maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

Fokker Next Gen werkt aan vliegtuig op waterstof

Een vliegtuig op waterstof van Nederlandse makelij. Dat is waaraan het bedrijf Fokker Next Gen werkt. Met behulp van het vliegtuig wil het bedrijf passagiers op CO2-neutrale wijze kunnen vervoeren door Europa.

Het bedrijf wil in 2035 zijn vliegtuig op waterstof op de markt brengen. Het ontwerp van dit vliegtuig is gebaseerd op de Fokker 100. Het vliegtuig moet vluchten tot 2.500 kilometer mogelijk maken op waterstof. Dit betekent in de praktijk dat alle bestemmingen binnen Europa op een CO2-neutrale wijze bereikbaar zijn.

‘Kansen waren niet eerder zo groot’

Directeur Juriaan Kellermann wijst in gesprek met het Nederlands Dagblad op het momentum voor CO2-neutraal vliegen dat momenteel bestaat. “De kansen waren niet eerder zo groot”, aldus de directeur.

Het gaat om een ambitieus plan, waarvoor veel geld nodig. Zo verwacht Kellermann in totaal miljarden euro’s te moeten ophalen bij investeerders. Hiermee wil Fokker Next Gen zijn watervliegtuig realiteit maken en een productielijn opzetten voor de productie van 150 toestellen op jaarbasis.

27,5 miljoen euro aan subsidies

Het bedrijf haalde tot nu toe 27,5 miljoen euro aan subsidies op in zowel de EU als Nederland. Zo haalde het vorig jaar een Europese subsidie binnen. Met behulp hiervan werkt Fokker Next Gen samen met fabrikant van vliegtuigmotoren Rolls-Royce aan een vliegtuigmotor die kan draaien op waterstof.

Foto: Fokker Next Gen
Foto: Fokker Next Gen

Ook ontving het bedrijf vorig jaar een subsidie uit het Nationaal Groeifonds. Dit geld zet Fokker Next Gen in om samen met onder meer Fokker Services en Rolls-Royce een Fokker 100 om te bouwen voor waterstof.

Kellermann wijst tegenover het Nederlands Dagblad op het belang van dergelijke subsidies. Deze zijn volgens hem nodig om grote investeerders over de streep te trekken; zonder subsidies en bewijs dat vliegen op waterstof haalbaar is willen zij niet snel instappen.

Productie in Nederland

Fokker Next Gen wil de waterstof-gebaseerde Fokker in Nederland gaan produceren. Kellermann wijst hierbij op de grote investeringen in waterstof vanuit Nederland, onder meer in Rotterdam en Groningen. Op de lange termijn sluit Kellermann niet uit dat de assemblage ook in een ander land gaat plaatsvinden.

Momenteel werkt het bedrijf aan een eerste exemplaar van de omgebouwde Fokker 100. Deze moet in 2027 voor het eerst het luchtruim kiezen. Dit initiële ontwerp werkt het bedrijf vervolgens verder uit met Rolls-Royce en Fokker Services. Zowel Fokker Next Gen, Fokker Services als Fokker Techniek zijn onderdeel van Panta Holdings van investeerder Jaap Rosen Jacobson.

Foto: Fokker Next Gen

Waterstof, kerosine en Sustainable Aviation Fuel

De Fokker 100 waaraan wordt gewerkt moet overigens niet alleen op waterstof kunnen vliegen, maar ook op kerosine en zogeheten Sustainable Aviation Fuel, een duurzame vliegtuigbrandstof op basis van afval en reststoffen. In het ontwerp staan naast duurzaamheid ook een verminderde geluidsproductie en verhoogde efficiëntie evenals duurzame productie, onderhoud en uiteindelijk recycling centraal.

Fokker Next Gen is niet de enige partij die werkt aan een nieuw ontwerp op basis van Fokker 100. Ook Rekkof – inmiddels Netherlands Aircraft Company – werkt aan een dergelijk ontwerp. De nadruk hierbij ligt op een energiezuinig ontwerp, met als doel het terugdringen van het verbruik van het vliegtuig. Het ministerie van Economische Zaken stelde een subsidie van twintig miljoen euro beschikbaar. Een prototype had al in 2013 klaar moeten zijn, maar liep vertraging op. Vervolgens moest de vernieuwde Fokker – de 130NG – vanaf 2020 het luchtruim kiezen. Ook deze deadline is echter niet gehaald. Net als Fokker Next Gen, Fokker Services en Fokker Techniek is ook Netherlands Aircraft Company in handen van investeerder Jaap Rosen Jacobson.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Free-Photos via Pixabay

Storingen voorspellen en voorkomen met kunstmatige intelligentie

Storingen kunnen voor bedrijven al snel in de kosten lopen. Een nieuw systeem gebaseerd op kunstmatige intelligentie (AI) moet uitkomst bieden.

Storingen doen zich voor in alle maten en vormen. Denk hierbij aan een app van een bank die niet functioneert of een website die onbereikbaar is, maar ook aan een toegangspoort- of deur die niet wil openen of een onderdeel van een productielijn dat stilvalt. De schade kan voor bedrijven al snel oplopen. Bijvoorbeeld doordat de productie stil komt te liggen en leveringen moeten worden uitgesteld.

Voorkomen door te voorspellen

De Universiteit Twente, Hogeschool Saxion, TNO-ESI en de Vrije Universiteit Amsterdam werken binnen het project ZORRO aan het nieuwe systeem. ZORRO staat voor Engineering for Zero Downtime in Cyber-Physical Systems via Intelligent Diagnostics. De partijen willen AI inzetten voor het beter kunnen voorspellen van storingen, wat moet helpen bij het voorkomen hiervan. Het project krijgt een onderzoekssubsidie van drie miljoen euro.

De aftrap van het project vond afgelopen week plaats. Binnen het ZORRO-project werken de betrokken partijen aan diagnostische methoden voor hightech systemen. Denk hierbij aan MRI-scanners en printers.

Gedrag van apparatuur monitoren

De onderzoekers zetten sensoren in voor het monitoren van het gedrag van apparatuur. Algoritme kunnen vervolgens afwijkende patronen in de verzamelde gegevens opsporen, en correleren aan mogelijke oorzaken. Dit stelt bedrijven in staat tot tijdig ingrijpen. Bijvoorbeeld door het preventief vervangen of repareren van onderdelen. Zij voorkomen zo onverwachte storingen en kunnen downtime indien onvermijdelijk inplannen.

“Intelligent diagnostics is een actief onderzoeksgebied; waar meerdere onderzoekprojecten lopen ZORRO is uniek omdat we ons op het systeem als geheel richten, en niet op individuele componenten”, legt Mariëlle Stoelinga, hoogleraar Risk Management for High-tech system bij de Universiteit Twente, uit.

Complexe interacties en afhankelijkheden

“Dit maakt het complex: binnen een systeem hebben de componenten allerlei complexe interacties en afhankelijkheden. Om daarvoor diagnostiek te ontwikkelen, dat is de uitdaging. We willen bijvoorbeeld efficiënte monitoringssystemen ontwikkelen door slimme combinaties van sensoren. Een ander werkpakket in het project richt zich op het koppelen van domeinkennis aan data-gedreven algoritmen. Hiervoor ontwikkelen we nieuwe diagnostische modellen en integreren we deze in het ontwikkeltraject voor hightech systemen.”

Vice-projectleider Carmen Bratosin van TNO-ESI: “Dit multi-company programma geeft ons vertrouwen in een brede toepasbaarheid. Het stelt ons in staat onze inspanningen voor de realisatie van ESI’s diagnostiek roadmap voor de hightech industrie te versnellen.”

Nationaal investeringsprogramma KIC

De subsidie van drie miljoen euro die voor het project beschikbaar is gesteld is afkomstig uit de call ‘Next Generation Hightech Equipment: cyber-physical systemen’. Deze call maakt onderdeel uit van het onderzoeksprogramma Kennis- en Innovatieconvenant (KIC). Dit programma is gericht op het realiseren van baanbrekende innovatieve oplossingen met maatschappelijke en economische impact. Zowel bedrijven, kennisinstellingen als overheden investeren samen in de bedrijfsmatige toepassing van kennis. Het doel is het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen met behulp van slimme technologieën.

Het project wordt getrokken door UT-hoogleraar Marielle Stoelinga en co-projectleider Carmen Bratosin van TNO-ESI. ASML, Canon Production Printers, ITEC, Philips, en Thermo Fisher Scientific zijn vanuit de industrie betrokken.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: X3 via Pixabay

Acht EU-lidstaten willen Euro 7-uitstooteisen afzwakken

Acht lidstaten van de Europese Unie (EU) keren zich tegen de Euro 7-uitstooteisen die de Europese Commissie wil invoeren. De landen willen de norm afzwakken en stellen dat deze een transitie naar een emissievrije auto-industrie niet ondersteunt.

Dit meldt Reuters, die een gezamenlijke brief van de acht EU-lidstaten gericht aan andere EU-leden in handen heeft. De brief is ondertekend door Bulgarije, Frankrijk, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië. De landen stellen dat de plannen rondom de Euro 7-norm in de praktijk niet duurzaam zijn. Zo zouden autofabrikanten veel geld kwijt zijn aan het schoner maken van verbrandingsmotoren. Dit geld zouden zij anders kunnen besteden aan de ontwikkeling van uitstootvrije voertuigen.

Uitstoot van schadelijke stoffen terugdringen

De visie van de EU-lidstaten staat hiermee haaks op die van de Europese Commissie. De commissie wil met de Euro 7-norm juist de uitstoot van schadelijke stoffen door voertuigen terugdringen. De Euro 7-norm brengt ook strengere eisen rondom emissietesten met zich mee. Dit betekent in de praktijk onder meer dat autofabrikanten in voertuigen een monitoringssysteem moeten inbouwen die de uitstoot van schadelijke stoffen monitort. Hiermee wil de Europese Commissie herhaling van het emissieschandaal – ook wel bekend als dieselgate – voorkomen.

Wat staat er in de Euro 7-norm?

De Euro 7-norm brengt met name strengere eisen rondom de uitstoot van stikstof door verbrandingsmotoren met zich mee. De regels zijn alleen van toepassing op nieuwe voertuigen, en niet op bestaande voertuigen die op de Europese wegen rondrijden. De maximale uitstoot van stikstof – ongeacht brandstof – is vastgelegd op 60 mg per kilometer. Ook bepaalt de norm dat voertuigen tien jaar lang en 200.000 kilometer aan deze norm moeten blijven voldoen. Dat termijn bedraagt op dit moment vijf jaar en 100.000 kilometer.

De norm is hiermee strenger dan zijn voorganger, met name als het gaat om dieselauto’s. Zo is de maximale uitstoot van dieselvoertuigen in de Euro 6d-norm nog vastgelegd op 80 mg per kilometer. Dit wordt dus 60 mg per kilometer. Deze grens bestaat al langer voor benzineauto’s.

Een andere wijziging ten opzichte van de huidige regels is de hoeveelheid fijnstof. De grens voor PM10 blijft in de Euro 7-norm tot 2034 gelijk op 7 mg/km. Na dat jaar wijzigt dit in 3 mg/km. Wel tellen voortaan ook de fijnstof door de slijtage van de banden en remstof mee.

Ook de toegestane hoeveelheid CO voor benzineauto’s is in de Euro 7-norm strenger dan nu. De maximale CO-uitstoot halveert van 1.000 naar 500 mg per kilometer voor benzinevoertuigen. Voor dieselvoertuigen blijft deze grens gelijk op 500 mg per kilometer. De maximale hoeveelheid koolstofwateremissies (THC) is vastgelegd op 100 mg per kilometer. Voor NMHC (Non-Methane HydroCarbons / koolwaterstoffen anders dan methaan) is de uitstoot maximaal 68 mg per km voor zowel benzine- als dieselauto’s.

Al langer kritiek

Veel autofabrikanten zijn al langer kritisch op de Euro 7-norm. Zo waarschuwde Volkswagen eerder dat het aanpassen van zijn motoren op de nieuwe norm jaren in beslag neemt. Het verwacht niet op tijd aan de norm te kunnen voldoen. Dit kan in de praktijk leiden tot maandenlange productiestops, vreest Volkswagen.

Ook andere autofabrikanten zijn kritisch. Denk daarbij aan Audi, dat in maart al pleitte voor uitstel van de invoering van de Euro 7-norm. Topman Markus Duesmann stelt dat de Europese Commissie autofabrikanten te weinig tijd biedt om zich voor te bereiden op de Euro 7-norm.

‘Banen op het spel’

Skoda waarschuwde eveneens voor productiestops door de komst van de Euro 7-norm. Het vreest door de nieuwe norm een fabriek te moeten sluiten, waardoor zo’n 3.000 banen op de tocht kunnen komen te staan. Een ander voorbeeld is Mercedes-Benz, dat eveneens waarschuwde voor het verlies van banen. Ergun Lümali, hoofd van de ondernemingsraad van Mercedes-Benz, waarschuwde in februari nog dat duizenden banen op het spel staan door de norm.

De autofabrikanten krijgen steun van Europese European Automobile Manufacturers Association (ACEA). Luca de Meo, president van de branchevereniging, sprak zich eerder al uit tegen de norm. Zo wees De Meo op de hoge investeringen die het voldoen aan de Euro 7-norm vraagt. Deze investeringen wegen volgens de topman niet op tegen de milieuvoordelen die Euro 7 biedt. ACEA pleit voor een eenduidig beleid en het stimuleren van een transitie naar een emissievrije auto-industrie.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Free-Photos via Pixabay

Thuismonitoring bij chronisch hartfalen halveert aantal ziekenhuisopnames

Een op afstand uitleesbare sensor in de longslagader kan voor patiënten met chronisch hartfalen uitkomst bieden. De sensor kan het aantal ziekenhuisopnames van patiënten halveren. Ook verbetert de levenskwaliteit van patiënten, doordat artsen eerder kunnen ingrijpen.

Bij hartfalen kan het hart minder bloed rondpompen dan normaal. Dit kan allerlei klachten tot gevolg hebben. Zo zijn patiënten sneller moe en raken vaker buiten adem. De klachten nemen vaak na verloop van tijd toe. Hartdalen is dodelijk; op jaarbasis overlijden zo’n 7.500 mensen aan hartfalen. Het staat hiermee op de zesde plek in de ranglijst van doodsoorzaken.

38.000 mensen op jaarbasis krijgen de diagnose hartfalen

Hartfalen komt relatief voor; op jaarbasis krijgen 38.000 mensen voor het eerst de diagnose hartfalen. Jaarlijks worden zo’n 31.000 hartfalenpatiënten opgenomen in het ziekenhuizen. In totaal leven zo’n 250.000 mensen in Nederland met hartfalen. De impact op de zorg is door opnames en controles van patiënten dan ook groot.

Tegelijkertijd vormen bezoeken aan het ziekenhuis ook voor patiënten een grote belasting. Zo moeten zij regelmatig naar het ziekenhuis afreizen en zijn zij in sommige gevallen genoodzaakt zich te laten opnemen in het ziekenhuis.

Vullingsdruk van het hart in beeld brengen

Monitoring op afstand kan uitkomst bieden, stelt cardioloog dr. Jasper Brugts van het Erasmus MC Hart en Vaat Instituut. In een onderzoek kregen 348 hartfalenpatiënten uit 25 Nederlandse centra een kleine sensor in de longslagader geïmplanteerd. Ook kregen zij een kussen met meetapparatuur thuis tot hun beschikking gesteld. Ligt de patiënt op dit kussen? Dan meet het kussen de longdruk, wat een indicatie is van de vullingsdruk van het hart. Deze gegevens stuurt het kussen via een beveiligde verbinding door naar de cardioloog in het ziekenhuis.

Het systeem heet CardioMEMS en is al langer in ontwikkeling. Zo maakte het Erasmus MC begin 2019 bekend dat CardioMEMS voor deelnemers van het onderzoek vergoed wordt in het basispakket van zorgverzekeraars. Brugts meldde toen: “Door de patiënt actief te monitoren, weet de cardioloog of er bijvoorbeeld een verandering van medicatie nodig is. Wij verwachten het aantal ziekenhuisopnames drastisch te kunnen verminderen.”

Eerder ingrijpen

Dankzij monitoring op afstand kan de cardioloog eerder ingrijpen. Zo kunnen klachten van hartfalen en een eventuele ziekenhuisopname worden voorkomen. In het onderzoek nam het aantal ziekenhuisopnames over een periode van 1,8 jaar met 44% af. Tegelijkertijd verbeterde de kwaliteit van leven van patiënten die het monitoringssysteem gebruikten.

Brugts: “De cardioloog kan op tijd ingrijpen in plaats van passief reageren op klachten zoals vochtophoping en benauwdheid. Dan is het feitelijk al te laat en kan een opname niet meer voorkomen worden.”

Zorg thuis centreren

Ook prof. dr. Rudolf de Boer, afdelingshoofd van de afdeling cardiologie in het Erasmus MC, is betrokken bij het onderzoek. De Boer: “Met aanvullende monitoring centreer je de zorg om de patiënt thuis in plaats van in het ziekenhuis. Dat is belangrijk voor de zorg van de toekomst en past bijvoorbeeld perfect in het Integrale Zorgakkoord. We zullen dit in de regio gaan uitrollen.”

De sensor verschaft alleen informatie, benadrukt Brugts. Het aanpassen van de behandeling op basis van de verstrekte informatie is aan de dokter. Houdt een patiënt te veel vocht vast? Dan kan een arts plastabletten voorschrijven. Houdt een patiënt juist te weinig vocht vast? Dan vermindert de dokter het aantal plastabletten.

‘Geen nieuws is goed nieuws’

Brugts: “Patiënten hoeven niet steeds naar het ziekenhuis te reizen voor controleafspraken en opnames. Dat vinden patiënten belangrijk en het verhoogt de kwaliteit van leven. De patiënt ervaart het als veilig en vertrouwd als de dokter hem of haar in de gaten houdt, wat ook zo is. Daarbij geldt: geen nieuws is goed nieuws, we grijpen pas in als het nodig is. En dan zijn we dus ook op tijd.”

Meer informatie over het onderzoek is beschikbaar in The Lancet, waar de onderzoekers hun onderzoeksresultaten hebben gepubliceerd.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron foto: orzalaga via Pixabay

Mitsubishi Electric Corporation investeert in AMR-bedrijf Clearpath Robotics

Mitsubishi Electric Corporation investeert in Clearpath Robotics. Dit Canadese bedrijf is gespecialiseerd in de ontwikkeling van autonome mobiele robots (AMR’s). Onder meer AMR-fabrikant OTTO Motors maakt onderdeel uit van Clearpath Robotics. Mitsubishi Electric Corporation wil met de investering zijn ondersteuning voor fabrieksautomatisering uitbreiden en versterken.

OTTO Motors en Mitsubishi Electric Corporation werken al langer samen, zowel op strategisch als commercieel vlak. Met de investering van Mitsubishi in moederbedrijf Clearpath Robotics versterken de partijen deze samenwerking.

OTTO Motors is een ontwikkelaar van AMR’s. Dit zijn kleine en wendbare robots die onder meer in magazijnen en productielocaties inzetbaar zijn. Zij kunnen zich vrij bewegen binnen een afgebakend gebied en kunnen zo allerlei handmatige taken automatiseren. Denk hierbij aan het vervoeren van producten binnen een magazine.

Beschikbaar in diverse varianten

De AMR’s van OTTO Motors zijn in diverse varianten beschikbaar, die ieder op een andere toepassing gericht zijn. Zo varieert onder meer de omvang en draagkracht van de robots. Zo is de OTTO 100 de kleinste AMR die het bedrijf levert. Dit model vervangt in de praktijk een steekwagen en kan tot 150 kg vervoeren. De OTTO 1500 is juist gericht op de meest zware ladingen met een lading van maximaal 1.900 kg. OTTO Motors levert ook de OTTO Lifter, die een vorkheftruck kan vervangen.

Mitsubishi Electric Corporation is eveneens actief op het gebied van robotics. Het bedrijf levert onder meer industriële robots en collaboratieve robots. Denk daarbij aan verticale knikarmrobots, SCARA-robots en varianten van SCARA-robots voor montage boven het hoofd.

