maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

Twintig procent van alle auto’s in Noorwegen zijn elektrisch

Noorwegen bereikt een nieuwe mijlpaal in de omarming van elektrische voertuigen. Twintig procent van alle auto’s op de Noorse wegen zijn inmiddels elektrisch.

Dit meldt de Norwegian Electric Vehicle Association aan diverse media. In drie jaar tijd is het aandeel van elektrische voertuigen in het Noorse wagenpark gestegen van 10 naar 20 procent. De organisatie verwacht dat het aandeel blijft stijgen en over twee jaar 30 procent bedraagt.

Belastingvoordelen

De Noorse overheid stimuleert al langere tijd het gebruik en de aanschaf van elektrische voertuigen. Onder meer met belastingvoordelen op de aanschaf van elektrische voertuigen. Het land streeft ernaar dat in 2025 alle nieuwe auto’s die worden verkocht geen uitstoot hebben.

De aandeel van elektrische voertuigen in het Noorse wagenpark varieert overigens sterk per regio. Zo ligt het percentage in de hoofdstad Oslo op 33,2%. In de provincie Finnmark in het noorden van het land blijft het percentage echter steken op 4,7%.

Voorsprong op Nederland

Hiermee loopt de provincie Finnmark overigens nog altijd voor op Nederland. Zo meldt RAI Vereniging dat 3,3% van alle voertuigen in Nederland volledig elektrisch zijn. Benzineauto’s zijn nog altijd veruit in de meerderheid met 7,2 miljoen stuks, waarmee zij goed zijn voor 79% van het Nederlandse wagenpark. 10% van de voertuigen op de Nederlandse wegen is een dieselauto (950.000 stuks).

Het aantal elektrische voertuigen op de Nederlandse wegen groeit gestaag. RAI Vereniging meldt dat per 1 september voor het eerst meer dan 300.000 elektrische voertuigen geregistreerd waren in Nederland. Op 1 januari 2020 waren dit er nog krap 108.000. Bijna 600.000 voertuigen beschikken over een hybride aandrijflijn. Dat is bijna twee keer zoveel als ruim 2,5 jaar geleden.

Stimuleringsbeleid

Deze groei wijt RAI Vereniging in belangrijke mate aan het Nederlandse stimuleringsbeleid. Deze voordelen worden echter ieder jaar verder afgebouwd. Voor na 2025 is er vooralsnog geen beleid voor elektrische voertuigen voorzien. RAI Vereniging verwacht dat de ingroei van EV’s daardoor gaat afvlakken.

Het Nederlandse kabinet streeft ernaar dat 100% van de verkochte nieuwe auto’s in 2030 elektrisch is. Om de klimaatdoelen voor de sector mobiliteit in zicht te houden en tegelijkertijd te werken aan een gezond aanbod van gebruikte EV’s voor Nederlanders is er volgens RAI Vereniging ook na 2025 nog gericht EV-beleid nodig, zowel voor de zakelijke als particuliere markt.

Nederlandse politie gaat elektrisch rijden

De Nederlandse politie maakte begin deze maand nog bekend een aanbesteding te starten voor het basis politievoertuig, waarbij het gaat om zowel personenvoertuigen als personenbussen. Voor het eerst besteedt de politie ook elektrische voertuigen aan.

“Een deel van de aanbesteding basis politievoertuigen wordt elektrisch”, zegt producten- en dienstenmanager Voer- & vaartuigen Irene Meulenkamp. “In een aantal eenheden is al getest met elektrische auto’s. De politie kiest voor elektrisch rijden om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Het deel dat nog een fossiele verbrandingsmotor heeft, zal benzine of mild-hybride worden. Om het risico op leveringsproblemen te beperken, kiezen we voor de personenvoertuigen om twee merken te contracteren. Voor elektrische personenbusjes is de markt nog niet ver genoeg ontwikkeld, dus dat worden wel diesels. We houden wel de optie open voor elektrische busjes.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Pixabay / geralt

Technologie moet aantal valincidenten met zestig procent terugdringen

Zorgverleners, gemeenten en zorgverzekeraars CZ en VGZ willen het aantal valincidenten met zestig procent terugdringen. Zij zetten hiervoor in op een combinatie van een wearable en app met AI en sensoren, een beweegprogramma en het verbinden van het sociale netwerk en hulpverleners.

Gemiddeld valt in Nederland iedere vijf minuten een 65-plusser, blijkt uit cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 105.000 ouderen van 65 jaar en ouder bezochten in 2021 na een val de spoedeisende hulp. In totaal zijn 36.200 ouderen in dat jaar opgenomen in het ziekenhuis nadat zij door een val een bezoek aan de spoedeisende hulp brachten. 5.209 ouderen overleden door een val.

Ook blijkt uit een analyse van het instituut dat het aantal 65-plussers met ernstig letsel door vallen stijgt. Een verklaring hiervoor is de vergrijzing van Nederland, die ook de komende jaren doorgaat.

Ouderen zijn moeilijk bereikbaar

CZ meldt dat hoewel vallen voor ouderen een flink gezondheidsrisico vormt, hen bereiken met preventieprogramma’s in de praktijk moeilijk is. Want zo lang het niet fout gaat, zijn veel ouderen van mening dat het onderwerp op hen geen betrekking heeft. Zorgverleners, gemeenten en zorgverzekeraars CZ en VGZ willen meer ouderen bereiken met preventieprogramma’s door een combinatie van een wearable, een app met AI en sensoren, een beweegprogramma en verbinding met zowel het social netwerk van ouderen als hulpverleners.

De betrokken partijen voerden eerder al een proefproject uit in Heeze-Leende. Zij schalen de aanpak nu op, waarbij de partijen het project in ieder geval in drie gemeenten uitrollen: Valkenswaard, Cranendonk en Someren. Het preventieprogramma is opgenomen in het zelfredzaamheidsproject ‘Maak Rimpels’, met als doelgroep zelfstandig wonende 65-plussers. Het programma kent diverse onderdelen en bestaat uit:

  • een trainingsprogramma digitale vaardigheden
  • een beweegprogramma onder leiding van een (buurt)sportcoach
  • een sociaal programma dat de informele sociale netwerken van de deelnemers laat samenwerken met professionele hulpverleners

Wearable monitort of deelnemers dreigen te vallen

Kunstmatige intelligentie (AI) en zogeheten ‘assistive technologies’ (AT) ontwikkeld door GoliveHealth spelen hierbij een belangrijke rol. Zo houdt een wearable genaamd GoLiveClip in de gaten of deelnemers dreigen te vallen en monitort ontwikkelingen op dit vlak. Gebruikers kunnen verzamelde gegevens zelf inzien op hun smartphone via de GoLivePhone-app. Huisartsen in de regio en zorgverzekeraar Coöperatie VGZ zijn als partners betrokken bij het project.

De partijen willen samen tot een effectief valpreventieprogramma voor ouderen komen. Hierbij is haast geboden; in het Integraal Zorgakkoord (IZA) is door de zorgsector met de politiek afgesproken dat zorgverzekeraars een dergelijk programma voor het jaar 2024 inkopen. Dit betekent in de praktijk dat zorgverzekeraars voor 1 april uiteengezet moeten hebben hoe zij dit willen doen.

Gezond en Actief Leven Akkoord

Naast het IZA werken het ministerie van VWS, de zorgverzekeraars en de gemeenten ook aan een Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). Dit akkoord draait om preventie in de volle breedte, waarvan valpreventie onderdeel uitmaakt. In GALA leggen de betrokken partijen naar verwachting vast dat de gemeente voor preventie geld moeten oormerken.

CZ en VGZ werken beide aan eigen valpreventieprogramma’s. De zorgverzekeraars spreken met elkaar af aan diens programma’s mee te doen. Ook wijzen de verzekeraars erop al jaren in hun aanvullende zorgverzekeringen valpreventie aan te bieden. In de praktijk maken echter maar weinig ouderen hiervan gebruik. De verzekeraars willen valpreventie daarom onderdeel laten uitmaken van de basiszorgverzekering.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Sabine van Erp via Pixabay

Kabinet wil industrie versneld verduurzamen

Het kabinet zet in op een verduurzaming van de industrie. De verdere stijging van de energieprijzen zet de industrie, de verduurzaming en de strategische en economische positie van Nederland onder druk. Verduurzaming moet tegenwicht bieden aan de hogere energiekosten. Het kabinet presenteert hiervoor het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie.

Dat schrijft minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat mede namens minister Schreinemacher voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenleving aan de Tweede Kamer. De focus ligt in de verduurzamingsplannen op bedrijven die veel aardgas en elektriciteit gebruiken bij de productie of als grondstof. Dergelijke partijen kunnen steeds moeilijker concurreren met bedrijven of import uit landen die lagere energieprijzen kennen. Het kabinet meldt zich zorgen te maken over deze situatie. Het onderzoekt een aanpak die bedrijven meer zekerheid en stabiliteit biedt op de langere termijn.

Gezonde marktdynamiek

De structureel hoge energieprijzen en energiesubsidies die andere landen beschikbaar stellen zorgen voor uitdagingen. Het kabinet stelt dat minder produceren, het verplaatsen of stopzetten van productie door marktomstandigheden hoort bij een gezonde marktdynamiek. Ook kan de verminderde beschikbaarheid van energie leiden tot een snellere verduurzaming en energiebesparing bij bedrijven.

Tegelijkertijd maakt het kabinet zich zorgen over de impact van de huidige energieprijzen op duurzaamheidsdoelen evenals de strategische en economische positie van Nederland. Zo schakelen bedrijven terug of overwegen hun productie naar het buitenland te verplaatsen.

Minister Adriaansens: “Nederland heeft de energie-intensieve industrie hard nodig. Zonder basischemie geen microchips of medicijnen. Zonder meel, dranken en zuivelverwerking is een deel van de supermarkt leeg. En zonder staal, aluminium en zink staan de hightech industrie, defensie-industrie en mobiliteit stil. Daarom wil ik risicovolle, strategische afhankelijkheden van andere landen op dit vlak vermijden.”

Compenseren is kostbaar

Het compenseren van de gestegen energiekosten voor de industrie is kostbaar. Ook vreest het kabinet ernstige verstoringen van de markt door subsidies en een verdere stijging van de energieprijzen. Dit aangezien de vraag naar aardgas daarmee toeneemt en de prikkel om te verduurzamen wegvalt.

Het kabinet ziet een blijvende oplossing in het versneld verduurzamen van de industrie. Want hoe sneller Nederland en de EU verduurzamen en hun afhankelijkheid van fossiele energiebronnen afbouwen, des te sneller het herstel van de concurrentiepositie van Nederland.

Nationaal Programma Verduurzaming Industrie

Het kabinet zet hierop met het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie. Dit programma geeft onder meer voorrang aan de uitbreiding van het elektriciteitsnet voor zaken die maatschappelijk prioriteit kennen. Ook wil het kabinet op Europees niveau de krachten bundelen voor het afbouwen van de afhankelijkheid van fossiele energiebronnen en versterken van de concurrentiepositie.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: annca via Pixabay

Renewi krijgt lening van veertig miljoen van EIB

Renewi krijgt een lening van 40 miljoen euro van de Europese Investeringsbank (EIB). Het geld is bedoeld voor de financiering van de bouw van nieuwe afvalsorteerinstallaties in België, het voldoen aan de VLAREMA 8-wetgeving, nieuwe installaties voor het recyclen van plastic en de productie van gas uit bedorven voedingsmiddelen in Nederland.

De afvalverwerker en recycler Renewi is in 2017 ontstaan na een fusie van Shanks Group met Van Gansewinkel Groep. Het hoofdkantoor van de organisatie is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Nederland en België zijn de belangrijkste markten voor het bedrijf.

Nieuwe investeringen financieren

Dankzij de leenovereenkomst die Renewi nu met het EIB aangaat krijgt het bedrijf de beschikking over veertig miljoen euro. Met dit geld wil het bedrijf nieuwe investeringen in Nederland en België gedeelte bekostigen; in totaal gaat het om 100 miljoen euro aan geplande investeringen.

Drie projecten

In totaal wil Renewi met de lening drie projecten financieren. Het eerste project bestaat uit de bouw van een drietal nieuwe high-tech-verwerkingslijnen voor restafval, bedrijfsafval en industrieel afval in Vlaanderen. Met behulp van de verwerkingslijnen wil Renewi meer grondstoffen terugwinnen en recyclen, wat tot verbranding van minder afval moet leiden.

Het tweede project omvat de bouw van een nieuwe sorteerinstallatie voor harde plastics op de Nederlandse locatie Acht. Hier gaat Renewi hoogwaardige secundaire plastics produceren. De vraag hiernaar op de markt neemt steeds verder toe.

Het derde project bestaat uit een upgrade van de biogasproductie van Renewi. Het bedrijf breekt hier biologisch afbreekbaar materiaal met behulp van micro-organismen af tot biogas, zonder dat dit zuurstof vereist. De secundaire grondstoffen die het hierdoor produceert maken fossiele brandstoffen overbodig, beperkt het gebruik van nieuwe grondstoffen en reduceert de uitstoot. Met behulp van nieuwe en betere apparatuur kan Renewi voortaan 60% van het biogas omzetten in biomethaan. De overige 40% transporteert het bedrijf naar een bestaande bio-LNG-installatie.

Uitstoot en ‘virgin grondstoffengebruik’ beperken

Kris Peeters, Vicevoorzitter van de EIB, licht toe: “Afvalverwerking en -verwijdering worden steeds belangrijker als we de uitstoot en het virgin grondstoffengebruik willen beperken. Dat is reden te over dit zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Het doet me deugd dat de EIB, Renewi kan bijstaan in zijn brede ambitie om gebruikte materialen een nieuw leven te geven en bovendien kan faciliteren dat het bedrijf zijn activiteiten in België en Nederland verder verduurzaamt.”

Annemieke den Otter, Chief Financial Officer bij Renewi, voegde hieraan toe: “Renewi is enorm trots op deze steunbetuiging van de EIB voor investeringen in groene infrastructuur in zowel Nederland als België. De strijd tegen klimaatverandering wordt niet gewonnen zonder onze economie circulair in te richten en meer materialen opnieuw te gaan gebruiken. Voor deze transitie moet er grootschalig geïnvesteerd worden in geavanceerde technologieën. Wij zijn bereid ons volledig in te zetten voor deze versnellende transitie door onophoudelijk te investeren, te innoveren en ons te ontwikkelen tot dé ‘waste-to-product’-partner in de EU. We hopen bovendien onze samenwerking met de EIB in de loop der tijd verder uit te breiden.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Shirley Hirst via Pixabay

AI en federated learning kan detectie van hersentumoren met 33% verbeteren

Kunstmatige intelligentie en in het specifiek federated learning kan de detectie van hersentumoren met maar liefst 33% verbeteren. Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek Intel Labs en de Perelman School of Medicine van de Universiteit van Pennsylvania (Penn Medicine). Ook het Nederlandse Erasmus MC in Rotterdam is bij het project betrokken.

Uit cijfers van KWF Kanker Bestrijding blijkt dat in 2021 in totaal 1.397 Nederlanders een hersentumor kregen. 824 mensen stierven in 2021 aan een hersentumor. De overlevingskans over een periode van vijf jaar bedraagt 28% en over een periode van tien jaar 21%.

Federated learning

In het onderzoek lag de focus op federated learning, een vorm van kunstmatige intelligentie (AI) op basis van gedistribueerde machine learning (ML). “Federated learning heeft een enorm potentieel in tal van domeinen, met name in de gezondheidszorg, zoals blijkt uit ons onderzoek met Penn Medicine. Het vermogen om gevoelige informatie en data te beschermen opent de deur voor toekomstige studies en samenwerking, vooral in gevallen waarin datasets anders ontoegankelijk zouden zijn. Ons werk met Penn Medicine heeft het potentieel om patiënten over de hele wereld positief te beïnvloeden en we kijken ernaar uit om de belofte van federated learning verder te onderzoeken”, licht hoofdingenieur Jason Martin van Intel Labs toe.

De partijen onderzochten de inzet van federated learning voor de identificatie van kwaadaardige hersentumoren. Hierbij is zeer omvangrijke dataset van 71 instellingen op zes continenten gebruikt. Het gebruik van een dergelijke dataset is complex, onder meer vanwege strenge nationale wetgeving omtrent databescherming. Denk hierbij aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in Nederland.

De strenge wetgeving bemoeilijkt het realiseren van medisch onderzoek en gegevensuitwisseling op grote schaal. Federated learning kan uitkomst bieden. De partijen melden dat Intel’s federated learning hardware en software aan de eisen van dataprivacy voldoet en data-integriteit, privacy en veiligheid beschermt door middel van vertrouwelijk computergebruik.

Gedecentraliseerd systeem

De gegevens zijn verwerkt in een gedecentraliseerd systeem met behulp van Intel federated learning technologie. Dit in combinatie met Intel Software Guard Extensions (SGX). De technologie zorgt dat de ruwe data binnen het eigen ziekenhuisnetwerk blijft. Op basis van de ruwe data berekent de technologie modelupdates. Alleen deze modelupdates stuurt de technologie door naar een centrale server of aggregator. Zo pakt de technologie diverse problemen rondom dataprivacy aan.

Radioloog prof. dr. Smits en biomedisch onderzoeker dr. Van der Voort van het Erasmus MC legt uit: “Vanuit het Erasmus MC konden we door deze federated learning studie bijdragen aan het verbeteren van automatische tumordetectie, zonder daarvoor patiëntgegevens te hoeven versturen. Automatische tumor detectie is een belangrijke stap voor het personaliseren en opvolgen van een behandeling, en om deze methodologie te ontwikkelen is het essentieel om data vanuit veel verschillende instituten te gebruiken. Met deze samenwerking hebben we dat eenvoudig kunnen doen, terwijl we wel zelf de controle konden houden over onze data.”

Veilige multi-institutionele samenwerkingen

“Federated learning biedt een doorbraak in het waarborgen van veilige multi-institutionele samenwerkingen. Het maakt de toegang tot de grootste en meest diverse dataset mogelijk die ooit in de literatuur is gezien. En dat terwijl alle data te allen tijde binnen elke instelling zelf worden bewaard”, aldus senior auteur Spyridon Bakas, PhD, assistent-professor Pathologie & Laboratoriumgeneeskunde, en Radiologie, aan de Perelman School of Medicine van de Universiteit van Pennsylvania. “Hoe meer data we kunnen invoeren in modellen voor machine learning, hoe nauwkeuriger ze worden. Dat zal op zijn beurt ons vermogen verbeteren om zelfs zeldzame ziekten, zoals glioblastoom, te begrijpen en te behandelen.”

De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto door: Pixabay / Michal Jarmoluk

AB InBev kiest voor Einride voor elektrisch zwaar transport

AB InBev gaat een samenwerking aan met Einride. De Belgische bierbrouwerij krijgt de beschikking over een volledig elektrische vloot van vrachtwagens voor zwaar transport tussen Brussel en Leuven. Naar verwachting verlaagt AB InBev hiermee haar CO2-uitstoot met 500 ton op jaarbasis.

Wie is Einride?

Einride is een Zweeds bedrijf dat is gespecialiseerd in elektrische en zelfrijdende voertuigen. Deze voertuigen heten ‘Einride Pods’. De pods zijn niet voorzien van een cabine en bieden geen ruimte aan een menselijke bestuurder. Het voertuig rijdt dan ook autonoom. Wel kijkt altijd een menselijke professional mee tijdens de rit. Deze begeleider kan indien nodig ingrijpen en de controle over het voertuig overnemen.

Het Zweedse bedrijf introduceert de Eindride Pod in het voorjaar van 2017. Het eerste prototype op volledige schaal – de T-Pod – is op 4 juli datzelfde jaar door het bedrijf gepresenteerd.

Al diverse partnerships

Sindsdien timmert het bedrijf aan de weg. Zo sloot het bedrijf in 2017 een partnership af met Lidl en in 2018 met DB Schenker. De eerste commerciële installatie van een Einride Pod is in november 2018 gerealiseerd in het Zweedse Jönköping. Sinds mei 2019 verzorgen de voertuigen hier daadwerkelijk bezorgingen. De Einride Pods mogen hierbij met een snelheid van 5 kilometer per uur voortbewegen.

Ook Maersk is klant bij Einride; het bedrijf wil via Einride elektrische voertuigen inzetten op de Amerikaanse wegen. Het transportbedrijf bestelde 300 zogeheten Class 8-vrachtwagens. Dit zijn de zwaarste categorie vrachtwagens die in de Verenigde Staten (VS) de weg op mogen. De voertuigen die Maersk gaat gebruiken zijn door Einride aangeschaft bij het Chinese BYD, dat de voertuigen produceert in de staat Californië.

“Terwijl we onze Amerikaanse activiteiten blijven uitbreiden en onze end-to-end verzendoplossing op schaal bieden, is het essentieel om een OEM-partner te hebben die met ons kan samenwerken bij het leveren van de beste elektrische voertuigen in zijn klasse”, lichtte Niklas Reinedahl, General Manager North-America bij Einride, toe over deze deal met het Chinese bedrijf. Met behulp van de vrachtwagens van BYD wil Einride klanten ondersteunen met het op efficiënte wijze elektrisch, kostenconcurrerend en emissievrij vervoeren van goederen.

Ook AB InBev gaat samenwerking met Einride aan

AB InBev gaat vanaf begin 2023 een samenwerking aan met Einride. Zo wil de Belgische brouwer het voortouw nemen in de grootschalige uitrol van zwaar elektrisch transport in België. De oplevering van de elektrische vrachtwagens vindt gefaseerd plaats. In de eerste fase neemt AB InBev zes elektrische vrachtwagens van Einride in gebruik op het traject tussen Brussel en Leuven. Ook realiseren de partijen de bijbehorende laadinfrastructuur.

De bierbrouwer gaat de elektrische vrachtwagens inzetten rondom Leuven en Brussel. Het bedrijf wil hiermee zijn doelstelling ondersteunen om in 2040 klimaatneutraal te zijn in haar gehele toeleveringsketens. Dat betekent onder meer grote veranderingen in het wagenpark van AB InBev.

Dieseltrucks vervangen door elektrische varianten

“Wij kopen geen dieseltrucks meer aan en zullen elke dieseltruck die is afgeschreven, stelselmatig vervangen door een elektrische variant. Aangezien we volgend jaar beginnen met de brede inzet van elektrische voertuigen voor stadsleveringen in Gent, Brussel, Luik en Leuven, is het partnerschap met Einride voor elektrisch zwaar transport op de middellange afstand de volgende stap in onze “Green Logistics” strategie. Als de omgeving waarin we werken duurzamer wordt, zal ook de kwaliteit van de natuurlijke ingrediënten om bier te brouwen, daar beter van worden”, licht Philippe Seminck, AB InBev’s Logistics Director voor de Benelux en Frankrijk, toe.

“De Benelux is het kloppend hart van Europa en de plaats bij uitstek om veranderingen in de hele Europese Unie tot stand te brengen”, zegt Robert Falck, CEO en oprichter van Einride. “In de afgelopen tien jaar heeft de EU de uitstoot van broeikasgassen in elke sector verminderd, met uitzondering van de transportsector. Daar is de uitstoot alleen maar toegenomen, waarbij vrachtvervoer over de weg verreweg de grootste vervuiler blijft. Het is de hoogste tijd om actie te ondernemen om de doelstelling van een halvering van de uitstoot tegen 2030 te halen. Met onze toonaangevende technologie, die vanaf het begin af aan elektrisch is geweest, willen we bijdragen aan significante emissiereducties, zodat Europa de leiding kan nemen in de wereldwijde race naar net zero.”

Einride Saga

Einride zet voor het realiseren van elektrisch vrachtvervoer een oplossing genaamd Einride Saga in. Dit is een platform dat klanten onder meer toegang geeft tot actiegedreven inzichten over KPI’s rondom transport, energiegebruik en prestaties. Denk hierbij aan vermeden CO2-emissies door de inzet van Einride Pods en de daadwerkelijke CO2-uitstoot, maar ook aan het aantal elektrisch gereden kilometers en percentage elektrisch gereden kilometers in wagenparken dat bestaat uit zowel elektrische voertuigen als exemplaren met een verbrandingsmotor. De data is in real-time beschikbaar en ondersteunt bedrijven bij het realiseren van hun duurzaamheidsdoelstellingen.

Het Einride Saga-platform helpt organisaties ook bij het beheren van hun transporten. Zo geeft de oplossing het volledige netwerk van elektrische voertuigen en oplaadinfrastructuur in real-time weer. Eventuele problemen die optreden op routes zijn hierdoor direct adresseerbaar. Ook geeft Saga inzicht in individuele ritten. Komt een rit onverhoopt te laat aan? Dan is via Saga nauwkeurig zichtbaar hoe dit komt en welke acties je in reactie op de vertraging kunt nemen.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: En Serio

Lochemse woningen als eerste ter wereld verwarmd met waterstof

Een wereldprimeur in het Gelderse Lochem. Als onderdeel van een pilotproject verwarmt Energiecoöperatie LochemEnergie monumentale woningen in de wijk Berkeloord met behulp van waterstof. Het waterstof stroomt via het bestaande gasnetwerk de woningen binnen.

Bij het verduurzamen van woningen is veel aandacht voor onder meer (hybride) warmtepompen en warmtenetten. Aangezien beide verwarmingsmethode lage-temperatuur-systemen zijn, is een goede isolatie van de woning een belangrijke vereiste. Voldoende isoleren voor verwarming met behulp van lage-temperatuur-systemen is echter niet altijd mogelijk. Met name bij oudere woningen zijn de mogelijkheden vaak beperkt en dergelijke systemen niet geschikt.

Interessant alternatief

Waterstof kan voor oudere woningen een interessant alternatief zijn. “Waterstof is een hoge-temperatuur-systeem en kan een duurzaam alternatief zijn. Tijdens de pilot in Lochem doen we ervaring op met waterstof door het bestaande aardgasnet én met de nieuwe technologie van waterstofketels als voorbereiding op een aardgasvrije toekomst”, schrijft Alliander op zijn website. Alliander leidt het pilotproject, dat een looptijd van drie jaar kent.

De vraag voor een groen alternatief van aardgas is afkomstig vanuit bewoners zelf en is gedeeld via Energiecoöperatie LochemEnergie. Een grote groep geïnteresseerden melden zich aan. Hieruit is een eerste cluster van twaalf woningen geselecteerd.

Technische schouw

LochemEnergie en Remeha onderwierpen deze woningen aan een technische schouw. Hierbij zijn onder meer het huidige gasverbruik, warmteverlies en concrete isolatiemogelijkheden in kaart gebracht. Ook is geanalyseerd of de waterstofketels van Remeha aan de verwachte warmtevraag kunnen voldoen. Op basis van de uitkomsten zijn een twaalftal woningen definitief geselecteerd voor het pilotproject.

Het waterstof waarvan de woningen gebruikmaken is afkomstig van het industrieterrein Stijgoord, net buiten de wijk. Hier leveren tubetrailers het waterstof aan. De partijen transporteren het waterstof vervolgens vanaf het industrieterrein via het bestaande aardgasnet naar de twaalf woningen.

Groene waterstof als uitgangspunt

Het uitgangspunt hierbij is groene waterstof, dat is vervaardigd uit duurzame energie. Daarvan is op dit moment echter onvoldoende beschikbaar. Het project draait daarom op grijze waterstof.

Ter voorbereiding van het pilotproject realiseerde Alliander en Kiwa een demonstratiewoning in Lochem. Dit Hydrogen Experience Center vormt een testomgeving voor diverse componenten. Daarnaast doet de locatie dienst als scholingsplaats voor zowel monteurs als storingsmonteurs.

Bij het project zijn naast Alliander, LochemEnergie en Remeha ook Belangenvereniging Beschermd Stadsgezicht Berkeloord (BBSB), Kimenai Installatiebeheer en Westfalen Gassen Nederland betrokken.

Veel ontwikkelingen op het gebied van waterstof

Op het gebied van waterstof zijn de afgelopen jaren veel ontwikkelingen. Zo nam technologiemultinational Wilo, producent van pompen en pompsystemen, in oktober een waterstoffabriek in gebruik bij zijn hoofdkantoor in het Duitse Dortmund. Wilo ziet waterstof als een van de sleuteltechnologieën voor het realiseren van de klimaatdoelstellingen van Parijs.

Denk echter ook aan Bosch, dat een investering tot 500 miljoen dollar aankondigde in de ontwikkeling van componenten van elektrolysers and onderdeel van zijn Mobility Solutions-divisie. Het bedrijf zet hiermee in op de productie van groene waterstof. Bosch investeert hierbij specifiek in de ontwikkeling van componenten voor elektrolysers. Deze apparaten scheiden water in waterstof en zuurstof.

Grootschalige import- en opslagvoorzieningen

Ook ondertekende Hydrogenious, een pionier op het gebied van vloeibare organische waterstof (LOHC), in oktober een Memorandum of Understanding (MoU) met tankopslagbedrijf Evos en Port of Amsterdam. De partijen geven hierin aan gezamenlijk grootschalige import- en opslagvoorzieningen voor waterstof te willen opzetten in de Amsterdamse haven. Deze voorzieningen bestaan uit een grootschalige ontkoppelingsfabriek voor LOHC (dehydrogeneringsproces) en bijbehorende infrastructuur. Op termijn moet dit leiden tot een productiecapaciteit van zo’n 100 tot 500 ton waterstof per dag.

Ook TNO timmert op het gebied van waterstof aan de weg. Zo presenteerde onderzoekers van TNO eveneens in oktober een nieuwe methode voor waterstofproductie die 200 keer minder iridium vraagt, terwijl 25 tot 46% van de prestaties van de huidige generatie elektrolysers gerealiseerd kan worden. Belangrijk, aangezien iridium een schaars materiaal is.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Afbeelding: Rony Michaud via Pixabay

Europese Raad akkoord met European Chips Act

De Europese ministers van Economische Zaken zijn akkoord met de European Chips Act. Deze nieuwe Europese wetgeving is gericht op het stimuleren van chipproductie op Europese bodem. De Europese Commissie wil zo de afhankelijkheid van de EU van het buitenland afbouwen.

Chips spelen een cruciale rol in een zeer breed scala aan apparaten. Denk hierbij aan high-tech apparatuur zoals industriële robots en productiesystemen, maar ook aan huishoudelijke apparaten als koelkasten en vaatwassers, auto’s, computers en mobiele telefoons. Een tekort aan chips verstoorde afgelopen jaar dan ook de productie van een groot aantal goederen.

Automotive-sector hard getroffen

Een van de sectoren die het hardst is getroffen is de automotive-sector. Uit cijfers van Allianz Trade bleek in september dat door het chiptekort wereldwijd 18 miljard voertuigen minder zijn geproduceerd. Met name Europese autofabrikanten zijn hard getroffen door de tekorten. De kosten van het chiptekort voor Europese fabrikanten in 2021 en 2022 schat Allianz Trade op zo’n 100 miljard euro.

Herhaling voorkomen

De European Chips Act moet herhaling van deze situatie voorkomen. Met behulp van de wetgeving wil de Europese Commissie subsidies en belastingvoordelen beschikbaar maken voor chipbedrijven die op Europese bodem chipproductie willen opzetten of vergroten. Op deze wijze moet de EU niet alleen minder afhankelijk worden van het buitenland wat betreft chipproductie. Op de middellange termijn wil de Europese Commissie dat de EU een leider is in de productie van halfgeleiders.

Als onderdeel van de European Chips Act moet een budget van ruim 43 miljard euro beschikbaar worden. Dit budget moet bestaan uit zowel private als publieke investeringen. Een kwart van het budget moet afkomstig zijn uit publieke fondsen. De Europese Commissie wil dat de private sector de overige driekwart inbrengt.

Subsidie voor meer chips dan oorspronkelijk beoogd

De European Chips Act is in februari aangekondigd door de Europese Commissie. De versie waarmee de Europese ministerie van Economische Zaken nu instemmen is een gewijzigde versie van dit voorstel. De aangepaste variant biedt onder meer ruimte voor subsidie voor meer soorten chips. Het gaat daarbij om alle chips die innovatie kunnen teweegbrengen op het gebied van rekenkracht, energie-efficiëntie, milieu en kunstmatige intelligentie (AI).

Diverse investeringen aangekondigd

Diverse bedrijven kondigden al aan een uitbreiding van hun chipproductie in de EU aan. Denk hierbij aan Bosch, dat tot en met 2026 zo’n 3 miljard euro investeert in het uitbreiden van zijn chipproductie. Het bedrijf wil zo onder meer meer chips kunnen leveren aan de automotive-industrie.

Bosch investeert 170 miljoen euro in twee nieuwe R&D-centra in Duitsland. 250 miljoen euro is gericht op het uitbreiden van een wafer fab in Dresden. Ook kondigt Bosch onderzoek aan naar de productie van chips op basis van galliumnitride.

Intel investeert 17 miljard euro

Een ander voorbeeld is Intel, dat in maart een investering van 17 miljard euro aankondigde in twee chipfabrieken in het eveneens Duitse Maagdenburg. Het Amerikaanse bedrijf spreekt van een ‘megalocatie’ voor chipproductie. Ook Nederland is als vestigingslocatie overwogen, maar verloor de strijd van Duitsland.

Intel verwacht dat de bouw van de productiefaciliteiten in de eerste helft van 2023 start. De productie kan vervolgens in 2027 van start gaan. Op termijn overweegt Intel de locatie uit te breiden naar zes tot acht chipfabrieken.

Tegelijkertijd investeert Intel ook in Frankrijk. In Plateau de Saclay, even ten zuiden van Parijs, realiseert het bedrijf een R&D-locatie. Intel wil van Frankrijk zijn Europese hoofdkantoor maken voor R&D op het gebied van chips gericht op high-performance computing en kunstmatige intelligentie. Daarnaast investeert Intel in R&D-centra in Polen en Spanje.

US Chips and Science Act

Naast de EU zet ook de Verenigde Staten (VS) in op het vergroten van de chipproductie op eigen bodem. De Amerikanen presenteerden hiervoor de US Chips and Science Act. Deze wet is in augustus ondertekend door de Amerikaanse president Joe Biden. In totaal maken de VS 52 miljard dollar vrij voor het stimuleren van de productie van en onderzoek naar halfgeleiders op Amerikaans grondgebied. De VS wil hiermee net als de EU de afhankelijkheid van het buitenland afbouwen.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: axonite via Pixabay

Nieuwe moleculaire schakelaars kunnen elektronica efficiënter maken

Computers, datacenters en andere elektronica verbruiken veel energie. Nederland zet in op onder meer windparken voor het voldoen aan deze grote energievraag. Een nieuw type moleculaire schakelaars kan hieraan echter eveneens bijdragen. De schakelaars kunnen leren van eerder vertoond gedrag en ‘breinachtige computers’ mogelijk maken. Zo kunnen zij bijdragen aan het efficiënter maken van elektronica.

De schakelaars zijn ontwikkeld door een internationale groep onderzoekers geleid door Prof. Dr. Christian Nijhuis van de Universiteit Twente. In plaats van ons alleen te richten op de realisatie van duurzame energiebronnen, wil Nijhuis ook de aandacht richten op het efficiënter maken van elektronica. “Onze hersenen zijn de efficiëntste computers die we kennen. Ze gebruiken tienduizend keer zo weinig energie als de zuinigste computers”, meldt de hoogleraar.

Tijdsafhankelijke pulsjes

De hoge energie-efficiëntie van menselijke hersenen is mogelijk doordat hersenen data op een volledig andere manier verwerken. Computers verwerken binaire informatiestromen, die bestaan uit nullen en enen. Hersenen werken echter analoog door middel van tijdsafhankelijke pulsjes.

“Onze hersenen verwerken zonder problemen de informatie van miljoenen zenuwcellen vanuit al onze zintuigen. Daarbij gebruiken ze, in tegenstelling tot traditionele elektronica, alleen de hersencellen en synapsen waar pulsjes langs lopen”, meldt Nijhuis. Hierdoor verbruiken onze hersenen in de praktijk alleen energie tijdens een pulsje. Dit stelt hersenen in staat tot het op efficiënte wijze gelijktijdig verwerken van een grote hoeveelheid data.

Deep learning

Nijhuis ontwikkelde samen met zijn team moleculen die alle Booleaans logische poortschakelingen kunnen uitvoeren die nodig zijn voor deep learning. “Deep learning is een vorm van machine learning gebaseerd op kunstmatige neurale netwerken en wordt veel gebruikt in het automatisch herkennen van afbeeldingen en spraak, maar ook in de zoektocht naar nieuwe medicijnen en sinds kort het maken van kunst. Allemaal zaken die voor een computer veel moeilijker zijn dan voor ons brein”, licht Nijhuis toe.

Al langer zijn er allerlei ontwikkelingen rondom software voor kunstmatige intelligentie. Met de moleculen wil het onderzoeksteam nu ook hardware voor kunstmatige intelligentie dichterbij brengen.

Gedrag aanpassen op basis van eerder ontvangen prikkels

Voor het nabootsen van het dynamische gedrag van de synapsen op moleculair niveau combineerden de onderzoekers snelle elektronenoverdracht met langzame protonkoppeling beperkt door diffusie. Dit lijkt op de snelle pulsjes en langzame opname van neurotransmitters van de neuronen in de menselijke hersenen.

De moleculen zijn in staat tot het aanpassen van de kracht en duur van de pulsjes. Zij vertonen hiermee een vorm van klassieke conditionering, melden de onderzoekers. De moleculen passen hun gedrag aan op prikkels die zij eerder hebben ontvangen, wat een vorm van leren is. In de toekomst moeten dergelijke moleculen volgens de onderzoekers ook kunnen reageren op andere stimuli, zoals licht.

Diverse toepassingen

De onderzoekers voorzien een breed scala aan toepassingen. Zo maakt de ontdekking volgens de onderzoekers de weg vrij voor de ontwikkeling van diverse aanpasbare en herconfigureerbare systemen. Dit kunnen op hun beurt leiden tot nieuwe multifunctionele adaptieve systemen die kunstmatige neurale netwerken aanzienlijk vereenvoudigen. Nijhuis legt uit: “Daarmee verlagen we het energieverbruik van onze elektronica drastisch.” Multifunctionele moleculen die ook lichtgevoelig zijn of andere moleculen kunnen detecteren kunnen weer tot nieuw type neurale netwerken of sensoren leiden.

Meer informatie is beschikbaar in de publicatie ‘Dynamic molecular switches with hysteretic negative differential conductance emulating synaptic behaviour’ in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Materials.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Gordon Johnson via Pixabay

Subsidieregeling moet omarming waterstof voor wegtransport versnellen

Het kabinet zet in op waterstof als brandstof voor vrachtwagens en ander zwaar verkeer. Het komt met een subsidieregeling voor onder meer waterstoftankstations en -vrachtwagens, die de omarming moet vergroten. Voor de regeling is in eerste instantie 22 miljoen euro beschikbaar.

Dit schrijft staatssecretaris Vivianne Heijnen van Infrastructuur en Waterstaat aan de Tweede Kamer. Heijnen: “Ik zie waterstof als schone brandstof voor met name vrachtwagens erg zitten. Zwaar verkeer kan op waterstof veel kilometers maken, zonder uitlaatgassen. Onze transportsector is ambitieus en ik ook, samen kunnen we tempo maken”.

Impuls

De subsidieregeling moet waterstof als brandstof voor wegvervoer een impuls geven. De staatssecretaris zet in op een combinatie van technieken voor rijden zonder uitstoot. Denk daarbij aan elektrisch rijden op een batterij, maar ook aan waterstof. De Nederlandse plannen sluiten aan bij de Europese regelgeving. Deze schrijft voor dat meer waterstof gebruikt moet worden in zowel de industrie als transportsector. In de gehele EU moet langs de snelweg elke 100 tot 150 kilometer en bij de grote stedelijke knooppunten een waterstoftankstation komen.

Op dit moment telt Nederland veertien waterstoftankstations. Deze zijn niet allemaal ingericht voor zware vrachtwagens. Het tekort aan waterstoftankstations vormt volgens de staatssecretaris een drempel voor het investeren in waterstofvrachtwagens. Doordat er echter weinig waterstofvrachtwagens op de Nederlandse wegen rijden, is het openen van een waterstoftankstation eveneens niet aantrekkelijk. Heijnen spreekt van een ‘kip-ei probleem’.

Met behulp van de subsidieregeling wil de staatssecretaris de patstelling doorbreken. Subsidie is volgens Heijnen nodig aangezien waterstofvrachtwagens of -bussen aanzienlijk duurder zijn in aanschaf dat varianten op diesel.

Realisatie van tankstation in combinatie met aanschaf vrachtwagens

De subsidieregeling is naar verwachting begin 2024 beschikbaar. Subsidie is gericht op plannen die de realisatie van een waterstoftankstation combineren met de aanschaf van de bijbehorende vrachtwagens. Per tankstation gaat het om gemiddeld zo’n 20 tot 25 waterstofvrachtwagens. Partijen mogen samenwerkingen aangaan voor het voldoen aan de eisen van de regeling.

De 22 miljoen euro die Heijnen voor de subsidieregeling beschikbaar stelt is naar schatting goed voor de realisatie van waterstoftankstations en aanschaf van vrachtwagens op vijf tot tien plekken in Nederland. Het exacte aantal hangt af van de exacte projectvoorstellen die partijen indienen. Heijen erkent dat dit een goed begin is, maar meer nodig is om de omarming van waterstof grootschalig van de grond te krijgen. De staatssecretaris verkent daarom de komende periode hoe meer budget kan worden vrijgemaakt.

‘Snel verder opschalen’

Bestuursvoorzitter van Transport en Logistiek Nederland Elisabeth Post: “Het is belangrijk en goed dat er geïnvesteerd wordt in de infrastructuur van zero-emissie voertuigen”, zegt bestuursvoorzitter Elisabeth Post van Transport en Logistiek Nederland. “Dat geldt niet alleen voor batterij-elektrische voertuigen, maar zeker ook voor waterstof-elektrische. Het is dus goed dat IenW helpt om daarin belangrijke stappen te zetten. De komende jaren is de uitdaging om snel verder op te schalen.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: akitada31 via Pixabay

TNO: wind op zee is niet in alle gevallen winstgevend

Wind op zee is niet in alle gevallen winstgevend. De elektrificatie van de industrie is hiervoor in belangrijke mate bepalend. Indien de elektrificatie laag is, is wind op zee bij ongewijzigd beleid niet winstgevend in 2030. Zonnewarmte kan tegelijkertijd een belangrijke bijdrage leveren aan het verduurzamen van de warmtevoorziening in Nederland.

Dit oordeelt TNO op basis van een nieuwe studie naar de commerciële haalbaarheid van windenergie op zee in 2030. De resultaten zijn verzameld in de whitepaper ’Offshore wind business feasibility in a flexible and electrified Dutch energy market by 2030’. TNO-onderzoeker delen in de whitepaper inzichten en aanbevelingen om in 2030 tot een winstgevende offshore wind businesscase te komen.

Twee scenario’s

In het onderzoek zijn op basis van modellen twee scenario’s voor het Nederlandse elektriciteitssysteem uitgewerkt. Hierbij zijn de economische risico’s in kaart gebracht. In een scenario gaat TNO uit van een lage elektrificatie van de industrie, terwijl in het andere scenario een hoge elektrificatie het uitgangspunt is. Uit de analyse blijkt dat in het lage elektrificatie-scenario wind op zee bij ongewijzigd beleid niet winstgevend is in 2030.

Windenergie op zee vormt een belangrijke bron van groene stroom in Nederland. Het levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het realiseren van een CO2-vrij elektriciteitssysteem in 2050. Het streven is het vermogen op zee in 2030 te verzevenvoudigen tot 21,5 GW.

TNO wijst echter op de volatiliteit van de huidige energiemarkt. Diverse markttrends dragen hieraan bij, waaronder de uitbreiding van de opwekcapaciteit voor duurzame energie, elektrificatie van de industrie, stijgende gas- en CO2-prijzen en groeiende behoefte aan netverzwaringen. In combinatie met het geleidelijk afschaffen van subsidies zorgen deze trends ervoor dat de risico’s voor de offshore windenergiesector groeien.

Lage elektrificatie

In een scenario waarbij de Nederlandse industrie slechts in beperkte mate elektrificeert, is offshore windenergie in 2030 niet winstgevend meldt TNO. Overaanbod op de elektriciteitsmarkt zorgt dan – zelfs bij export – voor 13% inperking van offshore windenergie-productie. Hierdoor wordt niet het totale vermogen aan windenergie gebruikt. TNO berekent dat de businesscase slechts 30% van de tijd positief is voor exploitanten van wind op zee.

TNO geeft ook advies om in dit scenario tot een winstgevend model te komen. Zo adviseert TNO de offshore windsector zich ook op andere typen bedrijfsmodellen te oriënteren door de samenwerking aan te gaan met de industrie. Het combineren van investeringen en maken van rechtstreekse afspraken over stroomlevering via Power Purchase Agreements (PPA) kan het effectieve rendement met 5 tot 33% doen stijgen.

Hoge elektrificatie

In het tweede scenario gaat TNO uit van een hoge elektrificatie van de Nederlandse industrie. Hierbij gaat het uit van voorgenomen Europees beleid (Richtlijn hernieuwbare energie (RED) en het Fit for 55-pakket), inclusief duidelijke doelstellingen voor industriële elektrificatie. TNO oordeelt dat offshore wind in dit scenario winstgevend is. De volledige opwekcapaciteit wordt benut en de marktprijs is 80% van de tijd financieel aantrekkelijk. Aardgas blijft overigens wel nodig indien de vraag toeneemt op het moment dat er geen duurzame bronnen beschikbaar zijn.

Ook in dit scenario adviseert TNO overigens het aangaan van PPA’s voor een geïntegreerd bedrijfsmodel dat gunstig is voor zowel de offshore windsector als industriële eindgebruikers. Een PPA kan onder meer helpen met het realiseren van de doelstellingen voor CO2-reductie. Ook draagt het bij aan het afdekken van fluctuerende energieprijzen en daarmee verminderen van de sterke schommelingen in de energiemarkt.

Businesscase voor zonnewarmte in woning is gunstig

In een losstaande studie kijkt TNO naar de businesscase van de inzet van zonnewarmte voor woningen. Zowel technisch als financieel blijkt zonnewarmte een interessante bron van hernieuwbare energie. Fotovoltaïsch-thermische (pvt) systemen op het dak kunnen in combinatie met een warmtepomp woningen van zowel warmte als warm water voorzien.

Corry de Keizer, program coordinator bij TNO: “Eerder onderzochten we het potentieel van zonnewarmte in ons land en concludeerden we dat deze bron in zo’n tien procent van de totale warmtevraag kan voorzien. Maar de businesscase was nog een knelpunt. Zonnewarmte moet kosteneffectief kunnen bijdragen aan de verduurzaming van de energievoorziening en aardgasvrije wijken. Dat blijkt ook te kunnen.”

Zonnewarmtesysteem voor woningen en warmtenetten

TNO kijkt in het onderzoek specifiek naar twee toepassingen: zonnewarmtesystemen voor een standaard tussenwoning en voor warmtenetten, al dan niet in combinatie met warmteopslag. Bij woningen richt TNO zich specifiek op drie systemen: zonneboilers, zonnecombi-systemen en pv-thermische (pvt) systemen, in alle gevallen als bron voor een warmtepomp. Het eerstgenoemde systeem genereert uitsluitend een deel van het tapwater. De twee overige systemen dragen ook bij aan ruimteverwarming, waarbij dit bij pvt zelfs 100% is. TNO vergeleek deze warmtebronnen met warmtevoorziening voor een HR-combiketel, hybride warmtepomp en een all-electric warmtepomp.

Uit de vergelijking blijkt dat het vervangen van aardgas door zonnewarmte in alle gevallen een gunstige businesscase geeft. Bij een levensduur van twintig jaar zijn de totale kosten van de zonnewarmtesysteem lager dan die van een HR-combiketel of een hybride warmtepomp. Alle drie de systemen zorgen voor een reductie van de CO2-uitstoot. De combinatie met een pvt-warmtepomp scoort hierbij het beste.

Toevoeging, geen vervanging

“Het gaat hier overigens om zonnewarmtesystemen die als toevoeging dienen aan de warmtevraag van woning of warmtenet, niet een complete vervanging”, zegt Corry de Keizer. “We hebben gekeken of zonnewarmte als aanvulling op bijvoorbeeld een warmtepomp zin heeft voor warm tapwater. Je kunt combinaties maken van zonnecollectoren of pv-thermisch met zonnepanelen (pv) die stroom opwekken. Zonneboilers zijn in veel gevallen een goede keuze om de woning van tapwater te voorzien. Het is een goede eerste stap op weg naar het verder verduurzamen van de woning. Je combineert het zonnewarmtesysteem dan met een HR-combiketel of hybride warmtepomp voor de rest van de warmte. Dat geeft al een positieve businesscase. En in tijden waar de prijzen van elektriciteit en gas heel onzeker zijn, biedt zonnewarmte toegevoegde waarde.”

Het combineren van zonnewarmte met warmtenetten is eveneens interessant. TNO gaat daarbij uit van een groot veld met zonnecollectoren en dag-nacht-opslag, die direct levert aan het warmtenet van een stad. De combinatie kan tot zo’n twintig procent van de warmtevraag van aangesloten woningen leveren. Het exacte percentage is afhankelijk van de warmtevraag in de zomer.

Ook wijst TNO op een variant: een veld waar zonne-energie niet alleen wordt opgewekt maar ook deels wordt opgeslagen. De businesscase blijkt in dit geval complexer. Op de lange termijn voorzien de onderzoekers echter wel potentieel. Met name het ontlasten van het elektriciteitsnet noemt TNO als voordeel van opslag.

‘Van belang dat overheid financieel blijft ondersteunen’

Corry de Keizer: “Concluderend kunnen we stellen dat nagenoeg alle toepassingen van zonnewarmte in de woning minder CO2-uitstoot betekenen terwijl de energiekosten van de bewoner omlaag gaan. Het is als aanvulling al een goede optie wanneer je nu een HR-ketel hebt. Als je de gasketel over een paar jaar moet vervangen is vooral de combinatie zonnewarmte met een hybride warmtepomp kansrijk. Voor een goede businesscase is het wel van belang dat de overheid het gebruik van zonnewarmte voorlopig financieel blijft ondersteunen. Als ook de industrie blijft innoveren en de kosten van de systemen verder omlaag gaan, liggen er grote kansen voor de uitrol van zonnewarmte.”

Meer informatie over het onderzoek van TNO naar wind op zee is hier beschikbaar. Lees daarnaast hier meer over businesscase voor zonnewarmte in woning.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Pixabay / Steppinstars

St. Antonius test vervoer van medische materialen met drones

Het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht in Nieuwegein doet onderzoek naar de inzet van medische drones voor het overbrengen van medische materialen zoals bloedmonsters en biopten. Het ziekenhuis voert het onderzoek uit als onderdeel van Medical Drone Service.

Medical Drone Service is een consortium dat is opgezet op initiatief van PostNL en ANWB Medical Air Assistance. Bij het consortium zijn diverse partijen betrokken. Zo leveren KPN en dronefabrikant AVY technische ondersteuning. Vanuit de medische wereld zijn Erasmus MC, Isala, Sanquin, Certe, Resultlab, Amsterdam UMC en het St. Antonius aan het project verbonden.

Zorg toegankelijk en beschikbaar houden

Het consortium wil met de inzet van innovatieve mobiliteitsoplossingen bijdragen aan het toegankelijk en beschikbaar houden van de zorg in heel Nederland. Drones spelen hierbij een belangrijke rol. De inzet van drones moet de zorg sneller en dichter in de buurt van patiënten brengen. Ook moeten drones zorgstellingen met elkaar verbinden.

De partijen zetten een drone in die is ontwikkeld door het Amsterdamse bedrijf AVY. Het apparaat is voorzien van een opvallend ontwerp. Zo is de drone voorzien van een grote gele vleugel, die net als bij een vliegtuig voor draagvermogen zorgt. Zo kan het apparaat op een acculading een afstand van bijna honderd kilometer afleggen met een lading van 3 kilogram.

Verwisselbare accu

De drone is voorzien van een verwisselbare accu. Bij aankomst kan hij hierdoor direct met een nieuwe accu weer op pad, zonder laadtijd. Het consortium werkt ook aan een draadloos laadsysteem waarmee de drone op een platform kan opladen.

De medische drone kan een lading van 3 kilogram aan medisch materiaal vervoeren. Voor dit materiaal is een speciaal compartiment beschikbaar, dat dankzij isolatie niet kan bevriezen of te warm kan worden.

Onduidelijk wanneer vluchten starten

Het is nog onduidelijk wanneer de drone in Utrecht het luchtruim betreed. Projectleider Bart Deege van het St. Antonius Ziekenhuis: ”We moeten nog wat praktische zaken regelen zoals de aanleg van een landingsplatform en de interne route naar met name het lab. Er zijn nog tal van vragen, maar ik twijfel er niet aan dat die drones gaan vliegen.”

Foto: AVY

Ook moet nog veel worden uitgezocht, stelt Angela Bikker, als laboratoriumspecialist verbonden aan het team Klinische Chemie van het St. Antonius Ziekenhuis. “De snelle verbinding biedt veel mogelijkheden, niet alleen voor klinische chemie, maar ook voor pathologie en microbiologie bijvoorbeeld. Nu rijden er nog bodes die soms een grote hoeveelheid materiaal tegelijk voor onderzoek afleveren bij het lab. De drone is niet alleen sneller, maar de aflevering is misschien ook beter te spreiden over de dag. Het ziekenhuis maakt voor de komende twee jaar deel uit van het consortium dat de medische drone uiteindelijk landelijk wil uitrollen”, aldus Bikker.

Het consortium verwacht wel dat vluchten tussen Meppel en Zwolle begin volgend jaar van start gaan. Dit gebied kent relatief weinig bebouwing en minder luchtverkeer dan in de regio Utrecht of de Randstad. het consortium spreekt van een belangrijke stap. Wel moeten de luchtvaartregels nog aangepast worden, iets waar Medical Drone Service hard aan werkt.

Eerder proeven

Eerder zijn al diverse proefprojecten uitgevoerd met de drone. Het consortium voerde eind 2020 testvluchten uit voor medisch spoedtransport per drone tussen locaties van het Isala ziekenhuis in Meppel en Zwolle. Het was toen voor het eerst dat in Nederland een medische drone over een lange afstand vloog boven dunbevolkt gebied.

Ook zijn vorig jaar testvluchten over een kortere afstand uitgevoerd tussen Rhoon en Oud-Beijerland in Zuid-Holland. De drones stegen hierbij op vanuit een weiland in Whoon en landen in Oud-Beijerland op een dijk langs de Oude Maas. Met de vluchten is in kaart gebracht wat nodig is voor vliegen in het luchtruim tussen het ErasmusMC en Zeeland.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto’s: PostNL / AVY

Twintig procent van alle auto’s in Noorwegen zijn elektrisch Technologie moet aantal valincidenten met zestig procent terugdringen Kabinet wil industrie versneld verduurzamen Renewi krijgt lening van veertig miljoen van EIB AI en federated learning kan detectie van hersentumoren met 33% verbeteren AB InBev kiest voor Einride voor elektrisch zwaar transport Lochemse woningen als eerste ter wereld verwarmd met waterstof Europese Raad akkoord met European Chips Act Nieuwe moleculaire schakelaars kunnen elektronica efficiënter maken Subsidieregeling moet omarming waterstof voor wegtransport versnellen TNO: wind op zee is niet in alle gevallen winstgevend St. Antonius test vervoer van medische materialen met drones

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven