Het kabinet stelt ook komende jaren subsidie beschikbaar voor de aanschaf van een tweedehands elektrische auto. In totaal is 600 miljoen euro beschikbaar. Het bedrag per aanschaf halveert echter, waarmee het kabinet meer mensen met de subsidieregeling wil helpen.
Het kabinet bereikte afgelopen week een akkoord over het klimaatbeleid voor de komende jaren. Onderdeel hiervan is ook de subsidie op de aanschaf van elektrische auto’s. Al langer is een dergelijke regeling beschikbaar, waarbij kopers van een tweedehands elektrische auto een subsidie van 2.000 euro konden aanvragen. Deze subsidieregeling, die officieel de SEPP-subsidieregeling heet, liep echter ten einde.
Nu blijkt dus dat de regeling ook komende jaren beschikbaar blijft. In totaal stelt het kabinet een bedrag van 600 miljoen euro beschikbaar. Het geld is bedoeld om de aanschaf van een tweedehands elektrische auto te stimuleren. Ook wil het kabinet zo de export van deze voertuigen tegengaan en zeker stellen dat zij op de Nederlandse wegen blijven rijden. Het doel hiervan is het vergroten van het aandeel van elektrische voertuigen in het Nederlandse wagenpark. Elektrisch rijden moet een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen van Nederland.
Minister voor Klimaat en Energie Rob Jetten meldt aan Nieuwsuur dat de subsidie per aanschaf halveert. Voorheen was een subsidiebedrag van 2.000 euro beschikbaar bij de aankoop van een tweedehands elektrische auto. Voorwaarde hierbij was dat de oorspronkelijk cataloguswaarde maximaal 45.000 euro bedraagt. In totaal is in 2023 een bedrag van 32,4 miljoen euro beschikbaar. Dit betekent in de praktijk dat ruim 16.000 mensen van de regeling gebruik kunnen maken.
Waar dit jaar een bedrag van 2.000 euro beschikbaar was, wordt dit komende jaren 1.000 euro bevestigt minister Jetten. Het kabinet kiest voor deze werkwijze om met de subsidies een grotere groep mensen te ondersteunen bij de aanschaf van een tweedehands elektrische auto.
Door de aanpassing moet de subsidieregeling relatief meer mensen kunnen helpen. Daarnaast stijgt ook het totale bedrag dat aan subsidies beschikbaar is, waardoor ook in absolute aantallen meer mensen kunnen profiteren.
Het kabinet investeert tegelijkertijd ook in het uitbreiden van het netwerk met publieke laadpalen. In totaal trekt het kabinet hiervoor 90 miljoen euro uit. De investering moet de beschikbaarheid van laadpalen in Nederland verbeteren. Uit een inventarisatie van de NOS op basis van data van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) blijkt dat de beschikbare laadpalen onevenredig zijn verdeeld over Nederland. Zo zijn er in het westen en midden van Nederland aanzienlijk meer laadpalen te vinden dan in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland.
Hoewel het aantal inwoners per provincie sterk verschilt, kan dit de ongelijkheid in het aantal beschikbare laadpalen niet volledig verklaren. Zo blijkt dat de verschillen in het aantal laadpalen per geregistreerde elektrische auto sterk uiteenloopt. In Drenthe, Friesland en Limburg gaat het om respectievelijk 10,6, 10,1 en 8,3 EV’s per publieke laadpaal. In Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland ligt dit aantal een stuk lager en gaat het om respectievelijk 5,6, 4,6 en 3,9 elektrische voertuigen per publieke laadpaal. Het aantal laadpalen per huishouden laat een vergelijkbare ongelijk verdeling zien.
Roland Ferwerda, directeur van de NAL, plaatst enkele kanttekeningen bij deze verdeling. Zo wijst Ferwerda erop dat in West-Nederland relatief veel bedrijven aanwezig zijn met leaserijders die over een elektrische auto beschikken. Het netwerk van publieke laadpalen is hierdoor in deze regio sneller ontwikkeld. Daarnaast hebben buiten de Randstad meer mensen de ruimte voor een eigen laadpaal, waardoor de vraag naar publieke laadpalen minder hoog zou zijn. Ferwerda wijst daarnaast op verschillen in welvarendheid, waardoor inwoners van sommige provincies minder snel in staat zijn een elektrische auto aan te schaffen.
Ondanks dat NAL diverse verklaringen ziet voor de verschillen in het aantal laadpalen per provincie, is het blij met de investering vanuit het kabinet. Zo is Nederland door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgedeeld in vierkanten van 500 bij 500 meter. NAL kent als uitgangspunt dat in elk gebied van 500 bij 500 meter met minimaal 125 huishoudens minstens één laadpaal beschikbaar moet zijn. Dat is nu nog niet altijd het geval. NAL hoopt dat de subsidie hierin verandering brengt.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: geralt via Pixabay
Het gebouw HTC 5 op de High Tech Campus Eindhoven is voorzien van een uniek zonnepanelensysteem. De zonnepanelen zijn als een soort ‘klimop’ rond een hoek van het gebouw aangebracht. Hiermee komt het bekleden van panden – waarmee zij in feite één groot zonnepaneel vormen – een stap dichterbij.
Het project is een samenwerking van TNO, INBO Architecten, Van Der Leegte Werkt, Flexipol Composites en High Tech Campus Eindhoven. Het systeem dat de partijen op HTC 5 hebben aangebracht is opgebouwd uit vijftig driehoekige gevelpanelen. Het ontwerp is gebaseerd op een klimop, een zelfhechtende plant die tegen muren of schuttingen groeit.
Het doel van het project is het in beeld brengen van de complexiteit van een 3D geknikte en gebogen vorm. Het totale systeem kent een vermogen van 6,5 kilowattpiek. “Dit project laat zien hoe we verschillende bestaande gebouwen in ons landschap kunnen bekleden met visueel aantrekkelijke zonnepanelen, en zo meer zonne-energie kunnen opwekken”, licht Wim Soppe, Senior Scientist bij TNO, toe.
Bij het project zijn diverse partijen betrokken. TNO is projectleider. Samen met Van Der Leegte Werkt fabriceerde TNO de zonnepanelen voor het project. INBO Architecten realiseerde het ontwerp, terwijl Flexipol Composites de composietelementen leverde. HTC Site Management faciliteert het gebouw en de vergunningen.
Het ontwerpen en de bouw van het systeem nam een jaar in beslag. De komend jaar monitoren de partijen het systeem nauwlettend. Zij brengen hierbij onder meer de opbrengst onder verschillende omstandigheden in kaart.
TNO wijst op de potentie van het systeem. Zo is in Nederland 2.200 vierkante kilometer aan geveloppervlak beschikbaar. 660 vierkante kilometer hiervan is geschikt voor het opwekken van zonne-energie. Deze locaties bieden ruimte voor de installatie van in totaal een vermogen van 58 gigawattpiek. Ter vergelijking: het gezamenlijke vermogen van alle zonne-energie-installatie in Nederland bedroeg in 2022 18,8 gigawattpiek.
De voordelen zijn echter breder. Zo wijst TNO erop dat er op gevels meer ruimte beschikbaar is dan op daken. Daarnaast zorgt het gebruik van gevelpanelen voor een betere spreiding van de opbrengst over een dag, wat de netcongestie kan terugdringen.
Ook zijn binnen de systemen variaties mogelijk wat betreft maten, vormen, kleuren en transparantie van zonnepanelen. Dit maakt het aanpassen van zonnesystemen op individuele gevelsituaties mogelijk. De betrokken partijen noemen onder meer esthetisch uitgevoerde gevels, kunstwerken of beeldmerken als voorbeelden van toepassingen. Een fraaier ontwerp moet in theorie minder weerstand oproepen dan de aanblik van standaard zonnepanelen.
De betrokken partijen merken wel op dat de variatie de opbrengst per paneel kan verminderen. Doordat echter veel meer oppervlakken in de gebouwde omgeving zonne-energie kunnen opwekken, levert de aanpak netto-winst op en kan de totale hoeveelheid opgewerkte energie sterk toenemen.
Al langer is TNO betrokken bij projecten die nieuwe mogelijkheden verkennen voor het plaatsen van zonnepanelen. Een ander voorbeeld zijn dijken, die in Nederland in grote getallen aanwezig zijn. Zo onderzocht TNO in het project Zon op Dijken vier unieke dijk-specifieke zonnesystemen. Hieruit blijkt dat verharde dijken het meest geschikt zijn voor het plaatsen van zonnepanelen; zij kunnen zonder veel aanvullend onderzoek hier worden toegepast. Meer informatie over dit onderzoek is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Afbeelding: PublicDomainPictures via Pixabay
Een onderzoeksteam van prof. dr. Fijs van Leeuwen van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) ontvangt een NWO-subsidie van 1.328.429 euro voor de ontwikkeling van een robot die tijdens een prostaatkankeroperatie kan ‘voelen’ of weefsel gezond of ziek is. Het team gaat met behulp van het bedrijf robotinstrumenten ontwikkelen die de moleculaire samenstelling van prostaatkanker kan detecteren. Dit moet ingrepen in de toekomst preciezer uitvoerbaar maken.
Al langer is robot-geassisteerde prostaatkankerchirurgie een standaard vorm van urologische zorg. In de praktijk staan chirurgen echter voor de uitdaging om ziek van gezond weefsel te onderscheiden. Zicht is hierbij op dit moment het enige zintuig waarop de chirurg kan vertrouwen. “Tijdens robotchirurgie is zicht nu het enige zintuig waar een chirurg op kan vertrouwen. Maar alleen grote en oppervlakkige tumoren zijn goed zichtbaar”, licht Van Leeuwen toe.
Het onderzoeksteam van Van Leeuwen werkt aan aangepaste versies van robotische- en laparoscopische instrumenten die de uroloog tijdens operaties gebruikt. Deze geven een specifiek signaal indien zij tumorweefsel vastpakken. Hiermee geven de instrumenten de uroloog tijdens de operatie een beter inzicht in de samenstelling van weefsel. Dit helpt bij het onderscheiden van gezond en ziek weefsel.
“Als mens gebruiken we meerdere zintuigen tegelijk om onze omgeving accuraat in te schatten. We willen de robot en daarmee de chirurgen naast het zien daarom ook laten ‘voelen’”, legt Van Leeuwen uit. “Hierdoor zullen ook diepere liggende en kleinere tumoren herkenbaar worden voor de chirurg. Daarmee zal de kans op terugkeer van de ziekte (en bijwerkingen) na chirurgie afnemen.” Het onderzoek heet ‘Steerable robotic and laparoscopic instruments that can ‘sense’ the molecular signature of prostate cancer tissue’ (SurgiSense).
Voor de technische ontwikkeling van de robotinstrumenten werkt het onderzoeksteam samen met Design & Prototyping, een onderdeel van de afdeling Medische Technologie in het LUMC. “De manier waarop we prototypen gaan evalueren lijkt erg op de manier waarop verbeteringen in topsport zoals de Formule-1 worden doorgevoerd. We gaan precies in kaart brengen wat het ontwerp voor invloed heeft op het handelen van de chirurg. Aan de hand hiervan zullen we de ontwerpen verder verfijnen, zodat de technologische vooruitgang direct vertaald wordt naar prestatieverbetering bij de chirurg. Deze manier van werken noemen we ook wel intelligent design.”
Bij het project zijn diverse partners betrokken. Het gaat om het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, Technische Universiteit Delft, Amsterdam UMC, Leidse Instrumentmakers School (LiS), Prostaatkankernetwerk Nederland, de Technische Universität München, European association of urology, Orsi Academy, DEAM, Demcon, SurgicEye Gmbh, Crystal Photonics en Intuitive Inc.
De subsidie die voor het onderzoek beschikbaar is gesteld is afkomstig uit de KIC-call: ‘Sleuteltechnologieën voor minimaal invasieve interventies in de zorg’. Binnen deze call zijn naast SurgiSense vijf andere onderzoeksprojecten toegewezen die bijdragen aan de ontwikkeling van slimme medische technologie voor minimaal invasieve interventies:
In totaal is 9 miljoen euro beschikbaar voor de toegekende projecten. NWO financiert hiervan 6,3 miljoen euro, terwijl de overige 2,7 miljoen euro afkomstig is van partners.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: fernando zhiminaicela via Pixabay
GIGA Storage bouwt een grootschalige energieopslag op het voormalige DAMCO-terrein in de regio Delfzijl. De locatie beschikt al over een aansluiting op het hoogspanningsnet, wat een belangrijk voordeel is.
DAMCO Aluminium Delfzijl Coöperatie U.A. is in oktober 2022 failliet verklaard, waarbij onder meer de hoge gasprijzen een belangrijke rol speelden. De locatie in de regio Delfzijl waar DAMCO gevestigd was is door de curator verkocht aan GIGA Storage B.V. De transactie is inclusief de aansluiting van DAMCO op het hoogspanningsnet van TenneT. Belangrijk, want het verkrijgen van een dergelijke aansluiting neemt veel tijd in beslag.
De regio Delfzijl is een logische locatie voor de energieopslag die GIGA Storage wil realiseren. Een grote hoeveelheid duurzame energie wordt opgewekt in de regio. De opwekking is echter lang niet altijd in balans met de daadwerkelijke vraag. Dit kan leiden tot een overschot aan opgewekte energie op zonnige en winderige dagen, terwijl gedurende de nacht en op bewolkte dagen juist een tekort kan ontstaan. Dit betekent in de praktijk dat meer vervuilende methoden voor energieproductie moeten bijspringen en de beschikbare capaciteit niet efficiënt inzetbaar is.
De energieopslag waaraan GIGA Storage werkt moet uitkomst bieden. De locatie moet een grote hoeveelheid overtollige energie kunnen opslaan. Indien de productie van duurzame energie de vraag niet kan bijbenen, kan vanuit de energieopslag extra energie worden afgegeven om dit te compenseren. Zo kan duurzame energie een groter aandeel van de energieproductie voor rekening nemen. Ook op momenten dat de weersomstandigheden hiervoor niet optimaal zijn.
Het doel van de energieopslag is het oplossen van lokale congestie op het net en het leveren van netbalanceringsdiensten aan TenneT. Dit moet het net stabieler maken en daarnaast ruimte creëren voor het aansluiting van meer partijen.
Voor het verwerven van de locatie in de regio Delfzijl is GIGA Storage een nieuwe pachtovereenkomst met een looptijd van 50 jaar aangegaan met Groningen Seaports, beheerder van de haven van Delfzijl, de Eemshaven en de aangrenzende industriegebieden. Met het aangaan van deze overeenkomst is de weg vrij voor het ontwerpen en plannen van de faciliteiten, evenals het aanvragen van de benodigde vergunningen. GIGA Storage meldt hierbij nauw samen te werken met diverse instanties om zeker te stellen dat alle belanghebbenden op de hoogte blijven van de ontwikkelingen en betrokken blijven bij het proces.
“Het is goed om te zien dat zo’n markante locatie met een enorme Groningse geschiedenis nu deels gebruikt gaat worden voor de nieuwe economie: het vergroten van de hoeveelheid duurzame energie op ons netwerk. Wij zijn ook blij met de positieve ondersteuning van TenneT op dit project”, zegt Cas König, CEO van Groningen Seaports.
“Voor Groningen Seaports is dit een aanvullende en logische stap in de energietransitie. Op onze locaties zijn van oorsprong meerdere fossiele energiecentrales gehuisvest. Door naast de windturbines, zonneparken nu ook grootschalige energieopslag te faciliteren, laten wij zien dat wij duurzame energie belangrijk vinden”, vervolgt König.
“Hoe jammer het ook is dat dit industrieel baken van Delfzijl moest stoppen, zijn wij zeer verheugd dat wij de mogelijkheid krijgen om een grote industriële energieverbruiker te vervangen en hiermee een duurzame invulling aan de locatie te geven”, aldus Ruud Nijs, CEO GIGA Storage. ”Wij zijn toegewijd aan het leveren van energieoplossingen die zorgen voor netstabiliteit zonder fossiele centrales in te hoeven zetten. Het project betekent een versnelling van de uitrol van onze projecten. GIGA Storage heeft als doel om in 2030 tenminste 3 GW aan energieopslag onder management te hebben. Door de overname van het gesloten distributienet kan GIGA Storage een significante stap maken in de realisatie van deze doelstelling.”
Minister Rob Jetten voor Klimaat en Energie opende in oktober al de grootste batterij van Nederland in de omgeving van Lelystad. Ook deze locatie is ontwikkeld door GIGA Storage. De energieopslag is verbonden met en maakt onderdeel uit van het smart grid van Windnet. Ook is de batterij direct verbonden met de windmolenparken Mammoethtocht and Neushoorntocht.
De batterij kent een vermogen van 25MW en een capaciteit van 48MW. De locatie moet een verdere integratie van duurzame energieproductiemiddelen in de elektriciteitsmarkt ondersteunen. Eneco huurt de locatie voor langere termijn, waarmee het haar duurzame portfolio wil ondersteunen.
GIGA Storage stelt dat haar batterijen de inzet van gas- en kolencentrales gedurende een groot deel van het jaar reduceren. Ook kunnen de batterijen bijdragen aan het terugdringen van het gasverbruik, met een substantiële CO2-reductie tot gevolg. GIGA Storage berekent dat in verhouding met een gascentrale het project 8.532 ton CO2-uitstoot per jaar bespaart. Daarnaast stabiliseren de batterijen op duurzame wijze het elektriciteitsnet.
Diverse partijen zijn betrokken bij de realisatie van de energieopslag in de omgeving van Lelystad. Onder andere Eneco (huurder van de batterijcapaciteit), Wärtsilä (batterijleverancier), Equans (technische dienstverlener), K. Dekker (bouwkundig aannemer), Smartgrid Flevoland (het lokale netwerk), Triodos Energy Transition Europe Fund en Rabobank (de investeerders en financiers) zijn betrokken.
Nijs: “Ons doel is om bij te dragen aan het sneller af kunnen schakelen van gas- en kolencentrales. Batterijen kunnen de balanceringsrol overnemen en tegelijkertijd lokaal partijen helpen om wèl aangesloten te worden op het elektriciteitsnet. Door op strategische locaties energieopslagprojecten te gaan realiseren, willen we het verschil maken in de energietransitie.”
GIGA Storage is samen met netbeheerder Liander in Amsterdam, Alkmaar en Lelystad pilots gestart met batterijen voor het efficiënter gebruiken van het elektriciteitsnet. Dit moet er onder meer toe leiden dat meer partijen kunnen worden toegelaten tot het net. Het doel is met behulp van energieopslag onbenutte ruimte in het net tijdens dalmomenten in te zetten om meer ondernemers aan te sluiten. Ook op plaatsen waar de maximale capaciteit van het net al is bereikt.
Belangrijk, wat netbeheerders zijn wettelijk verplicht bij de toekenning van capaciteit op het net 24/7 rekening te houden met de maximale capaciteit die alle aangesloten ondernemers gelijktijdig kunnen vragen. Indien deze grens is bereikt, zijn netbeheerders wettelijk verplicht nieuwe aanvragen op een wachtlijst te plaatsen totdat het net is uitgebreid. In de praktijk blijft op veel momenten echter een deel van de capaciteit van het net onbenut. De pilotprojecten moeten ertoe leiden dat deze onbenutte capaciteit efficiënter wordt ingezet.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Steppinstars via Pixabay
Het wereldwijde chiptekort lijkt af te nemen. Zowel Samsung als TSMC, beide grote spelers op de chipmarkt, melden dat de vraag naar chips daalt. Goed nieuws voor onder meer de auto-industrie, die de afgelopen jaren hard is getroffen door het chiptekort.
Chips zijn vandaag de dag een onmisbaar onderdeel van een breed scala aan producten. Denk hierbij aan industriële robots en productiesystemen, maar ook aan huishoudelijke apparaten als koelkasten en vaatwassers, auto’s, computers en mobiele telefoons. In de COVID-19 pandemie ontstond een grote vraag naar apparaten, onder meer door plotselinge omslag naar thuiswerken. Tegelijkertijd werd de productie van chips tegelijkertijd verstoord door onder meer lockdowns. De combinatie leidde tot een omvangrijk wereldwijd chiptekort.
De auto-industrie is een van de sectoren die hard is getroffen door het tekort. Zo bleek eind vorig jaar uit cijfers van Allianz Trade dat door het chiptekort wereldwijd maar liefst 18 miljard voertuigen minder zijn geproduceerd dan gepland. Europese autofabrikanten zijn relatief hard getroffen; Allianz Trade schat de schade voor Europese fabrikanten in 2021 en 2022 op ongeveer 100 miljard euro.
Het lijkt erop dat de grootste tekorten achter de de rug zijn. Zowel Samsung als TSMC melden de productie van hun chips te verlagen. Aanleiding hiervoor is een teruglopende vraag vanuit de markt naar chips. Zo maakte Samsung bekend minder geheugenchips te produceren met het oog op de dalende prijzen en stijgende voorraden bij klanten. Het bedrijf zag zijn operationele winst met 96% teruglopen tot 600 miljard won, omgerekend zo’n 416 miljoen euro. Het gaat om het laagste resultaat sinds 2009, toen het bedrijf de vraag naar chips zag teruglopen door de financiële crisis.
Samsung staat hierin niet alleen. Ook TSMC, een andere grote speler op de chipmarkt, ziet de vraag naar chips teruglopen. Het bedrijf verlaagde begin dit jaar zijn verwachtingen voor het eerste kwartaal van 5%, meldt Reuters. Ook kondigde het bedrijf aan zijn investeringen te verlagen met het oog op een lagere vraag vanuit de markt.
Het eveneens Taiwanese DigiTimes meldt daarnaast dat de Nederlandse fabrikant van chipmachines ASML flink minder orders voor EUV-apparaten heeft ontvangen van TSMC. De Taiwanese chipfabrikant is de grootste klant van ASML.
Naast Samsung en TSMC nemen ook andere chipfabrikanten maatregelen. Zo kondigde concurrente SK hynix in september al aan zijn investeringen in chipproductie te verlagen. Het bedrijf halveert zijn investeringen. Ook Micron neemt maatregelen en verlaagt zijn investeringen met 30%.
Hoewel de teruglopende vraag slecht nieuws is voor chipfabrikanten, geldt dat niet voor afnemers zoals de auto-industrie. Door de lagere vraag stijgt de beschikbaarheid van chips en dalen daarnaast de prijzen. De omslag is al terug te zien in de leveringen van auto’s in maart.
“De stijging in maart kwam vooral door auto’s die al eerder waren besteld. Het waren dus naleveringen. Wij kunnen niet anders dan concluderen dat dit te maken heeft met een afname van het chiptekort”, meldt een woordvoerder van brancheorganisatie BOVAG aan NU.nl.
Ook een rondgang van AutoWeek onderschrijft dit beeld. Uit de rondvraag blijkt dat de levertijden voor nieuwe auto’s bij diverse merken inmiddels korter worden.
Consultancybureau Bain & Company waarschuwt tegelijkertijd dat de vlag nog niet uit kan. Zo zijn de levertijden voor chips nog altijd langer dan voor de COVID-19 pandemie. Daarnaast bestaat de kans dat er opnieuw schaarste aan chips ontstaat. Onder meer door het groeiende gebruik van chips in auto’s, die onder meer een cruciale rol spelen in elektrische aandrijflijnen. Denk echter ook aan de huidige energietransitie, die eveneens om chips vraagt.
Op de lange termijn wil de Europese Unie (EU) herhaling van het chiptekort voorkomen door de productie van chips meer naar Europese bodem te halen. Het introduceerde hiervoor in februari 2022 al de European Chips Act. Met behulp van subsidies en belastingvoordelen wil de Europese Commissie chipfabrikanten overtuigen op Europese bodem chips te produceren. Dit moet de afhankelijkheid van de EU van het buitenland wat betreft chipproductie terugdringen. Op termijn moet de EU volgens de Europese Commissie zelfs uitgroeien tot een leider op het gebied van chipproductie.
Als onderdeel van de European Chips Act. Als onderdeel van deze wet moet een budget van ruim 43 miljard euro beschikbaar worden. Dit budget bestaat uit zowel private als publieke fondsen. Zo moet een kwart van het budget afkomstig zijn uit publieke fondsen, terwijl de private sector de overige driekwart moet inbrengen.
De European Chips Act lijkt in ieder geval tot een stijging van de investeringen in chipproductie op Europese bodem te leiden. Diverse partijen kondigden al investeringen aan. Denk daarbij aan Bosch, dat 170 miljoen euro investeert in twee nieuwe R&D-centra in Duitsland. Ook steekt het Duitse bedrijf 250 miljoen euro in een uitbreiding van een wafer fab in het Duitse Dresden.
Ook Intel wil investeren; het bedrijf kondigde in maart 2022 een investering van 17 miljard euro in twee chipfabrieken in het Duitse Maagdenburg aan. Het gaat volgens het Amerikaanse bedrijf om een ‘megalocatie’ voor chipproductie. De bouw van de productiefaciliteiten stond voor de eerste helft van 2023 op de planning. De productie zou vervolgens in 2027 van start kunnen gaan.
Eind vorig jaar werd echter bekend dat Intel de bouw van deze Duitse chipfabrieken uitstelt. Het bedrijf kreeg al 6,8 miljard euro aan subsidie voor de bouw van de faciliteiten, maar wil meer subsidie ontvangen. De Financial Times meldt dat Duitsland bereid is om extra subsidies toe te kennen, maar alleen indien Intel zelf ook zijn investeringen vergroot. Het Amerikaanse bedrijf beloofde eerder 29 miljard dollar te investeren in productielocaties in Europa. Het gaat daarbij overigens niet alleen om de chipfabrieken in Duitsland, maar ook om locaties in Ierland.
Tegelijkertijd plannen ook andere partijen chipfabrieken in Europa. Een voorbeeld is TSMC, dat een chipfabriek in Duitsland overweegt. Een delegatie van het Taiwanese bedrijf reisde in de herfst van 2022 af naar Duitsland voor het selecteren van een locatie voor een chipfabriek. Reuters meldt dat de bouw van deze locatie bijna van start kan gaan. Wel onderhandelt TSMC nog met de Duitse overheid over subsidies. Welk bedrag aan subsidies TSMC hoopt te ontvangen is niet bekend. Een bron meldt echter aan Reuters dat de onderhandelingen zich in een ‘gevorderd stadium’ bevinden.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: axonite via Pixabay
Autofabrikant Volkswagen uit zijn zorgen over de aanstormende Euro 7-uitstootnorm. Het vraagt de Europese Commissie de uitstootnorm later in te voeren dan gepland. Indien de EU vasthoudt aan de huidige planning om de Euro 7-normen medio 2025 in te voeren, kan dit tot maandenlange productiestops voor meerdere modellen leiden waarschuwt het bedrijf.
Automotive News meldt dat de Duitse autofabrikant bij de EU de noodklok luidt over de Euro 7-norm. Deze norm brengt met name strengere eisen rondom de uitstoot van stikstof met zich mee voor verbrandingsmotoren. Zo is de maximale stikstofuitstoot ongeacht de brandstof vastgelegd op 60 mg per kilometer. Voertuigen moeten tien jaar lang en 200.000 kilometer aan Euro 7-norm blijven voldoen. Dat is nu nog vijf jaar en 100.000 kilometer.
De komst van strengere uitstootnorm is volgens de EU een belangrijke stap in het realiseren van de klimaatdoelstelling om de uitstoot van stikstof in 2035 met 35% te hebben gereduceerd. De norm verlaagt in de praktijk onder meer de maximale uitstoot voor dieselvoertuigen van 80 mg per km zoals vastgelegd in de Euro 6d-norm tot 60 mg per km. Deze grens geldt ook al langer voor benzineauto’s. De hoeveelheid fijnstof die mag worden uitgestoten blijft gelijk, maar hierbij tellen voortaan ook de fijnstof die remmen en banden genereren mee. Het gaat dan concreet om de slijtage van de banden en stof van de remschijven.
Ook de toegestane hoeveelheid uitgestoten CO voor benzineauto’s gaat op de schop. De Euro 7-norm halveert de maximale CO-uitstoot van 1.000 naar 500 mg per km. Voor dieselauto’s blijft de grens om 500 mg per km. Ook aan de uitstoot van ammoniak stelt de Euro 7-norm grenzen; deze mag maximaal 20 mg per km bedragen. De totale koolstofwateremissie (THC) is vastgelegd op 100 mg per kilometer. Voor NMHC (Non-Methane HydroCarbons / koolwaterstoffen anders dan methaan) is de grenswaarde vastgelegd op 68 mg per km voor zowel benzine- als dieselauto’s.
Volkswagen voorziet grote problemen met de uitstootnormen. Het bedrijf stelt dat het aanpassen van zijn motoren om aan de nieuwe normen te voldoen een traject is dat meerdere jaren in beslag neemt. Het verwacht daarom medio 2025 – voor wanneer de invoering van de Euro 7-norm op de planning staat – nog niet aan de norm te kunnen voldoen. Volkswagen waarschuwt dat de invoering kan leiden tot maandenlange productiestops voor meerdere modellen. Welke modellen dit zijn laat de Duitse fabrikant in het midden.
Het bedrijf vraagt de EU daarom de invoering van de Euro 7-norm uit te stellen tot de herfst van 2026. Dit zou autofabrikanten voldoen tijd geven om de noodzakelijke aanpassingen aan hun verbrandingsmotoren te maken.
Volkswagen staat overigens niet alleen; ook diverse andere autofabrikanten uitten eerder hun zorgen over de nieuwe norm. Zo pleitte ook Markus Duesmann, topman van Audi, in maart voor uitstel van de Euro 7-norm. Duesmann stelt dat autofabrikanten te weinig tijd krijgen zich voor te bereiden op de nieuwe norm. In een gesprek met Automotive News noemt de Audi-topman de huidige periode ‘simpelweg niet lang genoeg’.
Onder meer het certificering van iedere uitvoering van verbrandingsmotoren zou veel tijd in beslag nemen. De topman wijst echter ook op het ontwikkelen en testen van nieuwe filters en katalysators, dat volgens Duesmann niet voor de gestelde deadline haalbaar is.
Ook Skoda, net als Audi en Volkswagen onderdeel van de Volkswagen Group, is kritisch. Het bedrijf dreigt de productie van alle compacte modellen stil te moeten leggen door de invoering van de Euro 7-norm. Het gaat dan concreet om de Skoda Fabia, Scala en Kamiq. Martin Jahn, hoofd Marketing en Sales bij Skoda, stelt dat het simpelweg niet zou lonen deze modellen geschikt te maken voor de nieuwe regels.
Skoda waarschuwt dat de invoering van de norm in de praktijk er dan ook toe kan leiden dat de autofabrikant een fabriek moet sluiten. Hierdoor zouden zo’n 3.000 banen op de tocht komen te staan.
Ook buiten de Volkswagen Group klinkt kritiek. Ergun Lümali, hoofd van de ondernemingsraad van Mercedes-Benz, waarschuwde in februari voor het verlies van duizenden banen door de invoering van de Euro 7-uitstootnorm. Lümali benadrukt dat Mercedes-Benz niet negatief tegenover de norm staat maar de norm veel te snel wordt ingevoerd, meldt het Duitse persagentschap DPA. De topman noemt de invoeringsdatum ‘onrealistisch’ en niet in lijn met de transformatie van fabrieken.
Net als Skoda wijst Lümali op de kosten die het geschikt maken van huidige verbrandingsmotoren voor de Euro 7-norm met zich meebrengt. De investering die dit vraagt loont volgens Lümali niet, waardoor Mercedes-Benz gedwongen wordt eerder afscheid te nemen van de verbrandingsmotor. Doordat het bedrijf echter nog niet klaar is voor een volledige overstap op een elektrische aandrijving, komen hierdoor volgens hem duizenden banen in gevaar. Ook Lümali riep daarom op kritisch te kijken naar de voorgenomen invoeringsdatum.
Het betoog van Mercedes-Benz sluit aan op kritiek die de Europese European Automobile Manufacturers Association (ACEA) eerder leverde. Luca de Meo, president van de branchevereniging, waarschuwde begin dit jaar dat voor de impact van de norm op de Europese auto-industrie. In een open brief gericht aan het Europees Parlement en de Europese Commissie waarschuwde ACEA voor de hoge investeringen die het voldoen aan de Euro 7-norm vraagt. Deze wegen volgens de branchevereniging niet op tegen de milieuvoordelen die Euro 7 biedt, die ACEA ‘minimaal’ noemt.
De Meo pleit voor een eenduidig beleid dat de industrie vooruit helpt. Zo zou de huidige Euro 7-norm in de praktijk oude techniek reguleren, terwijl de EU volgens ACEA juist een transitie naar een ‘emissievrije auto-industrie’ zou moeten stimuleren. De investeringen die voldoen aan de Euro 7-norm vraagt, kunnen volgens De Meo beter besteed worden aan de doorontwikkeling van emissieloze vormen van vervoer.
De topman van ACEA waarschuwde ook voor impact op de concurrentiepositie van de Europese auto-industrie. Door de strengere uitstootnormen kan de EU achteropraken bij onder meer China, vreest de brancheorganisatie.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Free-Photos via Pixabay
Huisartsen van Nederland en Momo Medical zijn de winnaars van de Nationale Zorginnovatieprijs 2023. Huisartsen van Nederland is door de vakjury uitgeroepen tot de winnaar van de vakjuryprijs ter waarde van 10.000 euro. Momo Medical kreeg de meeste stemmen vanuit het publiek en wint de publieksprijs ter waarde van 5.000 euro.
De Nationale Zorginnovatieprijs 2023 zet innovatieve ondernemingen in het zonnetje en maakt hen zichtbaar in het Nederlandse zorginnovatielandschap. Huisartsen van Nederland is door de vakjury als winnaar gekozen. De organisatie biedt slimme triagesoftware aan die tot een efficiënt patiëntflow managementsysteem leidt. Dit systeem optimaliseert triage- en praktijkprocessen binnen de huisartsenzorg. Zo vergroot de oplossing de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg voor de patiënt. Tegelijkertijd verlaagt het de werkdruk en verhoogt het de capaciteit van de praktijk.
Juryvoorzitter Heleen van Nispen: “Het triagesysteem van Huisartsen van Nederland leidt tot een vervanging en versnelling van een deel van de eerstelijns-werkzaamheden. Tegelijkertijd koestert en combineert het persoonlijk contact.” De jury is onder meer lovend over de opzet en werkwijze, die schaalbaar is naar andere sectoren. De oplossing kan zo helpen bij het waarborgen van de toegankelijkheid van de zorg.
Johannes Schouten, directeur van Huisartsen van Nederland: “We hebben veel ideeën waar we dit in kunnen investeren. Zo kunnen we ook buiten de huisartsenzorg meerdere eerstelijnsinstellingen samen gaan brengen op ons platform.”
Momo Medical wint de publieksprijs met zijn Momo BedSense App; de app kreeg 43 van de stemmen vanuit het publiek. Deze app geeft zorgmedewerkers inzicht in de bewoners van een verpleeghuis. Zo kunnen zij bijvoorbeeld zien wie onrustig is of welke bewoner uit bed is gegaan. De app is gekoppeld aan een bedsensor, die onder de matras wordt geplaatst. Zorgverleners zien via de app in een oogopslag gegevens van alle bewoners en kunnen hierdoor gericht handelen.
De Momo BedSense App geeft voorspellende en real-time inzichten, waarmee het de werkdruk verlaagt en persoonsgerichte zorg ondersteunt. Dit moet onder meer leiden tot minder valincidenten en een betere nachtrust voor bewoners.
Menno Gravemaker, oprichter van Momo Medical: “We hebben heel veel verpleegkundigen en verzorgenden die dit samen met ons mogelijk maken, we willen hen graag hiermee in het zonnetje zetten.”
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Darko Stojanovic via Pixabay
Nederlandse bedrijven dienden afgelopen jaar 3,5 procent meer octrooiaanvragen in bij het Europees Octrooibureau (EOB) dan een jaar eerder. Het gaat om de sterkste groei sinds 2015 en wijkt tevens af van de Europese trend, waarbij landen uit de Europese Unie vorig jaar gemiddeld -0,5 procent minder octrooiaanvragen hebben ingediend.
Dit blijkt uit het EPO Patent Index 2022 van de EOB. Met 6.806 Europese octrooiaanvragen is Nederland de op twee na grootste aanvrager binnen de EU en is het het achtste land in de wereld als aanvrager van Europese octrooien. In totaal dienden Nederlandse partijen 6.806 Europese octrooiaanvragen in. Nederland is hiermee de op twee na grootste aanvrager binnen de EU en het achtste land wereldwijd als aanvrager van Europese octrooien.
De vraag naar octrooien is in 2022 opnieuw gegroeid. In totaal kwamen bij het EOB 193.460 aanvragen uit alle delen van de wereld binnen. Dit is een stijging is van 2,5 procent ten opzichte van een jaar eerder. De stijging wijst uit dat de innovatiekracht van bedrijven wereldwijd vorig jaar fors bleef ondanks de internationale economische teruggang, meldt de EOB.
“In 2022 was sprake van een solide en stabiele groei van het aantal octrooiaanvragen voor de ontwikkeling van duurzame technologieën en toepassingen voor de opwekking, distributie en opslag van elektriciteit”, vertelt António Campinos, voorzitter van het Europees Octrooibureau. “Deze hausse is een belangrijke aanjager van de energietransitie. Innovatieve bedrijven vervullen ook een voortrekkersrol onderweg naar een toekomst waarin de vierde industriële revolutie een steeds grotere impact heeft op verschillende economische sectoren en en zich uitbreidt naar tal van gebieden, van vervoer tot gezondheidszorg. Dit is zichtbaar in de significante groei van het aantal octrooiaanvragen op het gebied van digitale technologie en halfgeleiders.”
Nederlandse octrooiaanvragen hebben betrekking op een breed scala aan categorieën. De De drie belangrijkste categorieën waarin Nederlandse octrooiaanvragen zijn gedaan zijn medische technologie (+0,6 procent), elektrische machines, apparaten, energie (+6,9 procent) en organische fijnchemie (+19,4 procent).
Organische fijnchemie behoort ook tot de top 15 van techgebieden waarin het aantal aanvragen vorig jaar de grootste stijging doormaakten. Elektrische machines en computertechnologie (+8,5 procent) laten eveneens een sterke groei zien.
Dat geld geldt ook voor halfgeleiders (+41,8 procent). Het absolute aantal aanvragen van halfgeleiders ligt echter wel aanzienlijk lager dan in andere categorieën. overigens aanzienlijk lager dan in de andere categorieën. Nederland staat in 2022 op het gebied van halfgeleiders bij het EOB op de zevende plaats.
Met 1.338 octrooiaanvragen (+2,1 procent) is Royal Philips het Nederlandse bedrijf met de meeste Europese octooiaanvragen in 2022. In de gehele lijst met aanvragers staat het bedrijf op de negende plaats. Ook staat Philips op de tweede positie op de ranglijst met bedrijven met de meeste Europese octrooiaanvragen op het gebied van medische technologie. Het bedrijf staat net onder het Amerikaanse Johnson & Johnson.
In de categorie computertechnologie scoort Philips eveneens hoog. Hier staat het bedrijf op positie 11 op de ranglijst van alle bedrijven wereldwijd en op nummer 7 in de categorie meettechnologie. De hoge scores illustreren volgens het EOB de innovatieactiviteiten van Philips in verschillende sectoren.
Signify is na Philips het tweede Nederlandse bedrijf met de meeste Europese octrooiaanvragen. Het bedrijf steeg in 2022 op de internationale EOB-ranglijst 2022 van de 24e naar de 22e plaats. Na LG diende Signify het op één na hoogste aantal aanvragen in de categorie elektrische machines/apparaten/energie. Ook staat het bedrijf op de vijfde plaats in de categorie ‘Overige gespecialiseerde machines’. Deze categorie omvat toepassingen als machineonderdelen voor diverse sectoren en 3D-printing.
De ranglijst van Nederlandse bedrijven die de meeste octrooien hebben aangevraagd bij het EOB omvat ook meerdere bedrijven die actief zijn in de halfgeleidersindustrie.
Als we inzoomen op Nederland blijkt dat vanuit de provincie Noord-Brabant relatief veel octrooiaanvragen zijn ingediend. Met 3.547 aanvragen is Noord-Brabant de Nederlandse regio met de meeste octrooiaanvragen bij het EOB. Zuid-Holland volgt met 1.255 aanvragen en Noord-Holland met 619 aanvragen.
Dit betekent in de praktijk dat Noord-Brabant goed is voor meer dan de helft van alle Nederlandse aanvragen. In de Top 5 van Europese regio’s met de meeste Europese octrooiaanvragen in 2022 staat het bedrijf op de vijfde positie.
Als we kijken naar de innovatiekracht van steden op basis van het aantal octrooiaanvragen, gaat Eindhoven in Nederland aan top. In de Europese ranglijst staat Eindhoven op de derde positie. De Nederlandse stad moet München en Parijs voorlaten.
De top 5 landen die de meeste octrooiaanvragen wereldwijd indienden bestaat uit de Verenigde Staten (VS), Duitsland, Japan, China en Frankrijk. Het groeiende aantal octrooiaanvragen is onder meer toe te schrijven aan China, waar het aantal aanvragen met 15,1 procent steeg. Ook de VS (+2,9 procent) en Korea (+10 procent) laten groei zien.
Ook in de meeste Europese landen stijgt het aantal aanvragen. Zwitserland gaat aanleiding wat betreft het aantal aanvragen per hoofd van de bevolking, gevolgd door Zweden en Denemarken. Nederland staat op de vierde positie. Dit onderstreept volgens het EOB de sterke innovatiecapaciteit van Nederland. Duitsland is binnen de EU een uitzondering met 4,7 procent krimp van het aantal octrooiaanvragen.
De cijfers van het EOB laten ook zien dat octrooiaanvragen lang niet altijd afkomstig zijn van grote bedrijven. Zo was een op de vijf aanvragen in 2022 afkomstig van een individuele uitvinder of een kleine of middelgrote organisatie met minder dan 250 werknemers. 7 procent van de aanvragen was afkomstig van universiteiten en publieke onderzoeksorganisaties.
Het rapport van het EOB is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Michal Jarmoluk via Pixabay
De Zwitserse start-up Destinus is geselecteerd door het Spaanse ministerie van Wetenschap voor een strategisch initiatief. Als onderdeel van dit initiatief krijgt Destinus subsidie voor de ontwikkeling van en onderzoek naar een supersonisch vliegtuig op basis van waterstof.
Destinus werkt al jaren aan een passagiersvliegtuig op waterstof. Het vliegtuig moet met supersonische snelheden kunnen vliegen. Een vlucht van Europa naar Australië moet hierdoor in slechts vier kunnen worden volbracht.
Het vliegtuig dat de start-up ontwikkeld is volledig aangedreven met waterstof. Het is geschikt voor zowel passagiers- als vrachtvluchten. Het vliegtuig moet geschikt zijn voor conventionele luchthavens, wat de omarming moet vereenvoudigen. Daarnaast belooft Destinus een geringe geluidsproductie, wat de overlast die omwonenden van luchthavens ervaren kan terugdringen.
Destinus wil zijn vliegtuigen op een hoogte van meer dan 30km laten vliegen. Zij bereiken hierbij een snelheid van mach 5. Door de grote hoogte kan het vliegtuig tijdens het laatste deel van zijn vlucht ‘zweven’. Het beweegt hierdoor voort, zonder data hiervoor brandstof nodig is.
De start-up wijst onder meer op het milieuvriendelijke karakter van waterstof als brandstof. Zo is waterstof afkomstig uit water, waarbij elektrolyse waterstof en zuurstof van elkaar scheidt. Bij de verbranding van waterstof zijn de belangrijkste bijproducten warmte en water. Ook wijst Destinus op de snel dalende productiekosten van waterstof, wat de brandstof steeds aantrekkelijker maakt.
De Zwitserse start-up is door het Spaanse ministerie van Wetenschap geselecteerd voor deelname aan een strategisch initiatief. Dit initiatief maakt onderdeel uit van het Plan de Tecnologías Aeronáuticas (PTA) van het ministerie.
Als onderdeel van dit initiatief krijgt Destinus subsidie toegewezen voor zowel ontwikkeling als onderzoek. In totaal krijgt de start-up 15 miljoen euro aan subsidie toegewezen. Zo stelt het ministerie geld beschikbaar voor de ontwikkeling van een testfaciliteit voor luchtgedreven waterstofmotoren in de omgeving van Madrid. Destinus is betrokken bij het ontwerp en ontwikkeling van deze locatie.
Ook stelt het ministerie subsidie beschikbaar voor onderzoek naar aandrijving op basis van vloeibare waterstof. Centraal hierbij staat het testen van innovatie aandrijvingen voor toekomstige supersonische vliegtuigen.
Met behulp van dit geld wil Destinus een zogeheten ‘H2 post-combustor jet engine’ testen. Ook wil het zijn waterstof-gebaseerde aandrijftechnologie verder onderzoeken. “We zijn verheugd dat we deze subsidies hebben gekregen, vooral omdat ze een duidelijk teken zijn dat Destinus op één lijn ligt met de strategische koersen van Spanje en Europa voor het bevorderen van waterstofvluchten”, zegt Davide Bonetti, VP Business Development en Products voor Destinus.
“Voor deeptech-bedrijven zoals wij is toegang tot deze EU-herstelfondsen van essentieel belang om geavanceerd onderzoek uit te voeren en de innovatie te versnellen die nodig is om op wereldschaal concurrerend te zijn. Met deze subsidies zullen op waterstof gebaseerde oplossingen voor luchtvaartmobiliteit een stap dichter bij een realiteit.”
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: rony michaud via Pixabay
Cardiothoracaal chirurg in opleiding en onderzoeker dr. Amir Sadeghi van het Erasmus MC krijgt subsidie voor een onderzoek naar het gebruik van virtual reality (VR) en dynamische simulaties voor longchirurgie. Dynamische 3D-modellen van longen moeten chirurgen beter voorbereiden op operaties.
De subsidie is afkomstig van Kansen voor West, het Programmamanagement voor West-Nederland. Kansen voor West voert Europese programma’s uit voor de vier Randstadprovincies (Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland) en de vier grootste steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht). Het gaat om een economisch stimuleringsprogramma voor West-Nederland. Kansen voor West is medegefinancierd door de Europese Unie.
Sadeghi voorziet diverse toepassingen van VR en dynamische simulaties binnen longchirurgie. “We kunnen voor trainingsdoeleinden virtuele simulaties maken van precies de longen een specifieke patiënt. De chirurg (in spé) kan dan virtueel de anatomie van de patiënt beoordelen en daarin de stappen van de operatie virtueel uitvoeren, zonder dat hij al echt opereert”, licht Sadeghi toe op de website van het Erasmus MC.
Ook kunnen de dynamische longen gebruikt worden voor augmented reality (AR)-toepassingen. Dit zijn toepassingen die een virtuele laag op de echte wereld leggen. Binnen longchirurgie kan AR operaties begeleiden door middel van dynamische anatomiebeelden. “We konden al in virtual reality de CT-beelden van de longen bekijken, maar nu kunnen we die ook virtueel vastpakken en vervormen, net zoals tijdens een longoperatie”, licht Sadeghi toe.
Sadeghi richt zich al langer op het gebruik van VR binnen zorg. Het gaat daarbij niet alleen om longchirurgie, maar ook om andere onderwerpen. Denk daarbij aan reanimaties na een hartoperatie, wat een zeldzame en zeer acute situatie is. Arts-assistenten en thoraxchirurgen in opleiding in het Erasmus MC oefenen deze ingreep sinds eind 2021 met behulp van VR.
Een training in VR moet artsen beter voorbereiden op een reanimatie na een hartoperatie. Ook hierbij is Sadeghi, die in september 2021 op het onderwerp promoveerde, nauw betrokken. Hij ontwikkelde software voor het in VR oefenen van een reanimatie na openhartchirurgie.
Zo is een belangrijke uitdaging bij een reanimatie na een hartoperatie dat het borstbeen opnieuw opengemaakt moet worden. Dit is nodig voor het vinden en verhelpen van de oorzaak. “Dit is een zeer acute situatie die lastig te trainen is. Op het moment zelf moet er snel worden gehandeld, waardoor er weinig tijd is voor training”, legt Sadeghi uit. Een dergelijke situatie is overigens zeldzaam; naar schatting vindt een reanimatie bij 1 tot 2 procent van de hartoperaties in Nederland plaats.
Arts-assistenten en chirurgen in opleiding trainen hiervoor traditioneel door het lezen van protcollen en het in groepsverband fysiek oefenen op een pop. Een training in VR verlaagt de drempel. Zo kunnen deelnemers de training meerdere keren herhalen op een tijdstip dat voor hen goed uitkomt.
Bij de VR-training zet een chirurg een VR-bril op, waarna hij in een driedimensionale simulatie belandt waarbij de patiënt voor hem ligt. Samen met een team doorloopt de chirurg tijdens de simulatie alle stappen van het protocol voor reanimatie na hartchirurgie. Sinds oktober 2021 is de VR-training een standaardonderdeel van de inwerkperiode van arts-assistenten thoraxchirurgie in het Erasmus MC.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: kalhh via Pixabay
De Nederlandse fabrikant van zonneauto’s Lightyear maakt een doorstart. De doorstart vindt plaats via een volledig nieuw bedrijf, dat eigenaar is van onder meer het intellectueel eigendom van Lightyear.
Dit is door curator Reinoud van Oeijen bekend gemaakt. Lightyear kondigde in 2016 de Lightyear 0 aan. Dit is een volledig elektrische auto, dat op zijn dak is voorzien van zonnepanelen. Met behulp van deze panelen kan het voertuigen tijdens het laden of op een parkeerplaats opladen. Dit zonder gebruik te hoeven maken van een laadpaal.
Moederbedrijf Lightyear vroeg op 23 januari uitstel van betaling aan. Het kondigde toen al aan de ontwikkeling van zijn vlaggenschip Lightyear 0 stil te leggen. Het bedrijf wilde zich volledig gaan richten op de ontwikkeling van de Lightyear 2. Dit voertuig is net als zijn grote broer voorzien van zonnepanelen, maar met een prijskaartje van minder dan 40.000 euro een stuk goedkoper.
Zo ver bleek het echter niet te komen; op 27 januari 2023 is de werkmaatschappij van Lightyear – Atlas Technologies – failliet verklaard. Atlas Technologies richtte zich op de productie van de Lightyear One. Het intellectueel eigendom was niet in gevaar; deze is ondergebracht bij moederbedrijf Lightyear dat niet failliet is verklaard.
Direct na het faillissement maakte de curator al bekend een doorstart te onderzoeken. Deze komt er dus daadwerkelijk. Het nieuwe bedrijf neemt een deel van de inventaris en een deel van de medewerkers van het failliet Atlas Technologies mee. Naar schatting kunnen zo’n 100 van de oorspronkelijk 600 medewerkers van Atlas Technologies bij het nieuwe bedrijf aan de slag.
Ook Lightyear Layer, een dochteronderneming gericht op zonneceltechnologie, gaat onder het nieuwe bedrijf vallen.
Een deel van de voorraden van Lightyear gaan onder de hamer. Ook demomodellen van de Lightyear 0 zijn te koop. Met de opbrengst van de veiling wil Lightyear schuldeisers compenseren. Voor de veiling staat op 19 april een kijkdag op de planning.
Het nieuwe bedrijf moet binnen enkele jaren de Lightyear 2 op de markt brengen. Lightyear verschuift met een relatief betaalbare zonneauto zijn focus naar een andere markt. Het voertuig moet minder dan 40.000 euro kosten. Dit is een fractie van het prijskaartje van de Lightyear 0, die zo’n 250.000 euro bedroeg.
Het is niet bekend hoeveel exemplaren van de Lightyear 0 er daadwerkelijk zijn geproduceerd. De productie ging in november 2022 in Finland van start. Lightyear wilde in totaal 946 exemplaren van de zonneauto produceren.
Lightyear trok veel aandacht met zijn concept. Zo investeerde onder meer de Zweedse fabrikant van sportwagens Koenigsegg in het bedrijf. Dat gold ook voor Invest-NL, de provincie Noord-Brabant, en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen voor de provincies Noord-Brabant en Limburg (BOM en LIOF), evenals de investeringsfondsen SHV en DELA.
Leasemaatschappij LeasePlan kondigde eind december 2021 nog aan 5.000 exemplaren van he tweede model van Lightyear te reserveren. Eerder zei het bedrijf ook al toe de Lightyear One beschikbaar te zullen maken op de Europese markt.
De doorstart van Lightyear komt niet onverwachts. In februari bleek al dat het bedrijf bij private investeerders in korte tijd acht miljoen euro had opgehaald voor zijn doorstart. Het plan rondom deze doorstart moest echter nog groen licht krijgen van de curator. Nu deze zijn goedkeuring geeft, is voor de doorstart de weg vrij.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Lightyear
Robotbedrijf Avular neemt volgend jaar intrek in het voormalig glaslaboratorium van Philips op Strijp-T in Eindhoven. Het bedrijf wil met de verhuizing zijn groeiambities ondersteunen.
Avular richt zich op de productie van zogeheten mobiele robots en drones, en levert bijbehorende software. Het bedrijf richt zich hiermee op partijen die zelf mobiele robots en drones op de markt willen brengen. Zij kunnen met behulp van het aanbod van Avular hun eigen systemen vormgeven, waarbij zij de mobiele robots en drones op maat kunnen aanpassen. Ook kan Avular voor klanten mobiele drones en robots op maat produceren. Het richt zich hiermee op partijen die hiervoor zelf niet over de benodigde middelen beschikken.
Het biedt hiervoor modulaire oplossingen aan. Zo levert het bedrijf onder de naam ‘Autopilot: The Origin One’ een modulaire mobiele robot. Avular richt zich hiermee op robotintegrators, engineers en wetenschappers. De robots zijn geschikt voor een breed scala aan toepassingen. Zo zijn zij inzetbaar in omgevingen die variëren van industriële locaties tot ruige buitenlocaties, zoals bouwplaatsen.
The Origin One omvat geïntegreerde sensoren en een Autopilot-systeem van Avular, wat bestaat uit out-of-the-box hardware en software voor het realiseren van een autonoom robotsysteem. De robot kan autonoom en veilig naar een gewenste locatie navigeren onder dynamische en complexe omstandigheden. Dit zowel in binnen- als buitenruimten.
Vertex One is de modulaire drone van het bedrijf. Deze drones zijn al langer in beschikbaar en inmiddels ingezet in diverse toepassingen. Denk daarbij aan het inspecteren van industriële schoorstenen, maar ook aan het controleren van kassen. Ook in fabrieken en op bouwplaatsen zijn de drones van Avular ingezet. Net als The Origin One is de Vertex One inzetbaar voor een breed scala aan toepassingen, waarbij de drone naar wens kan worden aangepast.
De drones zijn gebouwd om autonoom data te verzamelen. Avular levert de Vertex One inclusief autonomie en diverse sensoren die nodig zijn voor het uitvoeren van inspecties. De drones zijn op maat aanpasbaar en uitgerust met het Nvidia Jetson Orin NX AI-systeem. Ook is de Vertex One voorzien van een door Avular ontwikkeld real-time flight controller-systeem.
Avular levert ook een oplossing waarmee bedrijven bestaande machines kunnen ombouwen tot een robot: Avular Autopilots. Dit is een integrale oplossing die volgens Avular alles omvat dat bedrijven nodig hebben voor het ombouwen van hun bestaande machines tot autonome systemen. Autopilots omvat alle componenten die bedrijven hiervoor nodig hebben, waaronder sensoren, rekenkracht en software.
Het Eindhovense bedrijf richt zich hiermee op een breed scala aan toepassingen. Focusgebieden zijn onder meer de agrarische sector, de bouw, utiliteitssector en industrie. De robots kunnen onder meer veilig navigeren in binnen- en buitenlocaties, ook indien hier dynamische objecten en obstakels aanwezig zijn. Menselijke interventie is volgens het bedrijf niet nodig.
Avular verhuist in de herfst van 2023 naar het voormalig glaslaboratorium van Philips in Eindhoven. Het gaat om een locatie van 6.500 m2 groot, die ruimte biedt aan ongeveer 300 werknemers. Ook biedt het pand ruimte aan meer dan 250 bezoekers en omvat een groot auditorium.
De locatie krijgt uitgebreide mogelijkheden voor het testen van mobiele robots en drones. Zo is een omvangrijke testkooi van 1.800 m3 aanwezig voor het testen van drones. Ook zijn zowel binnen- als buitenlocaties beschikbaar voor het testen van robots.
De verhuizing is onderdeel van de ambitie van Avular om in 2030 een miljoen Avular-gebaseerde robots op de markt te hebben gezet. Het nieuwe hoofdkantoor van het bedrijf moet de juiste infrastructuur bieden voor het verder opschalen van de activiteiten en kunnen voldoen aan de vraag vanuit de markt.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto’s: Avular