MELFA Smart Plus

Daarnaast levert Mitsubishi Electric Corporation MELFA Smart Plus, dat intelligente functies beschikbaar maakt op de MELFA FR industriële robots van het bedrijf. Het gaat daarbij om functionaliteiten op het gebied van predictief en preventief onderhoud. Hierbij detecteert de technologie abnormaliteiten in het gedrag van robots die wijzen op technische problemen, voordat onderdelen het daadwerkelijk begeven.

Ook helpt de software bij sneller trainen van krachtsensoren, die zorgen dat robotarmen objecten met de juiste kracht vastpakken. Denk echter ook aan automatisch compensatie van de thermische expansie van de robot. Zo tilt de software de nauwkeurigheid van de robot naar een hoger niveau.

Over de samenwerking van Mitsubishi Electric Corporation en OTTO Motors is weinig bekend. Zo is onduidelijk hoeveel geld Mitsubishi in moederbedrijf Clearpath Robotics investeert. De partijen melden alleen met de investering hun strategische samenwerking uit te breiden en hun commerciële samenwerking te versterken.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: OTTO Motors

TU Delft lanceert e4BatteryDelft

De TU Delft lanceert e4BatteryDelft. Dit platform onderzoekt het elektrochemisch opslaan van hernieuwbare energie. Een belangrijk onderwerp, want een grote uitdaging bij de huidige energietransitie is het efficiënt en flexibel opslaan van hernieuwbare energie. Batterijen spelen hierbij een belangrijke rol.

e4Battery Delft wil met behulp van zijn onderzoek een toekomstbestendige en duurzame waardeketen rondom batterijen creëren. Het richt zich hierbij onder meer op de ontwikkeling van nieuwe vormen van elektrochemie, die zowel ecologisch als economisch haalbaar zijn. Ook moeten de waardeketens in Europa worden opgezet.

Het doel van e4Battery Delft het verbeteren van de prestaties van batterijen, afbouwen van de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen. Denk echter ook aan het gebruik van een circulair ontwerp en het volledig kunnen gebruiken, hergebruiken en recyclen van de accu’s. Het platform wil tot batterijsystemen komen die slim, volledig ïntegreerbaar, veerkrachtig, veilig en economisch haalbaar zijn.

Onderzoekers samenbrengen

Voor het bereiken van dit doel brengt e4Battery Delft onderzoekers, onderzoeksinfrastructuur en zowel publieke als private partners samen. De partijen werken binnen het platform samen aan batterijtechnologie en willen zo een bijdrage leveren aan een duurzame toekomst.

e4Battery Delft faciliteert de onderzoekers hierbij. Zo biedt het een open netwerk voor het delen van kennis. Ook biedt het ondersteuning aan het onderzoek dat onderzoekers uitvoeren. In totaal zijn ruim honderd onderzoekers verbonden aan acht faciliteiten bij het platform betrokken. Hun kennis beslaat de volledige waardeketen rondom batterijen.

Faciliteiten voor testen en valideren van batterijtechnologie

De TU Delft beschikt binnen zijn eigen ecosysteem over diverse faciliteiten voor het testen en valideren van diverse soorten batterijtechnologie. Als voorbeeld noemt de universiteit het Battery Lab voor de materiaalontwikkeling, verwerking, assemblage en het uitvoeren van testen rondom batterijen.

Denk echter ook aan het Electrical Sustainable Power lab, dat onder meer ene digital twin omvat en diverse ruimtes voor het testen van accu’s. Een derde voorbeeld is het 24/7 autonome ‘living lab’ op The Green Village, waar de TU Delft innovatieve batterijsystemen test.

‘Onderzoek staat nog in de kinderschoenen’

Een van de grondleggers van e4Battery Delft is hoogleraar Marnix Wagemaker van de TU Delft. “Het batterijenonderzoek bestaat al lang maar je zou kunnen stellen dat het nog in de kinderschoenen staat,” zegt Wagemaker.

“Er is nog heel veel mogelijk. Nu zijn we afhankelijk van kritische elementen zoals kobalt, nikkel en lithium. Er zijn alternatieven, maar die werken nog niet zo goed. We kijken naar nieuwe materialen die minder schaars zijn en waarvan de winning een minder grote impact op het milieu heeft, maar met even goede prestaties, dus waarmee de elektrische auto bijvoorbeeld even ver kan rijden en even snel kan opladen. En we kijken naar materialen die goedkoper zijn voor de opslag van wind- of zonne-energie.”

‘Batterijen kunnen veel meer dan energie opslaan’

Batterijen spelen onder meer een belangrijke rol in transport en de opslag van duurzame energie. “Maar een batterij kan veel meer doen dan alleen energie opslaan, het kan bijvoorbeeld ook de pieken opvangen, of de spanningskwaliteit verbeteren of helpen congesties te voorkomen,” zegt hoogleraar Electrical Sustainable Energy en hoofd van DC Systems, Energy Conversion and Storage (DCE&S) groep Pavol Bauer.

De hoogleraar kijkt in zijn onderzoekstrajecten onder meer naar de rol van batterijen binnen het distributienet en de batterij als middel om de spanningskwaliteit te verbeteren. Denk echter ook aan het energieneutraal maken van gebouwen met behulp van batterijen en de rol van energiehubs met batterijen voor de industrie. Bauer: “We kijken nu bijvoorbeeld naar de vliegvelden: hoe we met behulp van batterijen verschillende voertuigen daar elektrisch kunnen maken.”

Twee manieren van recycling

Ook universitair docent aan de 3mE-faculteit en recycling-expert Shoshan Abrahami is bij het onderzoek betrokken. Zij onderzoekt de technische kant van batterijrecycling. “Simpelweg heb je twee manieren om batterijen te recyclen: de pyrometallurgische route en de hydrometallurgische route. De eerste (pyro is Grieks voor vuur) gaat met warmte: je smelt het materiaal. De tweede (hydro is Grieks voor water) gaat met water of chemicaliën: je probeert het materiaal op te lossen. In een duurzame toekomst van batterijrecycling zien we een belangrijke rol weggelegd voor de tweede route omdat hierbij meer grondstoffen terug te winnen zijn. Bovendien is het belangrijk dat we minder afhankelijk worden van landen als Rusland, China en Congo, waar de grondstoffen nu vandaan komen, ook daarom is recycling heel erg belangrijk.”

Geopolitiek kan levering grondstoffen in gevaar brengen

Universitair hoofddocent aan de faculteit Bouwkunde, gespecialiseerd in kritieke materialen en circulair productontwerp David Peck waarschuwt voor de impact van geopolitieke ontwikkelingen, die de levering van kritieke grondstoffen in gevaar kan brengen. Eigen, geavanceerde technologie is nodig om Europa welvarend en onafhankelijk te houden, en te beschermen tegen dreigingen van buitenaf, stelt Peck. Recycling is hierbij volgens hem essentieel.

“Hergeproduceerde telefoons zullen in de winkel naast gloednieuwe telefoons liggen. Maar ze zijn niet van elkaar te onderscheiden”, aldus Peck. Met remanufacturing koopt men in feite tijd. “Het lost de crisis rond kritieke materialen niet op, maar door het hergebruik van materialen krijg je wel meer tijd om oplossingen te bedenken.”

Meer informatie is hier beschikbaar.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Dean Simone via Pixabay

Belgisch bedrijf zet dierlijk bloed om in drinkbaar water

Een Belgisch bedrijf wil dierlijk bloed gaan omzetten in drinkwater. Veos investeert een bedrag van twee miljoen euro in een waterzuiveringsinstallatie. Deze moet op dagelijkse basis 150 kubieke meter dierlijk bloed filteren tot drinkbaar water.

Veos is een bedrijf dat zich richt op het verwerken van bijproducten uit de slacht tot proteïnerijke grondstoffen voor de diervoederindustrie. Denk hierbij aan onder meer aan voedsel voor huisdieren en aquaria. Ook produceert het bedrijf grondstoffen voor de voedselindustrie en farmaceutische industrie. Het bedrijf is sinds 1974 actief.

Gebruik van grondwater terugdringen

Met de investering in een nieuwe waterzuiveringsinstallatie wil het bedrijf uit het Belgische Zwevezel, zo’n 40 kilometer van de Nederlandse grens, zijn gebruik van grondwater met 40% terugdringen. Het gefilterd water moet circulair worden ingezet in de productieprocessen van het bedrijf.

Het bedrijf ziet de vraag naar hoogwaardige functionele eiwitten stijgen. Het ziet zich daarom genoodzaakt de productie uit te breiden. “We vinden het belangrijk om zoveel mogelijk op een duurzame manier te ondernemen. Zo investeerden we al fors in zonnepanelen en warmtewisselaars”, vertelt Robert Slee, co-CEO van Veos.

Tanks reinigen kost veel water

Het water dat de nieuwe waterzuiveringsinstallatie oplevert wil Veos gebruiken voor zijn productieproces. Concreet gaat het daarbij om het reinigen van de tanks waarin het dierlijk bloed is opgeslagen.

“Ons productieproces vraagt echter heel wat water om de tanks te reinigen waarin het dierlijke bloed wordt opgeslagen. Tot nu toe gebruikten we uitsluitend grondwater dat we uit de buurt oppompten. Om onze duurzame ambities extra kracht bij te zetten en het grondwater op peil te houden, gingen we op zoek naar een alternatief om voortaan minder water op te pompen en toch over voldoende water te beschikken voor de uitbreiding van de productie.”

150.000 liter drinkbaar water per dag

Dit alternatief is de nieuwe waterzuiveringsinstallatie geworden die het bedrijf gaat realiseren. Deze moet op dagelijkse basis 150.000 liter extra drinkbaar water realiseren uit dierlijk bloed.

“Concreet gaan we tijdens het productieproces bloed indikken om het dan later vacuüm te gaan indrogen. Tijdens dat proces komt waterdamp vrij vanuit het bloed. Dat laten we condenseren tot het opnieuw water is. Dat water zal nu gezuiverd worden dankzij de nieuwe waterzuiveringsinstallatie zodat het circulair kan ingezet worden in het productieproces. Op die manier verbruiken we tot 40% minder grondwater, 45.000.000 liter water op jaarbasis.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Rony Michaud via Pixabay

NXTGEN HIGHTECH officieel van start

Organen-op-chips, recyclebare windmolenwieken en handsfree voedselproductie zijn ontwikkelingen die nog ver weg klinken. Binnen het NXTGEN-HIGHTECH-programma wordt hieraan echter hard gewerkt. Met steun van het Nationaal Groeifonds bundelen ruim 330 partijen uit het bedrijfsleven en kennisinstellingen hun krachten en werken samen aan nieuwe hoogtechnologische machines en productietechnologieën om deze ontwikkelingen op de markt te brengen.

Internationaal is Nederland een koploper op het gebied van ultranauwkeurig hightech-equipment. Maar de continuïteit van deze positie komt in het gedrang door politieke belangen en de groeiende concurrentie uit andere werelddelen. Daarnaast zijn de investeringen in R&D aanzienlijk lager dan in andere kennislanden, en dat kost groei. NXTGEN HIGHTECH wil Nederland terug naar de top brengen én een bijdrage leveren aan oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Om dit te bereiken, investeert het NXTGEN-HIGHTECH-programma tot 2030 circa € 1 miljard euro en gaat met 330 partners de Nederlandse economie een boost geven.

450 miljoen euro aan steun beschikbaar

Het Nationaal Groeifonds steunt dit programma met 450 miljoen euro. “De urgentie van nieuwe technologische toepassingen is hoog en we hebben nú oplossingen nodig”, stelt Marc Hendrikse, Bestuursvoorzitter van NXTGEN HIGHTECH. “De kracht zit in de breedte van het programma. Er wordt niet alleen gewerkt aan nieuwe toepassingen en technologieën, maar ook aan het digitaliseren van fabrieken en de supply chain.”

De komende 7 jaar werkt NXTGEN HIGHTECH binnen de zes kerndomeinen agrifood, biomedische productietechnologie, energie, composiet, lasersatelliet-communicatie en semiconductors aan slimme oplossingen. Dwars door deze domeinen heen spelen de sleuteltechnologieën systems engineering en smart industry een cruciale rol. Een voorbeeld is het domein agrifood, waar met behulp van slimme oplossingen wordt gekeken naar toepassingen van sensortechnologie en robotics. Deze toepassingen zijn in de andere domeinen al veelvuldig in gebruik, maar de voedselproductie profiteert tot nu toe weinig van de groeiende robotisering en automatisering. Dit aangezien handelingen in de sector nog handmatig plaatsvinden. Een remmende factor in een sector waar steeds minder personeel beschikbaar is, stelt NXTGEN HIGHTECH.

Organen-op-chips en duurzame communicatie-apparatuur

Als we kijken naar de toekomst, biedt het NXTGEN-HIGHTECH-programma op korte termijn oplossingen voor diverse problemen binnen de topsector High Tech Systemen en Materialen (HTSM). Zo wordt er gekeken naar een universele standaard voor de farmaceutische industrie en de grootschalige productie van organen-op-chips. Binnen de laser-satellietcommunicatie wordt er gewerkt aan veilige en duurzame data-communicatie-apparatuur.

Het domein energie zet in op de ontwikkeling van een geïntegreerde, opschaalbare productieketen voor brandstofcellen, electrolyzers, batterijen en plasma-conversie. Dit maakt de verduurzaming van de procesindustrie mogelijk. Het domein composieten, legt met de ontwikkelingen van machines voor lichte materialen, de basis voor een duurzame luchtvaartindustrie.

Snellere en energiezuinigere chips

In het domein semiconducteurs wordt gewerkt aan apparatuur voor snellere en energiezuinigere chips, die deels met licht schakelen. Een belangrijke ontwikkeling, want in 2030 wordt een verdubbeling van de vraag naar chips verwacht. De Europese chipverordening wil daarom het Europese leiderschap versterken en de productiecapaciteit verhogen tot 20% van de mondiale chipmarkt. Het programma kan Nederland een sleutelpositie in de markt verschaffen.

Tot slot stelt NXTGEN HIGHTECH als doel om in 2030 een systeem ontwikkeld te hebben voor autonoom opererende fabrieken, met internationale standaarden en digitale productpaspoorten. Dit zorgt voor een goede digitale infrastructuur en méér veiligheid binnen de supply chain. De ambitie van het smart-industry-subprogramma is dat de productiviteitscapaciteit in de Nederlandse industrie de komende 20 jaar wordt verdubbeld.

The Dutch Systems Engineering approach

Parallel aan de ontwikkelingen in de zes domeinen werkt men aan het versterken van de competenties van het vak systeemdenken. Nederland kent al langer een bloeiende hightechindustrie en beschikt over veel ervaring in het vak system engineering. Tegelijkertijd blijft het een uitdaging om de kennis van de steeds complexere systemen goed over te dragen naar de volgende generatie.

Samen met hbo-opleidingen en universiteiten wil NXTGEN HIGHTECH de bouwstenen leggen voor een duurzame samenwerking in de hightechindustrie. Het doel is dat in 2030 ‘The Dutch Systems Engineering Approach’ volledig in het Nederlandse onderwijs is ingebed. Deze benadering biedt meer arbeidsperspectieven in de hightechindustrie en zorgt voor een goede aansluiting op de snel veranderende arbeidsmarkt. Alleen door te blijven investeren in technische kennis en kunde wordt Nederland toekomstbestendig.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Afbeelding: Tobias Dahlberg via Pixabay

Nyobolt wil laadtijd van EV’s verkorten naar minuten

Als het aan Nyobolt ligt kunnen we EV’s op termijn in slechts enkele minuten volledig volladen. Het bedrijf dat is gespecialiseerd in batterijtechnologie gaat een samenwerking aan met het ontwerpbureau CALLUM. Samen werken zij aan een conceptvoertuig waarin de batterijtechnologie van Nyobolt is geïntegreerd.

Wie is Nyobolt?

Nyobolt is een Brits bedrijf dat zich richt op de ontwikkeling van batterij- en oplaadtechnologie. Het bedrijf is in 2019 opgericht door hoogleraar Clare Grey, DBE, FRS en Dr. Sai Shivareddy.

Het bedrijf stelt zichzelf hierbij als missie laadtijden te lijf te gaan en fors te reduceren. Het richt zich hierbij op uiteenlopende toepassingen van batterijen. Denk hierbij aan elektrisch gereedschap en huishoudelijke apparatuur tot elektrische voertuigen en industriële robots.

In slechts enkele minuten opladen

Het bedrijf wil onder meer laadtijden sterk verkorten en terugdringen van uren naar slechts minuten. Daarnaast wil het de levensduur van accu’s verlengen, wat de total cost of ownership (TCO) moet verlagen.

Ook richt Nyobolt zich op het vergroten van de energiedichtheid van accu’s. Accu’s moeten hierdoor met dezelfde capaciteit zowel kleiner als lichter zijn. Dit vereenvoudigt het verwerken van de accu’s in producten, waaronder elektrische voertuigen.

Wie is CALLUM?

Nyobolt gaat een samenwerking aan met CALLUM, een ontwerpbureau opgericht door ontwerper Ian Callum. Callum is een Britse auto-ontwerper die eerder werkzaam was voor Ford, TWR, Aston Martin en Jaguar Cars (het latere Jaguar Land Rover).

In 2019 richtte Callum CALLUM op, dat zich richt op het ontwerpen van een breed scala aan producten. Zo was het bedrijf eerder betrokken bij het ontwerp van de Aston Martin Vanquish 25 en de BARQ Mobility 2.0 elektrische scooter, maar ook een voertuig voor het raceteam Prodrive. Denk echter ook aan fietsen, stoelen en drankflessen.

Samen werken de partijen aan een conceptvoertuig. Hiermee willen Nyobolt en CALLUM laten zien hoe de technologie van Nyobolt in passagiersvoertuigen inzetbaar is. Nyobolt en CALLUM presenteren dit ontwerp in juni 2023. Het ontwerp is van de hand van Julian Thomson, die inmiddels ontwerpdirecteur bij General Motors Advanced Design Europe is. Het concept is ontwikkeld en uitgevoerd door CALLUM.

Oplaadtijden terugbrengen van uren naar minuten

“Bij Nyobolt ontsluiten we het potentieel van batterijtechnologie om innovaties aan te drijven die niet kunnen wachten. De snelle omschakeling naar elektrische voertuigen op batterijen over de hele wereld is een goed voorbeeld van een industrie die onze gepatenteerde batterij nu nodig heeft om de oplaadtijden terug te brengen van uren naar enkele minuten”, zegt Dr. Sai Shivareddy, CEO van Nyobolt.

Shivareddy: “Samenwerken met een gevestigde naam als CALLUM en gebruik maken van zijn ervaring en expertise op het gebied van zowel auto-ontwerp als engineering gaat ons strategische doel om de acceptatie in deze sector veilig te stellen, ondersteunen.”

David Fairbairn, algemeen directeur bij CALLUM: “We blijven het opladen, de toegang tot batterijmaterialen en de achteruitgang van de batterij zien als pijnpunten in de overgang naar elektrische voertuigen. De baanbrekende batterijtechnologie van Nyobolt biedt de auto-industrie een oplossing voor deze enorme uitdagingen. In de komende maanden gaan we de overtuigende voordelen van deze nieuwe technologie voor de sector en voor automobilisten illustreren.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Pixabay / geralt

Meer dan acht op de tien fabrikanten werkt met verouderde IT-systemen

Meer dan acht op de tien (86%) van de fabrikanten geeft in een onderzoek van BlackBerry toe verouderde of onbeveiligde besturingssystemen te draaien op hun IT-systemen. Ook is veel gebruikte hardware verouderd. De werkwijze brengt risico’s op het gebied van cybersecurity met zich mee.

In totaal namen 1,500 IT-beslissers uit de maakindustrie in Noord-Amerika, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Japan en Australië deel aan het onderzoek. Gevraagd naar cyberaanvallen geven de respondenten aan zich het meeste zorgen te maken over malafide aanvallen via verbonden apparaten, inclusief het Internet of Things (40%). Ongeautoriseerde toegang tot gevoelige data door malafide insiders volgens met 29%. Ook ransomware blijft respondenten zorgen baren; 23% meldt hierover bezorgd te zijn. Politiek-gemotiveerde aanvallen zijn voor 19% een bron van zorg.

‘Obstakel voor ontwikkeling’

BlackBerry wijst erop dat cyberrisico’s in operationele technologie in een hoog tempo een obstakel beginnen te vormen voor ontwikkeling. Zo zijn veel managers beperkt in hun aanpak van cyberrisico’s doordat hun organisatie werkt met verouderde hardware en besturingssystemen. Ook hebben zij moeite security op nieuwe en verouderde systemen samen te brengen.

Opvallend is het percentage IT-beslissers dat toegeeft dat hun organisatie verouderd besturingssystemen gebruikt. Maar liefst 86% bevestigt dat dit het geval is. De werkwijze brengt risico’s met zich mee, aangezien de besturingssystemen geen technische ondersteuning meer ontvangen vanuit de fabrikant. Concreet betekent dit onder meer dat beveiligingsproblemen die in de besturingssystemen blijken te zitten niet meer gedicht worden. Dit speelt aanvallers in de kaart.

Dertig jaar oud besturingssysteem nog altijd in gebruik

Hoe verouderd veel besturingssystemen zijn blijkt eveneens uit het onderzoek. Zo geeft meer dan een derde van de respondenten aan nog gebruik te maken van Windows NT. Dit besturingssysteem verscheen in 1993 en ontvangt al bijna twintig jaar geen technische ondersteuning meer. Bijna de helft (46%) geeft aan gebruik te maken van Windows XP, dat in 2001 is uitgekomen. De ondersteuning voor Windows XP eindigde in 2014.

Meer dan de helft (57%) zet daarnaast werkstations in met Windows 7. De ondersteuning voor Windows 7 is drie jaar geleden door Microsoft stilgelegd. 57% maakt gebruik van Windows 8. Dit besturingssysteem krijgt sinds januari 2023 geen ondersteuning meer.

Upgraden is lang niet altijd mogelijk

Problematisch is ook dat upgraden lang niet altijd mogelijk is. Zo geeft maar liefst zeven op de tien IT-beslissers aan dat verouderde hardware hun vermogen om hun OT-assets en endpoints te updaten beperkt. BlackBerry noemt dit ‘extreem riskant’.

Het bedrijf benadrukt dat het veilig houden van een IT-omgeving met verouderde en geïsoleerde apparatuur moeilijk is, maar niet onmogelijk. Zo maken bedrijven in de maakindustrie gebruik van allerlei maatregelen voor het vergroten van de veiligheid. Denk hierbij aan het beveiligen van de fysieke toegang tot data en systemen, maar ook aan het gebruik van veilige configuraties. Een ander voorbeeld is de inzet van antivirussoftware en firewalls.

BlackBerry noemt deze aanpak in de praktijk een ‘lappendeken’, die veel beheer vraagt. Zo geeft 95% van de respondenten aan dat zij hun legacy besturingssystemen minimaal een keer per maand updaten om kwetsbaarheden te verhelpen.

Mkb steeds vaker doelwit

Uit recente cijfers van ABN AMRO blijkt dat niet alleen grote bedrijven doelwit zijn van cybercriminaliteit, maar steeds vaker ook het mkb. Inmiddels is 80% van het mkb wel eens doelwit geweest van cybercriminelen. Hiermee zijn mkb’ers inmiddels vaker slachtoffer dan grote bedrijven, waarbij dit percentage op 75% ligt. Risicovol is dat de risicoperceptie onder mkb’ers ondanks de groeiende dreiging achterblijft. Zo ziet slechts 29% van de mkb’ers cybercriminaliteit als een groot risico, wat gelijk is aan vorig jaar.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron foto: Pixabay / pixelcreatures

Spiking neurale netwerken kunnen AI dichter naar de mens brengen

Onderzoekers van het CWI zetten een belangrijke stap gezet naar kunstmatige intelligentie (AI) die kan worden gebruikt in lokale apparaten zoals smartphones en in VR-achtige toepassingen, terwijl tegelijkertijd de privacy is beschermd. Hersenachtige neuronen in combinatie met nieuwe leermethoden maken het mogelijk om snelle en energie-efficiënte spiking neurale netwerken op grote schaal te trainen.

Het onderzoek is het werk van CWI-onderzoekers Bojian Yin en Sander Bohté. Zij presenteren de resultaten van hun studie in Nature Machine Intelligence. De ontwikkeling opent volgens het CWI de deur naar potentiële toepassingen variërend van draagbare AI tot alomtegenwoordige spraakherkenning en Augmented Reality.

Van spraakherkenning tot drone-navigatie

Kunstmatige neurale netwerken vormen de ruggengraat van de huidige AI-revolutie. Maar ze zijn slechts losjes gebaseerd op netwerken van echte, biologische neuronen zoals onze hersenen. Het menselijk brein omvat een veel groter netwerk, is veel energie-efficiënter en kan ultrasnel reageren wanneer het door externe gebeurtenissen wordt geactiveerd.

Spiking neurale netwerken zijn een speciaal soort kunstmatige neurale netwerken die de werking van ons brein dichter benaderen. Zo zijn zij in staat de werking van biologische neuronen beter na te bootsen. Net als hun biologische tegenhanger communiceren spiking neurale netwerken door het uitwisselen elektrische pulsen. Dit zonder daarbij een grote hoeveelheid energie te gebruiken.

AI-programma’s dichter bij de gebruikers brengen

Als het lukt om spiking neurale netwerken in een chip te integreren (neuromorfe hardware genoemd), kun je AI-programma’s dichter bij de gebruikers brengen op hun eigen apparaten. Denk hierbij aan smartphones, tablets en smartwatches. Het CWI noemt dergelijke lokale oplossingen gunstig voor de privacy, de robuustheid en het reactievermogen van deze programma’s. Het voorziet toepassingen variërend van spraakherkenning in speelgoed en apparaten, bewaking van de gezondheidszorg en drone-navigatie tot lokale surveillance.

Net als ‘gewone’ kunstmatige neurale netwerken moeten spiking neurale netwerken worden getraind voor het goed uitvoeren van hun taken. De communicatie tussen dergelijke netwerken vormt echter een serieuze uitdaging. “De algoritmen die hiervoor nodig zijn, vergen veel computergeheugen, waardoor we meestal alleen kleine netwerkmodellen kunnen trainen voor kleinere taken. Dit houdt tot nu toe veel praktische AI-toepassingen tegen”, licht Bohté van CWI’s Machine Learning-groep toe.

Het lerende brein nabootsen

Deze algoritmen kunnen het leervermogen van ons brein niet evenaren, melden de onderzoekers. Zo leren de hersenen direct van nieuwe ervaringen door het veranderen van verbindingen of zelfs creëren van geheel nieuwe verbindingen. De menselijke hersenen hebben hiervoor veel minder voorbeelden nodig en werken energie-efficiënter. “We wilden iets ontwikkelen dat dichter ligt bij de manier waarop onze hersenen leren”, zegt Yin.

Als je tijdens een rijles een fout maakt, leer je daar meteen van. Je corrigeert je gedrag terwijl je aan het rijden bent, en niet een uur later. Yin licht toe: “Je leert als het ware terwijl je de nieuwe informatie in je opneemt. Wij wilden dat nabootsen door elke neuron van het neurale netwerk een stukje informatie te geven dat voortdurend wordt bijgewerkt. Op die manier leert het netwerk hoe de informatie verandert, en hoeft het niet alle eerdere informatie te onthouden. Dit is het grote verschil met de huidige netwerken, die met alle voorgaande veranderingen moeten werken. De huidige manier van leren vergt enorme rekenkracht, en dus veel geheugen en energie.”

Zes miljoen neuronen

Het nieuwe leeralgoritme maakt het mogelijk om direct van de data te leren. Dit maakt veel grotere spiking neurale netwerken mogelijk. Samen met onderzoekers van de TU Eindhoven en onderzoekspartner Holst Centre demonstreerden Bohté en Yin dit in een systeem dat is ontworpen voor het herkennen en lokaliseren van objecten. Voor hun studie gebruikten ze real time beelden van een drukke straat in Amsterdam. Het onderliggende spiking neurale netwerk, SPYv4, is getraind in het onderscheiden van fietsers, voetgangers en auto’s en precies aangeven waar zij zich bevinden.

“Voorheen konden we neurale netwerken trainen met maximaal 10.000 neuronen, met het huidige algoritme kan dat vrij eenvoudig bij netwerken met meer dan zes miljoen neuronen”, zegt Bohté. “Daardoor kunnen we geavanceerde spiking neurale netwerken trainen, zoals onze SPYv4.”

Toekomst

“Nu we zulke krachtige AI-oplossingen hebben op basis van spiking neurale netwerken, worden er chips ontwikkeld die deze AI-programma’s kunnen draaien en daarbij zeer weinig energie verbruiken”, legt Bohté uit. De onderzoekers verwachten dat de netwerken uiteindelijk hun weg vinden naar tal van slimme apparaten. Denk hierbij aan gehoorapparaten, maar ook aan virtual reality-brillen.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Pixabay / Seanbatty

UMCG sluit zich aan bij Medical Drone Service

Het UMCG wil medische drones inzetten voor het leveren van gezondheidszorg op de juiste plek en de juiste tijd. Zo wil het Groningse ziekenhuis zorg dichter naar de patiënt brengen. Het zoekt aansluiting bij het consortium van Medical Drone Service.

Medical Drone Service is een consortium dat een initiatief is van PostNL en ANWB Medical Air Assistance. Diverse partijen zijn bij het consortium betrokken. KPN en dronefabrikant AVY leveren technische ondersteuning. Vanuit de medische wereld zijn Erasmus MC, Isala, Sanquin, Certe, Resultlab, Amsterdam UMC en het St. Antonius aan het project verbonden. Nu sluit dus ook het UMCG zich aan.

Zorg toegankelijk en beschikbaar houden

Het consortium stelt zichzelf als doel de zorg in heel Nederland toegankelijk en beschikbaar te houden. Het zet hiervoor in op innovatieve mobiliteitsoplossingen, waarbij drones een belangrijke rol spelen. Zo kunnen drones de zorg sneller beschikbaar maken en dichter in de buurt van patiënten brengen. Daarnaast wil Medical Drone Service ziekenhuizen met behulp van drones met elkaar verbinden.

De drone waarvan het consortium gebruik maakt is ontwikkeld door AVY, een bedrijf uit Amsterdam. Het voertuig kent een opvallend ontwerp met een grote gele vleugel. Deze zorgt net als bij een vliegtuig voor draagvermogen. Het ontwerp draagt in belangrijke mate bij aan het bereik van de drone, die bijna honderd kilometer bedraagt bij een lading van 3 kilogram. Deze lading vervoert de drone in een speciaal compartiment. Deze is voorzien van isolatie en blijft daardoor altijd op de juiste temperatuur.

Direct doorvliegen dankzij verwisselbare accu

Kenmerkend is ook de aanwezigheid van een verwisselbare accu. Deze kan bij aankomst op een locatie worden vervangen, waarna de drone zonder laadtijd direct weer op pad kan. Ook ontwikkelt het consortium een laadsysteem waarmee de drone op het landingsplatform kan opladen.

Over het doel van de drone zegt Martin ter Haar, manager van het Mobiel Medisch team van het UMCG: “Het kan ervoor zorgen dat patiënten poliklinisch of dichter bij huis te behandelen zijn doordat labresultaten sneller beschikbaar zijn of de uitwisseling met eerste lijn zorg efficiënter verloopt. Ook kan het een positieve bijdrage leveren aan de regionale samenwerking en het medische voorraadbeheer in het UMCG. En het draagt bij aan de duurzame doelstellingen van het UMCG doordat we hiermee minder CO2 uitstoten. Gedurende een periode van drie jaar gaan we onderzoeken welke concrete effecten haalbaar zijn.”

Wet- en regelgeving nog niet geschikt

Het is onduidelijk wanneer medische drones daadwerkelijk ingezet kunnen worden. De wet- en regelgeving voor het professioneel gebruik van drones buiten het zicht van een piloot moet hiervoor eerst verder ontwikkelen. Het Mobiel Medisch Team en de afdeling Klinische Farmacie van het UMCG gaan de komende periode de inzet van de medische drones onderzoeken en voorbereiden. Het UMCG roept ook andere zorgorganisaties op mee te denken over de uitbreiding voor een medisch drone netwerk in de regio Noord-Nederland.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: AVY

Fokker Next Gen werkt aan vliegtuig op waterstof Storingen voorspellen en voorkomen met kunstmatige intelligentie Acht EU-lidstaten willen Euro 7-uitstooteisen afzwakken Thuismonitoring bij chronisch hartfalen halveert aantal ziekenhuisopnames Mitsubishi Electric Corporation investeert in AMR-bedrijf Clearpath Robotics TU Delft lanceert e4BatteryDelft Belgisch bedrijf zet dierlijk bloed om in drinkbaar water NXTGEN HIGHTECH officieel van start Nyobolt wil laadtijd van EV’s verkorten naar minuten Meer dan acht op de tien fabrikanten werkt met verouderde IT-systemen Spiking neurale netwerken kunnen AI dichter naar de mens brengen UMCG sluit zich aan bij Medical Drone Service

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven