maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

Hoe gemeenten ruimte kunnen maken voor de nieuwe maakindustrie

Gebrek aan geschikte ruimte en personeel zetten de groei van maakbedrijven onder druk. Dit terwijl de maakindustrie veel banen biedt voor zowel laag- als hoogopgeleiden en een belangrijke rol speelt in de transitie naar een circulaire economie. Veel steden hebben een flinke woningbouwopgave en er dreigen tekorten aan geschikte bedrijfslocaties. Daarnaast vragen digitalisering en robotisering in de maakindustrie om nieuwe kennis en vaardigheden en veranderen daarmee de eisen ten aanzien van personeel. In samenwerking met verschillende gemeenten voerde Platform31 een verkenning uit naar de (veranderende) vestigingsvoorwaarden van de nieuwe maakindustrie.

Maakbedrijven aan het woord

De nieuwe maakindustrie bestaat in deze verkenning uit zowel maakbedrijven met geheel nieuwe producten, productiemethoden of businessmodellen (denk bijvoorbeeld aan 3D printen of een circulair businessmodel) als gevestigde maakbedrijven met sterk veranderende productieprocessen door digitalisering en robotisering. Bij alle maakbedrijven staat het zelf vervaardigen van producten of productonderdelen centraal. In deze verkenning komen de verschillende maakbedrijven aan het woord over hun vestigingswensen, nu en in de toekomst.

Maakbedrijven beter integreren

“Onbekend maakt onbemind is bij maakbedrijven zeker van toepassing; maakbedrijven zijn weinig zichtbaar in de stad en bij veel mensen is er weinig bekend over wat deze bedrijven doen”, zo schrijft Platform31. “Dit bemoeilijkt de zoektocht naar geschikt personeel en zorgt er ook voor dat veel maakbedrijven weinig ondersteuning vinden bij het zoeken naar ruimte. Meer inzicht in de (veranderende) vestigingsvoorwaarden van maakbedrijven maakt dat gemeenten maakbedrijven beter in de stad kunnen integreren. Dit draagt bij aan duurzamer steden en werkgelegenheid.

Maakbedrijven zichtbaar maken

Gemeenten kunnen helpen bij het zichtbaar maken van maakbedrijven, zowel aan de straat en in de stad, als in het meedenken over hoe de maakindustrie zich naar buiten toe kan presenteren (Stad van Makers!). Hiermee kun je als gemeente een belangrijke bijdrage leveren aan zowel de verlevendiging van gebieden als aan de voorwaarden voor groei in de maakindustrie en het ontwikkelen van nieuwe ideeën.

Zeven aanbevelingen

In deze publicatie komt Platform31 tot zeven aanbevelingen voor beleidsmedewerkers Economische Zaken en Ruimtelijke Ordening van gemeenten:

  1. Maak onderscheid in type maakbedrijven en hun betrokkenheid bij R&D
  2. Heb oog voor sociale en maatschappelijke waarde
  3. Zet in op tijdelijke locaties maar niet op tijdelijke bedrijven
  4. Durf te experimenteren binnen de omgevingswet
  5. Maak maken zichtbaar
  6. Stimuleer innovatie door regionale samenwerking
  7. Denk mee!

Het rapport is te downloaden via deze link.

ESEF Maakindustrie: Probleemoplosser in een snel groeiende markt

De maakindustrie groeit nog steeds met al zijn uitdagingen. Denk hierbij aan volle orderportefeuilles, logistieke en leveringsuitdagingen en het vinden van gekwalificeerd personeel. Daarnaast is een duidelijke transitie zichtbaar waar toeleveranciers steeds vaker een regiefunctie vervullen en verantwoordelijkheid nemen in de hele keten. Een verandering die vraagt om extra kennis, creativiteit en expertise. De sector blijkt op zoek naar antwoorden op een breed scala aan vaak zeer praktische vragen.

ESEF Maakindustrie speelt in op deze behoefte
De vakbeurs ESEF maakindustrie vindt het haar taak om antwoorden te bieden op deze vragen, of de richting naar de antwoorden hierop te geven. Het is echter gebleken dat bezoekers dat niet zo ervaren. Reden voor ESEF om uitgebreid onderzoek te doen naar de verwachtingen en wensen in de markt. Na maanden van diepte-interviews met brancheverenigingen, exposanten, bezoekers en marktpartijen is duidelijk geworden dat de markt op zoek is naar praktische, direct toepasbare informatie en tools. De markt wil verrast worden met “gave” voorbeelden van innovaties, nieuwe producten en gerichte oplossingen. 

Belofte van ESEF maakindustrie
ESEF Maakindustrie wil de vindplaats zijn voor alle stakeholders in de Nederlandse maakindustrie. Een inspirerende en dynamische omgeving die niet alleen informeert, maar vooral ook deelt. Waar je naartoe komt om elkaar te ontmoeten, te netwerken en praktische kennis op te doen. Een plek waar je écht wijzer wordt. Heldere taal, zonder krachttermen en met hands-on tips.

We gaan onze klanten helpen
De bezoekers aan ESEF Maakindustrie zitten vaak met een vraagstuk of een probleem waar ze een oplossing voor zoeken. Als je weet wat je zoekt is het internet de perfecte plek om een antwoord op je vraag te krijgen. Maar als je dat niet weet en je wilt graag in gesprek met een partij die je kan helpen, dan is ESEF Maakindustrie de perfecte plek.
Wij brengen vraag en aanbod samen op een manier waar het probleem van de bezoeker wordt gematcht met de oplossing van de exposant. Daarom is ESEF Maakindustrie ook de Supplier of Successful Solutions. “We gaan onze exposanten deze editie actief helpen om goed te omschrijven waarmee ze hun potentiële klanten kunnen helpen. Op deze manier brengen we de vraag en het aanbod gerichter bij elkaar. Dit doen we vooraf digitaal via onze matchmaking tool en laten we helder terugkomen op de beursvloer. Zo is voor de bezoeker gelijk duidelijk wie hem kan helpen met zijn vraagstuk”, aldus Floris de Zwart, Brandmanager ESEF Maakindustrie. 

Vier pijlers
Alles op een fundatie van vier stevige pijlers: kennis, zaken doen, netwerken en inspireren en onder de nieuwe naam ESEF Maakindustrie. Een flinke schep er bovenop dus. Een scherper gestelde belofte, met een herkenbare nieuwe stijl. Richtinggevend met een meer nationale focus. Wij zijn trots op de Nederlandse maakindustrie en dat willen wij uitdragen. In co-creatie met de markt en met een heldere ROI voor bezoekers en exposanten.

Relevanter zijn dan één keer per twee jaar
De resultaten van het onderzoek hebben een geheel nieuwe propositie tot gevolg die veel dichter bij de markt staat. Niet alleen een vakbeurs, die eens per twee jaar voorbijkomt, maar continue toegang voor de markt via de vakbeurs, een online platform en een jaarlijks kennisevent waar nieuws en duiding de vraag achter de vraag beantwoorden en bezoekers verrassen. Steeds goed onderbouwd en deskundig. Met een scherpe blik op de toekomst. 

Daarbij bieden wij de exposanten op ESEF Maakindustrie de mogelijkheid om langdurig met de markt in contact te zijn. Digitale tools, die zorgen voor koppeling van exposanten aan bezoekers, leveren harde sales leads. Niet alleen tijdens ESEF Maakindustrie, maar ook tijdens en na het event. Daarmee zijn we veel relevanter dan enkel vier beursdagen.

De paraplu die Maakindustrie.nl heet
Deze geheel nieuwe propositie komt straks samen onder een online paraplu: Maakindustrie.nl. Daar komt alles samen:

Maakindustrie Nieuws 
Vanuit de co-creatiegedachte wordt 24/7 informatie en duiding gegeven aan de markt. Via nieuwsbrieven, whitepapers en productinformatie blijft de markt goed op de hoogte.

ESEF Maakindustrie 
“Supplier of Successful Solutions”. Dé vindplaats voor toelevering, uitbesteding en engineering is iedere twee jaar de plek waar de Nederlandse maakindustrie bijeenkomt om bezoekers te informeren, inspireren en verrassen.

Maakindustrie Update
Een jaarlijks terugkerend kennisevent waar actuele onderwerpen door specialisten verder worden uitgediept en besproken. Daar is ook ruimte voor “branchevreemde” onderwerpen zoals internationaal ondernemen en industriële marketing. Naast hoogwaardige programmaonderdelen is hier ook veel ruimte om te netwerken.

Beleven
Het nieuwe concept wordt voor het eerst echt voelbaar tijdens ESEF Maakindustrie, dat van 17 t/m 20 maart 2020 in Jaarbeurs in Utrecht wordt georganiseerd. Traditiegetrouw tegelijkertijd met TechniShow, de grootste vakbeurs op het gebied van productietechnologie van de Benelux. Daar zal ook de eerste Maakindustrie Update plaatsvinden. De online paraplu Maakindustrie.nl wordt ondertussen geschikt gemaakt en gaat in een geheel nieuwe look and feel in oktober live.

Groen rechts

De laatste tijd hoor ik opvallend vaak de term ‘groen rechts’ voorbij komen. Tijdens branchebijeenkomsten waar circulaire businessmodellen worden gepresenteerd, in interviews met ondernemers, tijdens marketingseminars en ga zo maar door. Iemand opperde zelfs dat er een politieke partij voor opgericht zou moeten worden. Via Google kwam ik erachter dat deze Groen Rechts-partij er al eens is geweest, opgericht in 1997. Waarschijnlijk was de tijd toen nog niet rijp voor deze stroming.

Podium
Nu wil ik hier geen politiek verhaal van maken, maar de term ‘groen rechts’ stemt mij wel hoopvol. Deze geeft aan dat je mensen die zich zorgen maken over klimaatverandering niet standaard in het hokje van de linkse klimaatdrammers hoeft te stoppen. Je vindt ze ook onder rasechte rechtse ondernemers. En gelukkig krijgen ambassadeurs van de nieuwe duurzame economie, ongeacht of ze van de linker- of rechterflank of het midden zijn (of zich daar vrij tussendoor bewegen), steeds vaker een podium. Op de site ‘Green Leaders’ van Duurzaam Bedrijfsleven staat dat echte groene leiders voldoen aan de volgende criteria.

  • Green Leaders boeken nu en in de toekomst resultaten. Zij focussen zich niet op problemen, maar komen juist met praktische oplossingen. Succesvol duurzaam ondernemen staat bij deze leiders centraal.
  • Green Leaders maken impact vanuit hun positie. Zij durven beslissingen en risico’s te nemen, zoeken naar innovatieve verbindingen of scheppen een cultuur die vernieuwing stimuleert.
  • Green Leaders tonen duurzaam leiderschap en zijn transparant. Zij durven ook eerlijk te zijn over wat nog niet lukt. Het dienen van een groter geheel is voor hen belangrijker dan het eigenbelang.

Duurzaam
Een onderneming met een directie die wat mij betreft in bovenstaande profiel past is QbiQ Wall Systems. Dit bedrijf ontwikkelt, produceert en monteert verplaatsbare systeemwanden en glaspuien. Naast innovatie is maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijk issue voor QbiQ. Zij beschikken over het Cradle to Cradle Bronze-certificaat en zijn daar terecht trots op. Hiermee garanderen ze hun klanten dat hun producten niet toxisch zijn en vrijwel eindeloos opnieuw gebruikt kunnen worden, zonder kwaliteitsverlies. Hun duurzame werkwijze heeft ook betrekking op hun energieverbruik, het voorkomen van watervervuiling en het bieden van goede werkomstandigheden (o.a. voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt).

Vanuit je hart
Het mooie van groene leiders vind ik dat ze vanuit hun hart een koers kiezen en daar trouw aan zijn. Dit zorgt voor een duidelijke bedrijfspropositie, waarmee uiteraard onderaan de streep geld verdiend moet worden, maar die zeker niet voorbij gaat aan de zorg voor anderen en het klimaat. Ik hoop dat goed voorbeeld doet volgen. Alleen daarom al is het belangrijk dat we deze groene voorlopers zo vaak mogelijk een podium geven.

Astrid van Ballegoy

Carbon en Covestro produceren hars voor 3D-printers op grote schaal

De Amerikaanse fabrikant van 3D-printers Carbon gaat een samenwerking aan met Covestro voor de productie van zijn polyurethaan vloeibare hars. Deze hars maakt het mogelijk met behulp licht en zuurstof objecten te printen, waardoor 100 keer sneller kan worden geprint dan met Selective Laser Sintering (SLS).

Carbon heeft een 3D-printtechnologie genaamd Digital Light Synthesis (DLS) ontwikkeld. Deze techniek maakt gebruik van ultraviolet licht om de speciale hars die Carbon heeft ontwikkeld te laten uitharden. Door de hars op specifieke plekken aan dit licht bloot te stellen is het mogelijk uit de hars een object te creëren. Tijdens dit proces wordt vanaf de onderzijde lucht aangevoerd via een membraan. Dit proces gaat het uitharden van het object aan de onderzijde tegen, waardoor het object tijdens het printen continu omhoog kan worden getrokken zonder dat individuele lagen vervormen. 

M2 en M2d

Het Amerikaanse bedrijf biedt meerdere 3D-printers aan: de M2, M2d en L1 printer. De M2 is de opvolger van de M1, het eerste model dat Carbon op de markt bracht. Deze nieuwe versie kan objecten van maximaal 18,9 cm bij 11,8 cm bij 32,6 cm printen met behulp van Carbon’s DLS technologie, met een resolutie van 75 µm. Met de M2 wil Carbon een 3D-printer leveren die geschikt is voor iedere toepassing.

Van de M2 is ook een speciale versie voor de tandheelkunde beschikbaar: de M2d. Deze printer is specifiek ontwikkeld voor het printen van implantaten voor de tandheelkunde. De M2d biedt dezelfde mogelijkheden en printkwaliteit als de M2, maar is voorzien van een kleiner printbed. 

L1 voor grote volumes

De L1 is het nieuwste model 3D-printer van Carbon. Deze printer is specifiek gericht op productie in grote oplages. De L1 kan objecten printen die ongeveer vijfmaal groter zijn dan die met de M2 kunnen worden geprint. Hoewel Carbon geen specifieke afmetingen vermeld, zou dit betekenen dat objecten van ongeveer 94,5 cm bij 59 cm bij 163 cm geprint kunnen worden. 

Carbon wijst erop dat bedrijven als adidas en Riddell de L1 inzetten om miljoenen objecten te printen. Zo zet adidas de technologie in om de FutureCraft 4D-schoenen te produceren. Deze schoenen zijn gericht op atleten en worden op maat ontwikkeld om aan de specifieke behoeften van atleten op het gebied van bewegingsvrijheid, demping, stabiliteit en comfort te voldoen. Het gebruik van 3D-printtechnologie maakt het mogelijk iedere schoen af te stemmen op zijn gebruiker.

Smart Part Washer

Producten die met de 3D-printers van Carbon zijn geprint kunnen worden nabewerkt in de Smart Part Washer van het bedrijf. Dit systeem is ontworpen om 3D-geprinte objecten met een minimale hoeveelheid handmatige handelingen te kunnen reinigen. Het systeem helpt hiermee de kosten per onderdeel terug te dringen. 

Carbon gaat nu een samenwerking aan met Covestro om de productie van de polyurethaan vloeibare hars waarvan zijn printers gebruik maken op te schalen. “Onze grootste uitdaging bij het opschalen van additieve productie tot productieseries ligt in de beschikbaarheid van geschikte materialen in de vereiste kwaliteit en kwantiteit”, legt Patrick Rosso, hoofd additieve productie bij Covestro, uit. “Door een samenwerking aan te gaan met bedrijven als Carbon, verleggen we de huidige grenzen van schaalbaarheid en ondersteunen we diverse industrieën in de waardeketen op weg naar digitale massaproductie.”

Covestro gaat nieuwe materialen onderzoeken die geschikt zijn voor een bredere reeks toepassingen. Voor dit onderzoek worden de laboratoria voor 3D-printen van het bedrijf in het Duitse Leverkusen, het Amerikaanse Pittsburgh en het Chinese Shanghai vernieuwd. In deze laboratorium worden in samenwerking met klanten materialen voor additieve productie met grote volumes ontwikkeld en getest.

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Collaboratieve robots van ABB automatiseren zorgtaken

ABB gaat collaboratieve robots op de markt brengen die specifiek zijn gericht op de zorg. Het gaat hierbij niet om operatierobots, maar om robots die ondersteunende werkzaamheden uitvoeren.

Dit maakt ABB bekend. ABB is een fabrikant van onder meer collaboratieve robots. In tegenstelling tot traditionele industriële robots kunnen collaboratieve robots veilig samenwerken met de mens, zonder dat hiervoor bijvoorbeeld een veiligheidskooi nodig is. In de meeste gevallen scannen collaboratieve robots continu hun omgeving en detecteren de aanwezigheid van mensen en andere objecten. Indien dit het geval is wordt de werking van de robot aangepast en wordt de robot indien nodig stilgezet. 

Niet-chirurgische medische robotsystemen

De robotfabrikant kondigde afgelopen week aan een nieuwe innovatiecampus te openen op het Texas Medical Center in de Amerikaanse staat Texas. Deze campus is volledig gericht op niet-chirurgische medische robotsystemen. Denk hierbij aan robots die logistieke taken uitvoeren zoals het vervoeren van medische producten, maar ook aan het automatiseren van handelingen in laboratoria. 

“De next-generation laboratoriumprocessen die in Houston worden ontwikkeld versnellen handmatige medische laboratiumprocessen, reduceren en elimineren bottlenecks in laboratoriumwerk en verbeteren de veiligheid en consistentie. Dit is zeer toepasbaar op nieuwe high-tech behandelingen, zoals kankertherapieën waaraan het Texas Medical Center werkt. Deze vereisen handmatige en tijdrovende testprocessen”, licht Sami Atiya, president van ABB’s Robotics and Discrete Automation afdeling, uit. 

Veel tijd kwijt aan repetitief werk

Het aantal patiënten dat momenteel kan worden behandeld is onder meer afhankelijk van het aantal beschikbare gespecialiseerde medische experts. Deze experts zijn schaars, maar zijn desondanks een groot deel van hun dag kwijt aan repetitieve taken die weinig toegevoegde waarde bieden, zoals het voorbereiden van objectglazen en het vullen van centrifuges. Door robots in te zetten om deze taken te automatiseren kunnen medische professionals zich richten op hoger opgeleid en productiever werk, terwijl zij door het testproces drastisch te versnellen meer patiënten kunnen behandelen. 

ABB heeft een brede reeks processen die momenteel in medische laboratoria handmatig worden uitgevoerd geanalyseerd. Op basis van deze analyse schat het bedrijf dat met behulp van robots op jaarbasis 50% meer testen kunnen worden uitgevoerd. Ook verwacht ABB dat het aantal RSI-klachten kan worden teruggedrongen onder medische professionals, aangezien zij minder tijd kwijt zijn aan het uitvoeren van repetitieve taken.

Markt groeit snel

De robotfabrikant voorziet een flinke vraag naar niet-chirurgische medische robots. Op basis van eigen onderzoek voorspelt het bedrijf dat in 2025 bijna 60.000 van dergelijke robots in gebruik zullen zijn genomen. Dit is bijna een verviervoudiging ten opzichte van 2018.

ABB levert al langer de IRB 14000 YuMi, een collaboratieve robot met twee armen die specifiek is ontwikkeld om handelingen te automatiseren. Deze robot werd in 2015 gelanceerd en is ontwikkeld om nauw samen te werken met de mens. Het is ook mogelijk meerdere YuMi’s te combineren om complexere taken te automatiseren.

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Camera kan blinde patiënten zicht deels terug geven

Een nieuw systeem kan mensen die blind zijn geworden hun zicht deels teruggeven. Het systeem werkt met behulp van een camera, waarvan beelden direct naar de hersenen worden doorgestuurd naar de visuele cortex van patiënten.

Het systeem heet Orion en is ontwikkeld door het bedrijf SecondSight. Orion is een technologie ontwikkeld om ‘bruikbare kunstmatig zicht te geven aan individuen die blind zijn door een brede reeks oorzaken, waaronder glaucoom, diabetische retinopathie, optische zenuwletsel en ziektes, en oogletsel. 

Camerabeelden omzetten in elektrische signalen

Orion zet beelden die door een kleine camera worden gemaakt om in elektrische signalen. Deze camera is op de bril van de patiënt bevestigd. De signalen worden draadloos doorgestuurd naar elektroden die direct in de visuele cortex van patiënten is geïmplanteerd. De camera functioneert hierdoor in feite als kunstmatige ogen. 

Bij zes patiënten is de Orion technologie inmiddels geïmplanteerd. Vier patiënten zijn geopereerd in het Ronald Reagan UCLA Medical Center in het Amerikaanse Los Angeles, terwijl twee patiënten zijn behandeld in het Baylor College of Medicine in Houston. Het gaat om vijf mannelijke en één vrouwelijke patiënt, die gemiddeld 48 jaar oud zijn. De patiënten zijn door verschillende oorzaken volledig blind geworden, waaronder aangeboren glaucoom, hoofdtrauma, endophthalmitis en optische neuropathie.

Lichtverschijnselen waarnemen

Bij deze patiënten werd de technologie gemiddeld 13 maanden geleden geïmplanteerd. SecondSight presenteert nu de resultaten die bij deze patiënten zijn geboekt. Alle patiënten blijken in staat door de technologie lichtverschijnselen (fosfenen) waar te nemen. Na de implantatie is de waarnemingsdrempel – de hoeveelheid energie die nodig is om een lichtverschijnsel te creëren dat door de patiënten kan worden waargenomen – gedurende de meetperiode ongeveer gelijk gebleven. 

Bij vier patiënten is gemonitord in welke mate zij objecten kunnen lokaliseren en bewegingen kunnen zien. Drie van de vier patiënten bleek twaalf maanden na de implantatie van Orion met het systeem ingeschakeld beter in staat te zijn een object met een groot contrast waar te nemen dan met het systeem uitgeschakeld. Een evengrote groep blijkt twaalf maanden na de implantatie beter in staat de richting te bepalen van bewegende objecten met een groot contrast.

Bijwerkingen

Het nieuws is echter niet uitsluitend positief; twee van de zes patiënten blijken bijwerkingen te ervaren bij de technologie, waarvan de ernst varieert. Zo is één patiënt getroffen door een beroerte. Als voorbeeld van een minder ernstige bijwerking noemt SecondSight hoofdpijn. 

Will McGuire, president en Chief Executive Officer van SecondSight, is tevreden over de voortgang van het project. “We zijn verheugd met de voortdurende voortgang die gemaakt wordt in het Orion Early Feasibility Study met de zes onderzoeksdeelnemers. De eerste vier patiënten zijn nu twaalf maanden geleden een implantaat gekregen, en de deelnemers lijken stabiele voortgang te maken in hun vermogen dagelijkse taken uit te voeren en de zichtgerelateerde functionele einddoelen voor dit onderzoek te halen. Het is bemoedigend dat als we naar de resultaten kijken die na twaalf maanden met het vergelijkbare Argus II haalbaarheidsonderzoek zijn gerealiseerd, de deelnemers aan het Orion onderzoek op de meeste vlakken net zo goed of beter presteren. Denk hierbij aan de Functional Low-Vision Observer Rated Assessment (FLORA). We kijken ernaar uit de samenwerking met onze onderzoekers voort te zetten en ons Orion technologieplatform verder te ontwikkelen”, aldus McGuire.

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Groupe PSA en Toyota testen autonome voertuigen op Europese wegen

Groupe PSA, waar de automerken Peugeot, Citroën en DS onderdeel van uitmaken, heeft deze maand proeven uitgevoerd met een zelfrijdend voertuig. De experimenten vonden plaats op de Franse openbare weg. Het Japanse Toyota kondigt daarnaast aan eveneens een zelfrijdend voertuig te testen op de Europese wegen.

De proeven van Groupe PSA zijn op 11 juli uitgevoerd in samenwerking met VINCI Autoroutes, de beheerder van de Franse tolwegen. Een zelfrijdende Peugeot 3008 moest onder meer veilig door een tolpoortje navigeren, autonoom zijn weg vinden bij wegwerkzaamheden en veilig tot stilstand komen op de vluchtstrook.

AVA programma

De proeven zijn uitgevoerd op de Franse snelwegen A10 en A11 tussen Dourdan en Ablis. De Peugeot 3008 waarmee de testen zijn uitgevoerd is één van de prototypes die Groupe PSA binnen het Autonomous Vehicle for All (AVA) programma heeft ontwikkeld. Dit programma heeft als doel een eenvoudige en intuïtieve autonome auto te ontwikkelen die een veilige en comfortabele rijervaring biedt. 

Binnen AVA ligt de focus op de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke technologie die de bestuurder ondersteunt. Om dit mogelijk te maken ontwikkelt Groupe PSA interfaces die zowel eenvoudig als intuïtief te bedienen zijn, en gebruikers op ieder moment de mogelijkheid biedt de controle over het voertuig weer over te nemen. Binnen het AVA programma wordt gewerkt aan verschillende niveau’s van autonoom rijden, waarmee Groupe PSA wil kunnen inspelen op de variërende behoeften van verschillende klanten. 

Rijhulpsystemen in productiemodellen

Binnen AVA programma zijn eerder functies ontwikkeld die inmiddels beschikbaar zijn op productiemodellen. Als voorbeeld noemt Groupe PSA de Peugeot 208, 308, 2008, Traveller en de nieuwe Peugeot 3008, evenals de Citroën C4 Picasso, C3 en SpaceTourer. Deze modellen zijn in Europa allen voorzien van rijhulpsystemen. Denk hierbij aan adaptieve cruise control die automatisch de snelheid van het voertuig aanpast aan de voorligger, een systeem dat waarschuwt voor aanstormende ongevallen, een automatisch noodremsysteem en een systeem dat het voertuig automatisch binnen zijn rijbaan houdt. 

Ook in China levert Groupe PSA deze functies, al zijn deze beschikbaar op andere modellen. De functies zijn in het Aziatische land leverbaar op de Peugeot 4008 en Citroën C6.

‘Volgende stap in ontwikkeling van autonome voertuigen’

“Deze proef is de volgende stap in de ontwikkeling van autonome voertuigen. Twee jaar na de eerste test, was het doel nog meer beperkingen in toepassingen aan te pakken door de communicatie tussen het autonome voertuig en de weginfrastructuur te verbeteren om het bereik van het systeem uit te breiden en de veiligheid te garanderen. Deze experimenten demonstreren het innovatieve en praktische karakter van de samenwerking tussen Groupe PSA en Vinci Autoroutes, dat van vitaal belang is voor de ontwikkeling van autonome voertuigen”, licht Carla Gohin, Chief Technology Officer van Groupe PSA, uit. 

Pierre Coppey, bestuursvoorzitter van VINCI Autoroutes en Executive Vice-President van VINCI, wijst op het belang van slimme weginfrastructuur. “Slimme weginfrastructuur is essentieel voor de ontwikkeling van autonome voertuigen. Het verbetert de contextuele data die wordt gedeeld met het navigatiesysteem om de besluitvorming van het voertuigen en het bepalen van de route te optimaliseren”, aldus Coppey. “Met het oog hierop is de samenwerking met PSA veelbelovend. Het wegnetwerk biedt een proeftuin voor nieuwe mobiliteitsoplossingen die het gebruik van de weg in de toekomst zal revolutioneren.”

Autonome Lexus LS in centrum van Brussel

Naast Groupe PSA gaat ook Toyota een zelfrijdend voertuig testen op de Europese wegen. Het gaat om een Lexus LS, die met een veiligheidschauffeur wordt getest in het centrum van de Belgische hoofdstad Brussel. De experimenten hebben als doel de impact van de diversiteit van het menselijk gedrag op geautomatiseerde rijsystemen in kaart te brengen. Ditzelfde voertuig heeft eerder al op de openbare weg gereden in zowel Japan als de Verenigde Staten. 

Tijdens de test legt de Lexus LS gedurende een periode van 13 maanden een vaste route af door het centrum van Brussel. Het voertuig is op zijn dak voorzien van allerlei sensoren, waaronder LIDAR, radars, camera’s en een nauwkeurig positioneringssysteem. Om de veiligheid van medeweggebruikers te waarborgen zal tijdens de test te allen tijde een menselijke chauffeur aanwezig zijn, die indien nodig kan ingrijpen om het autonome voertuig te corrigeren. 

De autonome Lexus LS waarmee Toyota in Brussel experimenteert (bron foto: Toyota)

De autonome Lexus LS waarmee Toyota in Brussel experimenteert (bron foto: Toyota)

Onvoorspelbaar menselijk gedrag bestuderen

Gerald Killmann, Vice President Research & Development van Toyota Motor Europe (TME): “Het R&D-centrum van TME in Brussel is binnen het wereldwijde Toyota het Regional Centre of Excellence for Computer Vision, dat ervoor moet zorgen dat computers de omgeving ‘zien’ en ‘begrijpen’. Het hoofddoel van dit proefproject is het bestuderen van het complexe en onvoorspelbare menselijk gedrag en de impact daarvan op de eisen die aan geautomatiseerde rijsystemen worden gesteld. Het uiteindelijke doel van Toyota is nul slachtoffers van verkeersongevallen. Daarom is het essentieel om het menselijk gedrag te begrijpen om te kunnen reageren op de complexiteit en bevolkingsdiversiteit van een stedelijke omgeving zoals Brussel, de Europese hoofdstad met 184 verschillende nationaliteiten. Na succesvolle proeven op de openbare weg in Japan en de VS gaan we het interpretatievermogen van de auto nu uitbreiden met Europese rijomstandigheden.”

Christophe Vanoerbeek van Brussel Mobiliteit voegt toe: “Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en Brussel Mobiliteit in het bijzonder, volgt de nieuwste technologische ontwikkelingen met betrekking tot geautomatiseerde voertuigen op de voet. We zijn ons bewust van de mogelijkheden van de technologie als oplossing voor stedelijke mobiliteit, maar beseffen ook dat veiligheid altijd vooropstaat. Dit besef komt tot uitdrukking in ons nieuw Gewestelijk Mobiliteitsplan, genaamd Good Move, en in een van de 50 maatregelen die we hebben voorgesteld om onze visie te verwezenlijken: anticiperen op de komst van geautomatiseerde voertuigen. Ons ambitieus strategisch onderzoek naar de overgang naar geautomatiseerde voertuigen is bepalend voor de stappen die nodig zijn voor een sterk kader en een positieve ontwikkeling van geautomatiseerde voertuigen. Ik denk dat we er trots op mogen zijn dat onze stad en ons Gewest het laboratorium zijn voor dit soort geavanceerde mobiliteitsoplossingen. We stimuleren alleszins innovatie op het gebied van mobiliteit, en dat wordt internationaal erkend.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Amerikaans bedrijf 3D-print componenten van ruimteschip in de ruimte

Het Amerikaanse bedrijf Made In Space onderdelen van ruimteschepen 3D-printen in een baan rond de aarde. Het bedrijf bouwt hiervoor met financiering van de NASA een klein ruimteschip genaamd Archinaut One.

Het project krijgt 73,7 miljoen dollar financiering van NASA. Het is onderdeel van Tipping Point, een initiatief waarbinnen NASA publiek-private samenwerkingen aan voor de ontwikkeling van kritieke ruimtevaarttechnologie. De bedoeling is dat private partijen minimaal 25% van de ontwikkelkosten voor rekening nemen, wat de rekening voor de Amerikaanse belastingbetaler verlaagd. 

Archinaut One

De Archinaut One vormt de basis van het project. Dit ruimteschip wordt naar verwachting met behulp van een Electron draagraket van het eveneens Amerikaanse Rocket Lab in een baan rond de aarde gebracht. Hier aangekomen print de Archinaut One twee grote balken van 10 meter lang, die aan weerszijde van het ruimteschip worden geplaatst. Tijdens het printen worden de balk steeds verder uitgeschoven, waarmee zij automatisch zonnepanelen uitvouwen die de Archinaut One vanaf aarde heeft meegenomen. Het gaat hierbij om zeer energie-efficiënte zonnepanelen die volgens NASA vijf keer zoveel energie opwekken als traditionele zonnepanelen die momenteel op ruimteschepen van vergelijkbare omvang worden gebruikt.

“Robotische productie en assemblage in de ruimte zijn onmiskenbare doorbraken en fundamentele mogelijkheden voor toekomstige verkenning van de ruimte”, zegt Jim Reuter, Associate Administrator bij NASA’s Space Technology Mission Directorate. “Door de leiding te nemen in de ontwikkeling van deze transformatieve technologie, behoudt de Verenigde Staten zijn leidende positie in het verkennen van de ruimte nu we stappen zetten met astronauten die naar de maan en later naar Mars reizen.”

De Archinaut One is sinds 2016 in ontwikkeling. Made In Space wist in 2017 in een testomgeving van NASA waarin de omstandigheden in de ruimte worden nagebootst met succes structurele balken te 3D-printen. Met dit experiment is de werking van het printsysteem gedemonstreerd en is aangetoond dat geprinte onderdelen de druk, temperatuur en andere factoren waaraan zij in de ruimte worden blootgesteld kunnen doorstaan. Naast Made In Space zijn ook Northrop Grumman en NASA’s Jet Propulsion Laboratory betrokken bij de ontwikkeling van de Archinaut One.

3D-printen in gewichtloosheid 

Al langer wordt geëxperimenteerd met het 3D-printen van objecten in de ruimte. Zo kondigde het Amerikaanse bedrijf TechShot in januari aan een 3D-printer naar het International Space Station (ISS) te willen sturen om hartweefsel te printen. Dit is een complex proces; zo hebben geprinte organen de neiging tijdens het printen onder hun eigen gewicht te bezwijken. De gewichtloosheid in de ruimte voorkomt dit. 

Ook het European Space Agency (ESA) zet in op 3D-printen in de ruimte. Zo wil de ESA verblijfsruimten gaan 3D-printen op de maan uit lokale materialen, zodat componenten voor deze locaties niet met behulp van ruimteschepen hoeven te worden vervoerd. Door op de maan een maanbasis te bouwen krijgen onderzoekers onder meer meer leefruimte zodat zij langer op de maan kunnen verblijven en meer ruimte om onderzoek uit te voeren. 

3D-printed Habitat Challenge

Ook NASA zelf richt zich al langer op 3D-printen in de ruimte. Zo heeft de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie in 2015 de 3D-printed Habitat Challenge gelanceerd. Binnen deze wedstrijd worden teams uitgedaagd een leefomgeving te 3D-printen van waaruit astronauten deep space kunnen verkennen. De wedstrijd is gericht op de ontwikkeling van bouwtechnieken voor duurzame woningen op zowel de aarde als buiten de planeet. 

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Deze fietshelm moet fietsers nog beter beschermen tegen hersenschuddingen

Hersenen zijn het meest kwetsbare lichaamsonderdeel dat we als mens hebben. Ze zijn dan ook het beschermen waard. Fietsfabrikant Bontrager heeft een fietshelm ontworpen die hersenschuddingen of erger hersenletsel zoveel mogelijk moet voorkomen.

Veel traditionele fietshelmen zorgen ervoor dat de impact bij een val verzacht wordt. Dit is te danken aan de veelal harde kunststof schaal met daarin EPS-schuim. De zachte binnenkant van deze helmen deukt in en verzacht zo de impact van de val. De zogenoemde Charge Wavecel Commuter-helm van Bontrager gaat nog een stapje verder, zo meldt De Ingenieur: het zorgt ervoor dat de hersenen niet roteren. Hierdoor worden hersenschuddingen of erger voorkomen.

Normaal gesproken is het vaak zo dat bij een val het hoofd in een korte tijd krachtig naar een bepaalde kant wordt gedrukt. De hersenen ‘vallen’ vervolgens kort daarna diezelfde kant op. Ondanks dat een helm de impact van de klap verzacht, zorgt het toch vaak voor hersenschuddingen of zelfs erger hersenletsel. De WaveCel helm is zo gemaakt dat ook de rotatie van het hoofd gedempt wordt. Aan de binnenkant van de helm zit een soort plastic structuur met een golfpatroon dat kan buigen, kreukelen en draaien. 

Trendbreuk

Bontrager werkte voor de totstandkoming van de helm, net als een groot deel van haar producten, samen met TREK Bikes. “De WaveCel-helm vormt een radicale trendbreuk met reeds 30 jaar geldende veiligheidsstandaards in de fietsindustrie”, zo lezen we op de website. De energie van de zijdelingse impact wordt als volgt opgevangen: 

Buigen: De celstructuur buigt mee en vangt de eerste frictiekrachten op.

Kreukelen: Daarna verkreukelt de structuur, net als een autobumper bij een botsing.

Verplaatsen: Ten slotte verplaatst WaveCel de impact-energie weg van je hoofd.

 

Klik op onderstaande afbeelding om een video over de helm te bekijken:

Onderzoek

De WaveCel-helm is al uitvoerig getest in valproefonderzoeken van zowel een Amerikaans als Frans lab. Daaruit is gebleken dat er met het dragen van een WaveCel-helm 48 keer minder kans* is op een hersenschudding dan met een helm met EPS-schuim.

De helm is inmiddels op de markt en ook goedgekeurd voor speed pedelecs; elektrische fietsen die sneller kunnen dan 45 kilometer per uur. Een standaardexemplaar kost 150 euro.

*Resultaten zijn gebaseerd op AIS 2-letsel (Abbreviated Injury Scale) op basis van BrIC (Brain Injury Critera) bij een vergelijkingstest tussen een standaard EPS-helm en de zelfde helm gemodificeerd met een WaveCel inzetstuk bij een impact van 6,2 m/s onder een hoek van 45°.

Bron: De Ingenieur/TREK Bikes.

TU Delft Solar Boat Team wint WK zonnebootracen

Het TU Delft Solar Boat Team is afgelopen weekend wereldkampioen zonnebootracen op open zee geworden tijdens de Solar & Energy Boat Challenge 2019. Het was de eerste keer dat de universiteit offshore met een eigen ontworpen en geproduceerde zonneboot meedeed.

Dat het team in Monaco kampioen werd, is behoorlijk knap. Het kreeg te maken met een aantal tegenslagen, waaronder een afgebroken onderdeel tijdens de laatste test en een probleem met het elektrisch systeem rond de zonnepanelen. Het TU Delft Solar Boat Team, dat volledig bestaat uit studenten, wilde met deelname aan de reace laten zien dat zonne-energie ook de open zee kan trotseren. Teammanager Kristian de Ruiter zegt in een persbericht: “Ik had na alle tegenslagen niet durven dromen dat we uiteindelijk wereldkampioen zijn geworden. Ik ben enorm trots op het team dat ze ondanks alles door hebben gezet en dat dit uiteindelijk wordt beloond met dit fantastisch resultaat.”

De racedagen waren een enorme emotionele rollercoaster voor het team. Op vrijdag vond de eerste race plaats tussen Monaco en Ventimiglia(IT) en bedroeg een afstand van 30 km. De Ruiter vertelt: “Door uitstekende omstandigheden, een team die heel goed samen werkte en perfect functionerende boot, hebben we erg hoge snelheden kunnen behalen en zelfs een snelheidsrecord voor de boot kunnen neerzetten met een snelheid 35 km/u.” 

Schade aan elektronisch systeem             

Na het succesvol uitvaren van de endurance race op vrijdag, ontdekte het team schade aan het elektrische systeem rondom de zonnepanelen. Olmar van Beurden, chief elektronica, legt uit: “De schade is ontstaan door interne hitte. Helaas kon deze schade niet meer volledig hersteld worden voor de volgende race op zaterdag. Om er zeker van te zijn dat er niet meer schade ontstaat aan de boot, en om de veiligheid van de piloten te garanderen, besloten we de zonnepanelen van onze boot te verwijderen en de race van zaterdag te varen op de energie die was opgeslagen in de batterijen.”

De langeafstandsrace van 60 km die op zaterdag plaatsvond was dan ook een behoorlijke uitdaging.  “De zonnepanelen zaten niet meer op het dek en dus moesten we het doen met de energie die al was opgeslagen in de batterijen. Dit resulteerde in lagere snelheden en een grote strategische uitdaging om het verbruik en de batterijcapaciteit te laten matchen. Desondanks ben ik enorm trots op ons team dat we door efficiënt te varen en alles op alles te zetten, wereldkampioen zijn geworden”, zegt De Ruiter. Het team kwam bijna twee keer zo snel over de finish dan de concurrenten, die onderweg nog moesten opladen.

De boot

De zonneboot waar de studenten het afgelopen jaar aan werkten, bestaat uit een hoofdromp en twee kleinere zijrompen. Deze zijn ontworpen om de nodige stabiliteit te geven. “Deze rompen worden geproduceerd door het team en zijn voornamelijk gemaakt van koolstofvezels, ideaal voor sterke en lichtgewicht constructies. In totaal wegen ze slechts 90 kg, net boven het gemiddelde menselijke gewicht van de man”, zo valt op de website te lezen.” Het zonnedek is 28 vierkante meter groot, te vergelijken met negen tweepersoonsbedden bij elkaar. De array, bestaande uit bijna 1100 cellen, kan een vermogen van 5,4 kW genereren en is 30% efficiënter dan het gemiddelde zonnepaneel op daken. Het team heeft ook zijn eigen Maximum Power Point Trackers (MPPT’s) ontworpen om alle opgevangen energie optimaal te gebruiken.

Het team 

Het TU Delft Solar Boat Team bestaat uit 28 studenten van tien verschillende faculteiten aan de TU Delft. In één jaar tijd doorlopen de studenten van het team het proces van ontwerpen, produceren, testen en tenslotte racen met een zonneboot. Sinds de oprichting in 2005 probeert het TU Delft Solar Boat Team de maritieme sector te inspireren om met minder uitstoot te varen. Tot en met afgelopen jaar deden de studenten dit door deel te nemen aan races voor zonneboten op binnenwateren. Hiermee hebben ze laten zien wat een studententeam kan bereiken door het gebruik van zonne-energie. Dit is het eerste jaar dat het team de offshore uitdaging aan gaat. De Ruiter: ”Zo laten we aan de maritieme industrie zien dat er ook op open zee met minder uitstoot gevaren kan worden.”

 

Bron: TU Delft.
Foto’s/infographic: TU Delft Solar Boat Team

AI verwerkt medische aantekeningen automatisch in medisch dossier

Fujitsu introduceert een nieuwe op kunstmatige intelligentie (AI) gebaseerde oplossing die helpt ongestructureerde medische aantekeningen sneller te verwerken in het medisch dossier van een patiënt. Het bedrijf stelt dat dit proces met behulp van de oplossing tot 90% kan worden versneld.

Gestructureerde informatie speelt een cruciale rol in medische besluitvorming en de zorg in het algemeen. Medische professionals staan echter onder steeds grotere tijdsdruk en hebben per patiënt steeds minder tijd te besteden. Tegelijkertijd wordt van medisch professionals verwacht dat zij medische aantekeningen direct verwerken in het medische dossier van de patiënt, iets wat al snel vijftien minuten per patiënt in beslag neemt. De oplossing stroomlijnt dit proces door hiervoor flexibelere mogelijkheden te bieden en dit proces in belangrijke mate te automatiseren.

Meer tijd voor de patiënt

Zo kunnen artsen en zorgverleners met behulp van de oplossing hun medische aantekeningen geautomatiseerd laten analyseren en opnemen in het medische dossier van de patiënt. Zij zijn hierdoor minder tijd kwijt aan het bijwerken van dit dossier en kunnen meer tijd besteden aan de patiënt, bijvoorbeeld om meer bruikbare gegevens over de patiënt te verzamelen.

De nieuwe technologie is door Fujitsu aangekondigd op de jaarlijkse Fujitsu Innovation Gathering in het Britse Londen. De technologie combineert semantische kennis en Natural Language Processing (NLP) met deep learning om niet alleen medische aantekeningen te herkennen, maar hier ook waarde uit te kunnen destilleren.

Er zijn overigens al langer oplossingen beschikbaar die het mogelijk maken medische aantekeningen geautomatiseerd te verwerken in medische dossiers. Deze oplossingen kennen volgens Fujitsu echter hun beperkingen. Zo moeten zorgverleners hun aantekeningen op een specifieke manier opstellen om deze begrijpelijk te maken voor deze software. Dit is bij de AI-oplossing van Fujitsu niet nodig; de oplossing kan worden getraind om te voldoen aan specifieke behoeften van gebruikers. Dit geeft zorgverleners meer flexibiliteit en zorgt volgens Fujitsu dat data veel nauwkeuriger wordt opgenomen in medische dossiers. 

‘Meetbare verbeteringen’

Binnen het project werkt Fujitsu nauw samen met partners in de zorg, waaronder het San Carlos Medisch Centrum. “We zoeken constant nieuwe manieren om klinische besluitvorming te verbeteren, en ons werk met Fujitsu Laboratories of Europe helpt ons belangrijke stappen vooruit te zetten in het verbeteren van de efficiëntie. De meeste systemen voor elektronische medische dossiers voldoen niet aan de eisen van de dokter-patiëntrelatie. Sterker nog: het gebruik van elektronische medische dossiers wordt in verschillende onderzoeken direct gekoppeld aan klinische burn-outs. Met nieuwe technologieën zoals Fujitsu’s nieuwste AI gebaseerde ’text mining’ software kunnen we deze uitdagingen direct te lijf gaan en meetbare verbeteringen realiseren in medische besluitvorming”, aldus Dr. Julio Mayol, Chief Medical Officer, van het San Carlos Medisch Centrum. 

Dr. Adel Rouz, Chief Executive Officer van Fujitsu Laboratories of Europe, zegt: “Onze co-creatiestrategie met partners zoals het San Carlos Medisch Centrum heeft ons belangrijke inzichten opgeleverd in de uitdagingen waar de zorg voor staat, met name bij het ondersteunen van klinische besluitvorming. We zijn erin geslaagd een aantal belangrijke innovaties te realiseren die ons helpen een verschil te maken in de workflow van medische professionals. Deze laatste ontwikkeling is een volgende stap en helpt ons de nauwkeurigheid van klinische gegevens te verbeteren en de digitalisering van ziekenhuizen, zorgverzekeraars en overheidsdiensten te automatiseren. We verwachten dat onze technologie brede toepassingen kent en eenvoudig kan worden aangepast om vergelijkbare uitdagingen in andere domeinen zoals verzekeringen, juridisch en compliance op te lossen.”

IBM Watson

Fujitsu is niet de enige partij die AI inzet in de zorg. Zo introduceerde IBM in 2014 Watson, die tijdens een presentatie erin slaagde een reeks symptomen van een patiënt te analyseren en op basis hiervan een aantal mogelijke diagnoses te geven. Bij ieder van deze diagnoses werd een zekerheidspercentage genoemd en ter onderbouwing verwezen naar medische bronnen. 

Watson is sindsdien verder ontwikkeld, waarbij succesvolle en minder succesvolle resultaten zijn geboekt. Zo slaagde IBM Watson er in 2017 in genoomdata 960 keer sneller te analyseren dan tot dan mogelijk was. Er waren echter ook minder grote successen. Zo blijkt uit documenten die de website STAT in handen heeft gekregen dat een samenwerking tussen het Memorial Sloan Kettering Cancer Center en IBM Watson voor het diagnosticeren en behandelen van kankerpatiënten niet tot succes heeft geleid. Volgens de documenten zou IBM Watson regelmatig verkeerde adviezen hebben gegeven. 

Verschillende artsen en hoogleraren uitten begin dit jaar tegenover IEEE Spectrum kritiek op IBM Watson. Een voorbeeld is Herbert Chase, hoogleraar Medische Wetenschappen en Biomedische Informatica van de Columbia University. Chase was eerder zelf betrokken bij de initiële ontwikkeling van Watson.  “Artsen – zeker zij die aan de frontlinie staan, de eerstelijns zorg – gaan iedere dag aan het werk met de wetenschap dat zij onmogelijk alles kunnen weten wat zij nodig hebben om de beste, meest efficiënte en meest effectieve zorg te kunnen leveren”, aldus Chase. 

De AI zou zijn belofte om de medische sector te veranderen niet waarmaken. Chase zegt dan ook teleurgesteld te zijn in de langzame ontwikkeling van IBM Watson op het gebied van zorg. “Ik ben niet op de hoogte van spectaculaire homeruns”, aldus de hoogleraar.

DeepMind

Ook DeepMind, onderdeel van Google’s moederbedrijf Alphabet, werkt aan AI voor de zorg. In samenwerking met het Moorfields Eye Hospital in de Britse hoofdstad Londen heeft DeepMind een AI-systeem ontwikkeld dat vijftig oogziektes net zo nauwkeurig kan diagnostiseren als gespecialiseerde oogartsen. Het systeem helpt te bepalen van welke behandeling patiënten het meeste profijt zullen hebben en met welke prioriteit patiënten moeten worden behandeld. 

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Toyota laadt Prius PHV op met zonnepanelen

Autofabrikant Toyota kondigt aan in samenwerking met NEDO en Sharp Corporation te gaan experimenteren met een Toyota Prius die kan worden opgeladen met behulp van zonnepanelen op het dak. Het onderzoek moet helpen het bereik via een dergelijk systeem te vergroten en de efficiëntie van elektrische voertuigen met zonnepanelen te verhogen.

Binnen het project wordt gebruik gemaakt van zonnepanelen met een conversie-efficiëntie van 34%. Deze panelen zijn eerder ontwikkeld als onderdeel van een project onder leiding van NEDO, waarbinnen een ingebouwd zonnepaneel is ontworpen. Dit paneel is door Toyota op het dak, de motorkap, de achterklep en andere delen van de Prius PHV geplaatst. De zonnepanelen leveren samen een vermogen van 860 Watt, wat ongeveer 4,8 keer zoveel is als de commerciële versie van de Prius PHV met zonnepanelen. 

Laden tijdens het rijden en parkeren

Met behulp van de zonnepanelen kan het testvoertuig zowel tijdens het rijden als geparkeerd worden opgeladen. Dit vergroot de opbrengst van de zonnepanelen en daarmee zowel het bereik van het voertuig op elektriciteit als het verbruik van traditionele brandstof. Naast een elektromotor is de Prius PHV ook voorzien van een traditionele verbrandingsmotor.

Het voertuig wordt vanaf eind deze maand getest op de openbare weg in verschillende regio’s in Japan getest, onder meer in Toyota City in het Aichi prefectuur bij Tokio. Tijdens het project wordt data verzameld om het zonnesysteem door te ontwikkelen en verder te verfijnen. Deze data wordt deels gedeeld met NEDO en Sharp. De voordelen van het systeem worden beoordeeld door de PV-powered Vehicle Strategy Committee, die door onder meer NEDO wordt gesponsord. 

 Toyota)

De Toyota Prius PHV met zonnepanelen (bron foto: Toyota)

Al langer leverbaar met zonnepanelen

De Toyota Prius PHV is overigens al langer leverbaar met een zogeheten ‘Solar Roof’. Deze optie kost 2.895 euro en bedekt het dak het voertuig met zonnepanelen. Met 22,5% is het rendement van deze panelen echter een stuk lager dan de nieuwe panelen waar Toyota nu meer experimenteert. Ook is de opbrengst van 180 watt en een bereik van 6,1 kilometer beperkt te noemen. 

De zonnepanelen van de bestaande Prius kunnen de accu’s daarnaast alleen opladen terwijl het voertuig is geparkeerd; tijdens het rijden wordt niet geladen. Opgeslagen energie wordt ingezet om de 12-volt accu te laden die het navigatiesysteem en de klimaatbeheersing van energie voorziet.

Lightyear

Onlangs lanceerde Lightyear eveneens een voertuig met zonnepanelen: de Lightyear One. Het Nederlandse bedrijf stelt hiermee de eerste auto op zonne-energie op de markt te brengen die geschikt is voor lange afstanden. De Lightyear One is op zowel zijn dak als motorkap voorzien van zonnepanelen, waarmee de accu’s van het voertuig tijdens het rijden kunnen worden opgeladen. Het voertuig kan hiermee een bereik van 725 kilometer realiseren.

Met het voertuig wil Lightyear enkele beperkingen van bestaande elektrische auto’s aanpakken. Zo moeten elektrische auto’s worden opgeladen met behulp van een laadpaal, waarop het voertuig met behulp van een kabel wordt aangesloten. De beschikbaarheid van laadpalen is op dit moment echter nog beperkt, waardoor niet op iedere locatie kan worden opgeladen. 

“Lightyear One heeft geen last van deze nadelen. De auto is ultra-efficiënt. Daardoor kun je een ongekende afstand van 725 kilometer rijden met een relatief kleine batterij. Daarnaast laadt de batterij zichzelf op met behulp van zonne-energie, waarmee je tot wel 20.000 kilometer per jaar kunt laden. Dat maakt het een stuk eenvoudiger om te laden, want je kunt langere afstanden afleggen met dezelfde energie. Ook kun je gebruik maken van gewone stopcontacten; met een gewone 230 volt stekker kun je tot 400 kilometer per nacht laden. Dat is vooral mooi als je een roadtrip wilt maken, omdat je geen gebruik hoeft te maken van de elektrische laadinfrastructuur”, zei Lex Hoefsloot, CEO en één van de oprichters van Lightyear, tijdens de presentatie van het prototype. 

Auteur: Wouter Hoeffnagel

Hoe gemeenten ruimte kunnen maken voor de nieuwe maakindustrie ESEF Maakindustrie: Probleemoplosser in een snel groeiende markt Groen rechts Carbon en Covestro produceren hars voor 3D-printers op grote schaal Collaboratieve robots van ABB automatiseren zorgtaken Camera kan blinde patiënten zicht deels terug geven Groupe PSA en Toyota testen autonome voertuigen op Europese wegen Amerikaans bedrijf 3D-print componenten van ruimteschip in de ruimte Deze fietshelm moet fietsers nog beter beschermen tegen hersenschuddingen TU Delft Solar Boat Team wint WK zonnebootracen AI verwerkt medische aantekeningen automatisch in medisch dossier Toyota laadt Prius PHV op met zonnepanelen

Meer van Kelly Bakker

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven