit zich in de grote windparken die worden gepland en gebouwd in de Noordzee, waarmee vermogens op GW-niveau (GigaWatt) worden behaald. In de conventionele windturbines bevinden zich helemaal bovenin zware generatoren, waardoor eveneens zware torens nodig zijn. Om een inzicht te geven: als generatoren 1000 kilo minder zouden wegen, zou de toren 1900 kilo minder zwaar hoeven te zijn.

Antonio Jarquin Laguna onderzocht voor zijn promotie aan de TU Delft of het mogelijk is om zoveel mogelijk van die zware generatoren te vervangen en zo het gewicht van veel turbines substantieel te verkleinen. Verschillende windturbines bij elkaar zouden kunnen bijdragen aan hydraulische druk, dat geconverteerd wordt naar een centrale locatie. 

Verdringingspomp

In de huidige toepassing wordt de geproduceerde elektriciteit per windturbine in een windpark naar een centraal offshore-platform geleid en daar geconditioneerd, voordat het door kabels over de zeebodem naar de kust wordt getransporteerd. In dat opzicht kan een offshore-windpark gezien worden als één energiecentrale die elektriciteit produceert door middel van honderden multi-MW-generatoren.

In het concept van Antonio Jarquin Laguna zou de elektriciteitsproductie op een gecentraliseerde wijze in een windpark plaatsvinden, waardoor slechts enkele hoge-capaciteitsgeneratoren nodig zijn. 

Jarquin Laguna richtte zich in zijn onderzoek op een nieuwe manier van generatie. Deze manier zorgt voor het bij elkaar brengen en de transmissie van windenergie binnen een windpark op zee, waar geen tussentijdse elektrische omzetting plaatsvindt, totdat de energie het centrale offshore-platform heeft bereikt.
Dit wordt gedaan via watertechnologie. In het voorgestelde concept van Antonio Jarquin Laguna is de conventionele versnellingskast of de directe aandrijving vervangen door een verdringingspomp, waardoor vanuit de rotor-gondelassemblage water onder druk in een hydraulisch netwerk gebracht wordt. Het water wordt onder hoge druk vanaf de windturbines van het windpark bijeengebracht en doorgeleid naar het centrale offshore-platform, waar vervolgens elektriciteit word gegenereerd door een Peltonturbine. 

Gesimuleerd

Simulatie vormde een belangrijk onderdeel van zijn onderzoek. Zo deed hij simulaties van een (hypothetisch) hydraulisch windpark waarbij turbulente windcondities voorkomen. De prestaties van individuele windturbines zijn vergeleken met die van een windpark met conventionele technologieturbines, met dezelfde inrichting van het windpark en omgevingscondities. De resultaten geven aan dat het hydraulische windpark, ook met de turbulente wind en zog-effecten, in staat is om elektriciteit te produceren met een ‘redelijke prestatie’.

 

Door: Kelly Bakker

Bron foto’s: Pixabay

Aluminium en roestvrij stalen grijpervingers op maat ontwerpen Hallenvuller gebruikt encoders voor betrouwbare aardappelopslag Fabriek van de toekomst nodig voor sterke positie maakindustrie Robotvogel voorkomt vliegtuigongelukken WannaCry ransomware treft automotive industrie Nieuwe technologie wekt energie op uit vervuilde lucht Nederlandse automotive industrie is niet klaar voor connected voertuigen Nederlandse malariatest in finale European Inventor Award Sirris laat bedrijven kennismaken met cobot Sawyer Data via satellietbeelden steeds toegankelijker Nieuwe maakindustrie-opleiding van start Mogelijkheid van hydraulisch windpark onderzocht

Meer van Wouter Hoeffnagel

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven