VDL Bus & Coach en energiebedrijf RWE geven ion-lithium-batterijen uit elektrische bussen van VDL een tweede leven in een energieopslagsysteem. RWE zet het systeem in voor het stabiliseren van het elektriciteitsnet en het net te ontlasten voor vraag en aanbod beter in balans te brengen.
Bij het Anubis-project zetten de partijen in eerste instantie de batterijen van 43 elektrische bussen van VDL in. Door het aan elkaar koppelen van deze accu’s ontstaat een batterij van 7,5 MW ontstaat. De komende jaren willen de partijen meer batterijen uit bussen op deze manier inzetten.
Het creëren van meer balans in het elektriciteitsnet is van groot belang. Door het decentraal opwekken van duurzame energie ontstaat onbalans in het net. Dit doordat op bijvoorbeeld een zonnige en winderige dag de opbrengst van zonnepanelen en windmolens aanzienlijk hoger is dan op een bewolkte en windstille dag. Ook produceren zonnepanelen alleen overdag zonne-energie.
De balans tussen vraag en aanbod komt hierdoor in geding, waarschuwen netbeheerders al langer. Om de stabiliteit te bewaken zien netbeheerders zich steeds vaker genoodzaakt nee te verkopen aan bedrijven die een aansluiting willen op het stroomnet. Netbeheerder Enexis waarschuwde begin dit jaar nog dat het elektriciteitsnet in Drenthe overvol dreigt te raken. Op drie plekken is de maximale capaciteit bereikt, waardoor grootverbruikers niet meer aangesloten dreigen te kunnen worden. Netbeheerder Liander maakte vorig jaar bekend een wachtlijst te hanteren voor nieuwe stroomaansluitingen. Honderden bedrijven staan op deze wachtlijst.
Het project van RWE en VDL moet bijdragen aan het verbeteren van de balans op het elektriciteitsnet, en daarmee de stabiliteit vergroten. Energieopslagsystemen spelen hierbij een belangrijke rol en maken het mogelijk op momenten dat de energieproductie hoog is overtollige energie op te slaan. Deze energie is vervolgens inzetbaar op het moment dat de energieproductie laag is, bijvoorbeeld door bewolking.
Tegelijkertijd neemt ook de vraag naar elektrische bussen in Nederland en omringende landen toe. Indien na 2030 alle bussen en een stijgend aantal auto’s en vrachtwagens in Nederland elektrisch rijden, bereiken volgens RWE en VDL jaarlijks ruim 150.000 ton batterijen het einde van hun eerste levenscyclus.
Op dit moment betekent dit dat we de batterijen als afval bestempelen. Accu’s verdwijnen daarom vaak naar recyclingbedrijven in het buitenland. Het inzetten van de gebruikte accu’s in energieopslagsystemen vergroot hun levensduur. Tegelijkertijd vermindert dit het gebruik van grondstoffen als zeldzame aardmetalen.
Roger Miesen, CEO RWE Generation SE: “RWE loopt voorop bij de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor energieopslag. Batterijen zijn zeer geschikt om vraag en aanbod van elektriciteit in evenwicht te houden en zo het net te helpen stabiliseren. Met Anubis zullen we second-life batterijen verder gebruiken als duurzaam alternatief voor nieuwe batterijen. Dit is een kans om snel, efficiënt en duurzaam hoogwaardige opslagoplossingen te bieden. Met dit project doen we ervaring op die ons zal helpen bij het ontwikkelen van toekomstige batterijprojecten.”
Paul van Vuuren, CEO VDL Bus & Coach, vult aan: “In dit project gebruiken we in eerste instantie de batterijen van 43 elektrische VDL-bussen die sinds 2016 in Eindhoven rijden. Deze voertuigen krijgen momenteel een nieuw en groter batterijpakket, maar de gebruikte batterijen hebben nog voldoende capaciteit om in een opslagfaciliteit te worden gebruikt. In Europa zijn we een voorloper op het gebied van elektrisch openbaar vervoer. Het aanbieden van een duurzame circulaire oplossing voor onze batterijen past in onze strategie. De toepassing ervan vergt echter nog veel nieuwe kennis en ontwikkeling. Samen met RWE gaan we daarom in dit project veel testen en data verzamelen, zodat we nog meer kunnen bijdragen aan de verduurzaming van onze samenleving.”
De geplande opslagfaciliteit in Moerdijk moet in 2023 operationeel zijn. Naast het project in Moerdijk werkt RWE ook aan batterijprojecten in Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk en de VS. Naast het project in Moerdijk zet RWE ook op andere plekken in Nederland in op batterijprojecten. Zo nam RWE in haar aanbod voor de tender voor het offshore windpark Hollandse Kust West een voorstel op voor de bouw van de grootste batterij in Noord-Nederland.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Pixabay / Steppinstars
Amazon investeert een miljard dollar in het elektrificeren van zijn Europese wagenpark. Het bedrijf wil minimaal 10.000 elektrische bestelbussen en 1.500 elektrische vrachtwagens in gebruik nemen in Europa.
De Amerikaanse e-commercegigant presenteert een plan voor het terugdringen van de milieu-impact van zijn Europese transportnetwerk. Het bedrijf investeert hiervoor ruim een miljard dollar verspreid over vijf jaar. Met zijn investering wil Amazon naar eigen zeggen ook innovatie in de markt voor elektrische voertuigen stimuleren, en de uitrol van publieke laadinfrastructuur versnellen. Dit moet de transitie van de transportindustrie in het algemeen naar duurzamere transportmethoden ondersteunen.
Amazon zet op dit moment ruim 3.000 elektrische bestelwagens in voor het afleveren van pakketten bij Europese klanten. Met de investering die nu is aangekondigd wil het bedrijf dit aantal fors verhogen; het bedrijf wil in 2025 over meer dan 10.000 elektrische bestelwagens beschikken in Europa.
“Ons transportnetwerk is een van de meest uitdagende onderdelen van ons bedrijf om koolstofarm te maken, en voor het bereiken van netto-nul CO2-uitstoot. Dit vraagt om substantiële en aanhoudende investeringen”, zegt Andy Jassy, CEO van Amazon. “De inzet van duizenden elektrische bestelwagens, langeafstandsvrachtwagens en fietsen helpt verder af te stappen van traditionele fossiele brandstoffen – en hopelijk moedigen we de transport- en auto-industrie in Europa en de rest van de wereld om te blijven schalen en innoveren, aangezien we zullen moeten samenwerken voor het bereiken van ons klimaatdoelstellingen.”
De e-commercegigant wijst ook op zijn zogeheten ‘micro-mobility hubs’. Dit zijn relatief kleine logistieke centra die op centrale locaties zijn gevestigd. Vanuit de centra bezorgen medewerkers van Amazon pakketjes met behulp van elektrische fietsen of te voet. Op dit moment beschikt het bedrijf over dergelijke hubs in meer dan twintig Europese steden. Denk hierbij aan Londen, München en Parijs. Amazon verwacht dat dit aantal eind 2025 is verdubbeld. “Micro-mobiliteitshubs halen traditionele bestelauto’s van de weg, wat de verkeersopstoppingen in stadscentra vermindert en de luchtkwaliteit verbetert”, meldt Amazon.
Het Amerikaanse bedrijf investeert ook in laadinfrastructuur bij zijn Europese faciliteiten. In totaal wil het bedrijf duizenden nieuwe laadpalen plaatsen. Deze laadpalen maken het opladen van de elektrische voertuigen in ongeveer twee uur mogelijk.
Voor het vervoer van goederen over langere afstanden zet Amazon in op elektrische vrachtwagens. Het Amerikaanse bedrijf noemt deze voertuigen een veelbelovende technologie, maar wijst ook op de beperkte beschikbaarheid hiervan. Op dit moment zet Amazon vijf elektrische vrachtwagens in op de Britse wegen. Eind dit jaar moet het bedrijf er ook twintig in gebruik hebben op de Duitse wegen. Dit aantal moet de komende jaren fors gaan groeien; Amazon kondigt aan ruim 1.500 elektrische vrachtwagens te willen toevoegen aan zijn Europese wagenpark.
De investering is onderdeel van het streven van het e-commercebedrijf om in 2040 nette CO2-neutraal te zijn. Het bedrijf wil in 2025 uitsluitend gebruik maken van duurzame energie. Het aandeel van duurzame energie binnen Amazon lag in 2021 op zo’n 85%. Het gaat daarbij om alle onderdelen van Amazon, inclusief datacenters, logistieke faciliteiten, fysieke winkels en kantoren. Denk echter ook aan laadinfrastructuur bij faciliteiten van Amazon.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
De grootste accu van Nederland is door Eneco in gebruik genomen in Lelystad. Het gaat om de Buffalo-accu van het bedrijf Giga Storage, die een vermogen van 25 MW en opslagcapaciteit van 48 MWh biedt. De Buffalo-gigabatterij is door minister Rob Jetten voor Klimaat en Energie eind vorige week geopend, meldt onder meer De Stentor.
Het gaat om het grootste batterijproject van Nederland in 2022. De Buffalo-batterij is geplaatst bij het testcentrum van de Wageningen University & Research te Lelystad. De batterij is aangesloten op en is onderdeel van het smart-grid van Windnet. Het is direct verbonden met de windparken Mammoethtocht en Neushoorntocht.
Eneco gaat de batterij onder meer inzetten voor de duurzame balancering van haar energiediensten. Ook wil het bedrijf de inzet van duurzame energie op het elektriciteitsnet verhogen. De energiemaatschappij wil zo het afschakelen van duurzame energieproductie beperken.
De Buffalo-batterij moet op deze manier het elektriciteitsnet stabiliseren. Het net is onbalans door de snelle stijging van de hoeveelheid decentraal opgewekte duurzame energie. Denk hierbij aan zonne-energie en windenergie, waarvan de productie beide afhankelijk is van de weersomstandigheden. Als we kijken naar zonne-energie betekent dat onder meer dat overdag op zonnige momenten de energieproductie hoog is. ’s Nachts en op bewolkte momenten is deze productie juist laag.
Deze onbalans zorgt voor problemen op het net. Zo wekken duurzame energiebronnen soms te veel energie op. Om de stabiliteit van het elektriciteitsnet te bewaken zien netbeheerders zich soms genoodzaakt tot bijvoorbeeld het uitschakelen van zonnepanelen. Op momenten dat de productie laag is kunnen juist tekorten ontstaan, waardoor kolen- en gascentrales moeten bijspringen.
Het efficiënter inzetten van duurzame energieproductie kan het aandeel van duurzame energie in het Nederlandse energieverbruik vergroten. De giga-batterij helpt hierbij. Deze kan duurzame energie opslaan op het moment dat de productie de vraag overschrijdt. De opslagen energie kan vervolgens worden ingezet op het moment dat de vraag groter is dan de productie van duurzame energie. De accu moet zo bijdragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot.
Het opslagsysteem maakt gebruik van lithium-ijzer-fosfaat (LFP)-accu’s, die geleverd zijn door het Finse Wärtsilä. Deze zijn kobalt-, nikkel- en mangaanvrij. Voor de fundering van de locatie is gekozen voor gebruikt beton. “De betonindustrie is zeer vervuilend en verantwoordelijk voor 5% van de wereldwijde CO2 uitstoot. Om de CO2 uitstoot in het Buffalo-project te beperken is GIGA Storage op zoek gegaan naar duurzamere alternatieven om de betonnen fundering aan te leggen”, schrijft Giga-Storage op zijn website.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Ulrike Leone via Pixabay
Tesla start met de productie van zijn elektrische vrachtwagen. De Amerikaanse fabrikant wil de eerste exemplaren van de Tesla Semi in december leveren aan klanten in de Verenigde Staten.
De Tesla Semi is een volledig elektrische vrachtwagen die in 2017 is geïntroduceerd door Tesla. Het Amerikaanse bedrijf was toen een vroege speler op de markt voor elektrische vrachtwagens. Inmiddels zijn er ook allerlei andere fabrikanten die elektrische vrachtwagens hebben aangekondigd. Denk hierbij aan DAF, Scania en Volvo.
PepsiCo, de fabrikant van onder meer Pepsi en Lay’s, ontvangt het eerste exemplaar van de Tesla Semi meldt Tesla-topman Elon Musk. In totaal bestelde PepsiCo honderd Tesla Semi’s. De eerste vijftien hiervan wil het bedrijf nog dit jaar in gebruik nemen.
De Tesla Semi is beschikbaar in twee versies: een variant met 475 km bereik en een versie met 800 km bereik. Het energieverbruik per km bedraagt volgens de Amerikaanse fabrikant minder dan 1,25 kW bij een volle belading. De vrachtwagen kent dan een bruto gecombineerd gewicht van 37.000 kg. De accu’s opladen kan bij de Semi Chargers van Tesla. De accu’s zijn hiermee in dertig minuten oplaadbaar tot 70 procent capaciteit.
De Tesla Semi accelereert volgens zijn maker met een volle belading in 25 seconden van stilstand naar 100 km/u. Daarnaast meldt Tesla dat het voertuig snelwegsnelheden kan vasthouden, ook op steile hellingen. Het voertuig maakt hierbij gebruik van drie onafhankelijke motoren die op de twee achterassen zijn aangebracht.
Tesla levert de elektrische vrachtwagen met verschillende veiligheidsfuncties. Denk hierbij aan geavanceerde motor- en remfunctieregelingen die de tractie en stabiliteit verbeteren onder alle omstandigheden. De bestuurder zit daarnaast in het midden van het voertuig, wat volgens Tesla het zicht verbetert. Het ontwerp vermindert het risico op over de kop gaan evenals het vervormen van de cabine bij een ongeval.
Voor eigenaren is de Tesla Semi volgens de fabrikant onder meer aantrekkelijk vanwege de lage eigendomskosten. Deze kosten zijn volgens Tesla laag doordat de voertuigen minder tijd doorbrengen in de garage. Dit dankzij onder meer diagnose op afstand, waardoor het voertuig alleen onderhoud krijgt wat daadwerkelijke nodig is. Denk echter ook aan draadloze software-updates en de aanwezigheid van minder bewegende onderdelen ten opzichte van een traditionele vrachtwagen.
De Tesla Semi komt ook naar Nederland. In eerste instantie gaat het hierbij om de versie met een bereik van 800 km. Deze moet in Nederland zo’n 150.000 euro gaan kosten. In een later stadium komt hier de versie met 475 km bereik bij. Deze krijgt naar verwachting een prijskaartje van 130.000 euro.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Tesla Inc.
Het huidige Europese beleid op het gebied van mobiliteit is te beperkt, stelt de Europese automotive-sector. Het beleid levert volgens autofabrikanten, de auto-onderdelenindustrie en brandstoffabrikanten tot onnodige risico’s op industrieel, economisch, social en milieuvlak. Zij willen dan ook een nieuw dialoog. Alle oplossingen die kunnen bijdragen aan het terugdringen van de klimaatimpact moeten hierbij een rol spelen.
“We staan er allemaal volledig achter dat elektrificatie de belangrijkste technologie zal zijn voor het koolstofvrij maken van het lichte wegvervoer. Recente geopolitieke ontwikkelingen hebben echter onzekerheden onderstreept met betrekking tot de weg naar volledige elektrificatie van nieuwe auto’s tegen 2035”, schrijft CLEPA in een open brief. CLEPA is de Europese branchevereniging voor automotiveleveranciers. Ruim 3.000 bedrijven zijn aangesloten bij de branchevereniging.
De Europese Commissie streeft naar klimaatneutraliteit in 2050. Een belangrijk onderdeel hiervan is het uitfaseren van auto’s die op fossiele brandstoffen rijden. De bij CLEPA-aangesloten partijen melden een industriële toekomst te plannen die volledig in lijn is met de Europese klimaatdoelstellingen voor 2050. Zij uiten tegelijkertijd ook hun zorgen over wat zij noemen het ‘beperkte pad’ dat het voorstel van de Europese Commissie voor het aanscherpen van de CO2-emissies standaarden voor nieuwe passagiersvoertuigen en nieuwe lichtcommerciële voertuigen.
Dit voorstel is in juli 2021 gepresenteerd door de Europese Commissie. CLEPA stelt dat het geopolitieke landschap sindsdien drastisch is veranderd. Het wijst hierbij onder meer op afhankelijkheden van de Europese Unie (EU) op het gebied van energie en grondstoffen. “Dit heeft waarschijnlijk invloed op de snelheid en economische efficiëntie van de elektrificering van de nieuwe lichtgewicht voertuigvloot”, schrijft CLEPA in een open brief.
Het wijst erop dat de prijzen van grondstoffen voor batterijen en leveringsbeperkingen de beschikbaarheid van betaalbare auto’s voor veel burgers in gevaar brengt. Dit kan de snelheid waarmee het Europese wagenpark elektrificeert negatief beïnvloeden, waarschuwen de automotive-partijen. Ook kan dit het terugdringen van emissies in de EU vertragen, stellen zij.
Daarnaast wijst CLEPA op de huidige zorgen over afhankelijkheden van de EU van grondstoffen uit het buitenland. Dit maakt de toegang tot noodzakelijke grondstoffen voor accu’s voor EV’s een belangrijke uitdaging, waarschuwt de branchevereniging.
Door de energiecrisis dreigt de productie van elektriciteit daarnaast niet schoner, maar juist vervuilender te worden. CLEPA wijst onder meer op de verwachte toename van het kolengebruik voor het opwekken van elektriciteit. “Er is geen garantie dat we voldoende hernieuwbare elektriciteit zullen hebben om aan de toenemende vraag van elektrisch vervoer te voldoen. Met het risico dat het marginale elektriciteitsverbruik zelfs uit steenkool kan komen. De huidige voertuignormen, die uitsluitend gebaseerd zijn op de uitlaatemissies, kunnen dit niet voorkomen. Dit gaat ten koste van de totale reductie van de broeikasemissies”, aldus de branchevereniging.
Tot slot wijst CLEPA op de uitrol van laadinfrastructuur in de EU. Deze uitrol versnelt. Dit biedt volgens de branchevereniging echter geen garantie op een laadnetwerk met voldoende dichtheid in de volledige EU. Dit zorgt voor onzekerheid onder automobilisten die de overstap willen maken naar elektrische mobiliteit.
De huidige situatie vereist volgens CLEPA een nieuw dialoog over eerdere aannames rondom het realiseren van klimaatneutraliteit in 2050 en de transitie van de Europese industrie. “In dit licht moeten alle oplossingen die kunnen bijdragen aan een reductie van broeikasgassen worden overwogen”, stelt CLEPA. De branchevereniging wil onder meer kijken naar mogelijkheden voor het toestaan van het gebruik van schonere synthetische brandstoffen. CLEPA stelt dat voertuigen die exclusief gebruik maken van duurzame synthetische voertuigen een zeer lage uitstoot van broeikasgassen kennen, of zelfs volledig klimaatneutraal kunnen zijn.
Ook wijst CLEPA op productiemogelijkheden voor synthetische brandstoffen. Deze kunnen onder meer uit restmaterialen worden vervaardigd met behulp van in de EU geproduceerde of geïmporteerde duurzame energie. “Zeer geloofwaardige academische onderzoeken tonen aan dat deze combinatie wat betreft het decarboniseren van wegtransport gelijk kan staan aan EV’s”, meldt CLEPA.
De branchevereniging vervolgt: “Een belangrijke, maar vaak verwaarloosde overweging is de veerkracht van de Europese transport-waardeketen. Extra routes om de klimaatdoelstellingen te halen, betekent een verlaging van het risico dat een exclusieve elektrische benadering met zich meebrengt. Het gebruik van duurzame hernieuwbare synthetische brandstoffen is een ideale aanvulling op de elektrificatiestrategie.”
CLEPA ziet duurzame biobrandstoffen, hernieuwbare brandstoffen en elektrisch als betrouwbare oplossingen voor het reduceren van de emissies van de transportsector op de korte, middellange en lange termijn. Tegelijkertijd kan dit het gebruik van de bestaande voertuigvloot en -infrastructuur mogelijk maken. CLEPA benadrukt met de open brief niet te pleiten voor het aanpassen van de klimaatdoelstellingen of verlengen van het gebruik van fossiele brandstoffen na 2035.
De open brief is hier te vinden.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Florian Kurz via Pixabay
De Europese Commissie gaat de regelgeving rondom aansprakelijkheid voor schade of letsel die ontstaat door digitale technologieën zoals kunstmatige intelligentie (AI) verduidelijken. Het moderniseert bestaande regelgeving rondom aansprakelijkheid rondom het gebruik van digitale en refurbished producten. Ook harmoniseert de commissie nationale regelgeving op het gebied van aansprakelijkheid.
Een eerder onderzoek van de Europese Commissie waaraan 1.200 respondenten deelnamen bleek dat als het gaat om AI op veel gebieden regels nodig zijn. Het ging daarbij onder meer om regels voor aansprakelijkheid en veiligheid. De meeste respondenten schaarden zich hierbij achter verplichte regels op dit gebied. Vier op de tien respondenten gaf aan bij voorkeur volledig nieuwe regelgeving op dit vlak te zien. 33% acht het aanpassen van bestaande regelgeving voldoende.
De Europese Commissie gaat regelgeving rondom schade en letsel die ontstaat door het gebruik van digitale en refurbished producten aanpassen. De Europese Commissie neemt hiervoor twee wetsvoorstellen aan.
Bestaande nationale wetgeving van EU-lidstaten rondom aansprakelijk voor schade en letsel door AI moet daarnaast geharmoniseerd worden. Dit moet ervoor zorgen dat slachtoffers volgens dezelfde standaarden beschermd zijn tegen schade door AI-producten en -diensten als tegen schade door andere omstandigheden.
Met de aanpassingen wil de Europese Commissie niet alleen gebruikers van digitale, refurbished en AI-producten en -diensten beter beschermen. Het wil ook de regelgeving voor bedrijven verduidelijken en zowel eerlijk als voorspelbaarder maken. Dit moet onder meer circulaire business modellen ondersteunen.
Zo krijgen bedrijven onder meer een verplichting tot het adresseren securitykwetsbaarheden in producten. Indien fabrikanten niet niet adequaat doen, kunnen slachtoffers een schadevergoeding vragen. Het gaat daarbij onder meer om robots, drones en smart home-systemen die onveilig worden door software-updates.
Ook wil de Europese Commissie een gelijk speelveld creëren voor Europese en niet-Europese fabrikanten. Indien consumenten gewond raken door producten die van buiten de Europese Unie zijn geïmporteerd, kunnen zij de importeur of de Europese vertegenwoordiger van de fabrikant verantwoordelijk stellen voor compensatie.
Een ander doel is het aanpakken van oneerlijke behandeling door algoritmes. Indien een algoritme bijvoorbeeld in een sollicatieproces een sollicitant discrimineert, kan deze hiervoor compensatie vragen.
“We willen dat AI-technologieën gedijen in de EU. Om dit te laten gebeuren, moeten mensen vertrouwen op digitale innovaties. Met het voorstel van vandaag over civiele aansprakelijkheid rondom AI bieden we klanten instrumenten voor herstel in geval van schade veroorzaakt door AI. Zo hebben zij hetzelfde beschermingsniveau als bij traditionele technologieën en zorgen we voor rechtszekerheid voor onze interne markt”, zegt Věra Jourová, vicevoorzitter voor Waarden en Transparantie.
Eurocommissaris Thierry Breton voor Interne Markt: “De richtlijn productaansprakelijkheid is al vier decennia een hoeksteen van de interne markt. Het voorstel van vandaag maakt het geschikt voor de uitdagingen van de komende decennia. De nieuwe regels weerspiegelen wereldwijde waardeketens, bevorderen innovatie en consumentenvertrouwen en bieden meer rechtszekerheid voor bedrijven die betrokken zijn bij de groene en digitale transitie.”
Eurocommissaris Didier Reynders van Justitie: “Terwijl we rekening houden met het enorme potentieel van nieuwe technologieën, moeten we de veiligheid van consumenten ten allen tijde waarborgen. Goede beschermingsnormen voor EU-burgers vormen de basis voor consumentenvertrouwen en dus voor succesvolle innovatie. Nieuwe technologieën zoals drones of bezorgdiensten die worden beheerd door AI kunnen alleen werken als consumenten zich veilig en beschermd voelen. Vandaag stellen we moderne aansprakelijkheidsregels voor die precies dat zullen doen. We maken ons wettelijk kader geschikt voor de realiteit van de digitale transformatie.”
Nu de Europese Commissie de wetsvoorstellen heeft aangenomen, buigt het Europees Parlement zich over de voorstellen. Ook moet de Europese Raad, die bestaat uit de regeringsleiders van de EU-lidstaten, instemmen met de wetsvoorstellen.
De Europese Commissie nam in april 2021 al de AI Act aan. Deze wet moet de veiligheid van en het vertrouwen in risicovolle AI-systemen die in de EU zijn ontwikkeld en worden gebruikt waarborgen. Met de AI Act wil de Europese Commissie enerzijds de veiligheid en fundamentele rechten van Europese burgers en bedrijven beschermen. Anderzijds wil het de investeringen in, omarming van en innovatie op het gebied van AI versterken. De wetsvoorstellen die de Europese Commissie nu presenteert vullen de AI Act aan met mogelijkheden tot civiele schadeclaims voor schade.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Afbeelding: Gordon Johnson via Pixabay
Nio, een Chinese start-up die zich richt op elektrische voertuigen (EV’s), wil meer voet aan de grond krijgen in Europa. Het bedrijf lanceert wil hiervoor accu’s voor EV’s via een leasemodel aanbieden aan Europese klanten. Deze accu’s kunnen klanten via batterijwisselstations in Europa wisselen, zodat zij bij een lege accu direct verder kunnen rijden.
Dit meldt Qin Lihong, directeur en mede-oprichter van Nio, aan persbureau Reuters. Nio is een Chinese fabrikant van EV’s. Het bedrijf is sinds 2014 actief in China en wil in 2025 in 25 landen wereldwijd aanwezig zijn. Nio biedt vanaf eind dit jaar zijn eerste model aan op onder meer de Nederlandse markt. Het gaat daarbij om de ET7, een elektrische sedan met een lengte van 5,1 meter lang, breedte van 2 meter en een wielbasis van ruim 3 meter.
Het bedrijf gaat met de ET7 de concurrentie aan met onder meer de Tesla Model S. De aandrijflijn is voorzien van twee elektromotoren. Een hiervan levert 245 pk op de vooras, terwijl de tweede een vermogen van 408 pk op de achteras levert. Het totale vermogen bedraagt hiermee 653 pk, terwijl het voertuig 850 Nm aan koppel aan boord heeft.
Nio belooft dat het voertuig binnen 3,8 seconden naar de 100 km/u accelereert. De remafstand bij deze snelheid bedraagt 33,5 meter. Het bereik op basis van de China light-duty vehicle test cycle (CLTC) bedraagt 1.000 km, meldt de Chinese start-up. Dit bereik geldt indien het voertuig is voorzien van een 150 kWh accupakket. De ET7 is in China daarnaast leverbaar met een 70 of 100 kWh accupakket; het is onduidelijk of ook deze accupakketten in Europa beschikbaar worden.
Met een leasemodel voor accu’s wil Nio een kostenbesparing realiseren voor klanten. Doordat de accu niet is inbegrepen in de verkoopprijs van zijn EV’s, kan Nio zijn voertuigen goedkoper op de markt brengen. Europese klanten zijn hierdoor minder kwijt aan de aanschaf van een EV, al moeten zij wel voor het gebruik van de accu betalen.
Het leasen van een accu is overigens niet verplicht. Klanten kunnen ook voor de aanschaf van de accu kiezen, waarvan zij volledig eigenaar worden. Ter vergelijking: de aanschaf van de 75 kWh accu kost zo’n 8.700 dollar meldt Qin aan Reuters, terwijl het leasebedrag per maand ongeveer 135 dollar bedraagt.
Als onderdeel van het leaseprogramma wil Nio in 2025 zo’n 1.000 batterijwisselstations aanbieden buiten China. Het merendeel van deze stations zijn gericht op Europa. Nio opende onlangs zijn eerste fabriek buiten China in Hongarije. In deze fabriek gaat de start-up onder meer batterijwisselstations bouwen. Het bedrijf kiest bewust voor productie in Europa met het oog op de transportkosten van dergelijke apparatuur, meldt Qin.
Bij een batterijwisselstation kunnen klanten van Nio de accu van hun EV in slechts enkele minuten laten omwisselen. Dit betekent in de praktijk dat zij een lege accu vervangen voor een volle accu. Zo kunnen zij direct verder rijden. Nio wil zo een sneller alternatief bieden voor huidige laadstations, waaraan voertuigen enige tijd gekoppeld moeten zijn voor het opladen van hun accu. Nio wil voor de financiering van de leasebatterijen een partnership aangaan met een Europees assetmanagementbedrijf.
Het model is overigens niet nieuw; Nio biedt China al langer accu’s via een leasemodel aan. Het werkt in het Aziatische land samen met accugigant CATL, dat accupakketten aanschaft en via een leasemodel aanbiedt.
Ook experimenteert het bedrijf sinds eerder dit jaar in Noorwegen met het leasen van accu’s voor zijn ES8, een elektrische SUV. Op dit moment beschikt Noorwegen over twee batterijwisselstations. In totaal zijn zo’n 800 exemplaren van de ES8 verkocht in Noorwegen. Bijna al deze klanten koos voor een leasemodel voor de batterijen van hun voertuig, meldt Qin. In China is dit ongeveer de helft van alle klanten. Qin meldt aan Reuters dat het Noorse experiment dusdanig succesvol is gebleken dat het bedrijf het model ook in andere landen wil uitrollen.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Nio
De Europese Unie (EU) moet zijn achterstand wat betreft diverse belangrijke technologieën op andere grote regio’s inlopen. Indien de achterstand niet wordt weggewerkt, maakt dit Europa kwetsbaar in alle sectoren wat betreft groei en concurrentievermogen, maar ook wat betreft veiligheid en strategische sterkte. Dit hindert op de lange termijn de veerkracht van de EU.
Hiervoor waarschuwen Sven Smit, Magnus Tyreman, Jan Mischke, Philipp Ernst, Eric Hazan, Jurica Novak, Solveigh Hieronimus en Guillaume Dagorret van consultancybureau McKinsey in een strategische analyse. McKinsey wijst erop dat de EU zich de afgelopen decennia snel ontwikkelde. Zo leidde de financiële crisis van 2008 tot meer financiële samenwerking tussen EU-lidstaten. De COVID-19 pandemie zorgde voor een hoger niveau van fiscale coördinatie via het NextGeneration EU-fonds.
McKinsey waarschuwt echter dat de strijd tussen Rusland en Oekraïne kwetsbaarheden aan het licht brengt. Deze variëren van voedselveiligheid tot de beschikbaarheid van energie en defensie. “De oorlog heeft de realiteit geaccentueerd dat veerkracht afhangt van een sterke economie met strategische autonomie op deze kritieke gebieden die al lang als vanzelfsprekend werd beschouwd”, schrijft McKinsey.
Technologie is van cruciaal belang, stelt McKinsey. Indien Europa wat betreft belangrijke technologieën zijn achterstand op andere grote regio niet inloopt, maar dit alle Europese sectoren kwetsbaar als het gaat om groei, concurrentievermogen, veiligheid en strategische sterkte. “Gezien de aardbevingen op het eigen continent is een robuust Europa meer dan ooit nodig. Maar om dat te realiseren, moet de regio het hoofd bieden aan een slow motion-concurrentiecrisis die zich al twee decennia stilletjes aan het ontvouwen is, gericht op de zakelijke en technologische kloof met andere grote regio’s”, schrijft het consultancybureau.
Het consultancybureau stelt dat Europa diverse sterk presterende bedrijven kent, maar het Europese bedrijfsleven als geheel onderpresteert ten opzichte van andere grote regio’s. Zo groeien Europese bedrijven langzamer, kennen zij lagere opbrengsten en investeren minder in R&D dan Amerikaanse concurrenten. McKinsey wijt dit onder meer aan het feit dat Europa de ‘boot heeft gemist’ bij de laatste technologische revolutie en zowel op het gebied van ICT als andere disruptieve innovaties achterloopt wat betreft waarde en groei.
McKinsey waarschuwt dat de gevolgen groot kunnen zijn indien Europa zijn achterstand niet inloopt. Het consultancybureau schat dat 2 tot 4 biljoen euro aan bedrijfswaarde in 2040 op het spel kan staan. Dit staat volgens McKinsey gelijk aan:
Indien de EU deze crisis niet adequaat adresseert, kan dit Europa op diverse vlakken op achterstand brengen. Denk hierbij aan groei, inclusiviteit en duurzaamheid, maar ook aan de strategische autonomiteit en het gewicht van de Europese stem in de wereld. “Europa kan voortbouwen op zijn sterke punten. Het sociaaleconomische model heeft tot nu toe goed gediend. Maar als bedrijven willen spelen op de schaal en snelheid die nodig zijn om te concurreren in een wereld waarin technologische disruptie zich overal verspreidt, vaak met een dynamiek die de meeste winnaars oplevert, kan een herwaardering van lang gekoesterde overtuigingen en afwegingen nodig zijn. Een geïntegreerd pakket initiatieven zou een omgeving kunnen scheppen die hen daartoe in staat stelt, en er tegelijkertijd voor kan zorgen dat de huidige hoge kwaliteit van leven van veel van de Europese burgers op de lange termijn behouden blijft”, aldus McKinsey.
“Als Europa werkt, werkt het goed”, stelt McKinsey. Met name als het gaat om duurzaamheid en inclusiviteit presteert Europa – en dan met name Noord-Europa en het Europese vasteland – sterk. Zo kent Europa 2,4 keer lagere CO2-emissies per inwoner dan de Verenigde Staten, terwijl de CO2-emissies per unit van het BBP 1,8 keer lager ligt. Beide zijn sinds 1990 sneller teruggelopen dan in de VS. Ook wil Europa sneller CO2-neutraal zijn dan andere regio’s.
Wat betreft inclusiviteit loopt Europa voor. Zo scoort Europa wat betreft ongelijkheid een score van 30 op de Gini index, terwijl de VS 41 scoort. Als het gaat om sociale mobiliteit zijn alle landen in de top 10 Europees. Ook kent EU de hoogste levensverwachting ter wereld. De gemiddelde levensverwachting in de EU bedraagt 80 jaar, terwijl dit in de VS 79 is en in China 77.
Als het echter gaat om groei zijn de prestaties minder rooskleurig. Zo is de groei van het BBP dertig procent lager dan dat van de Verenigde Staten (VS). Het verschil werd de afgelopen jaren kleiner, maar deze trend is inmiddels gekeerd.
De groei van het BBP per inwoner groeide tussen 2000 en 2019 in Europa jaarlijks met ongeveer 1,2 procent, wat nagenoeg gelijk is aan de 1,1 procent groei die de VS noteerden. In de VS groeide de totale BBP echter met 1,9 procent per jaar gedurende deze periode, terwijl de groei in Europa op 1,4 procent per jaar blijft steken. Dit reflecteert een hogere bevolkingsgroei, meldt McKinsey.
Het BBP per inwoner van Europa is echter nog altijd 30 procent lager dan dat van de VS. McKinsey meldt dat veertig procent van dit verschil toegeschreven kan worden aan bewuste keuzes rondom arbeid, zoals pensioenleeftijden, vakantiedagen en ouderschapsverlof. Dertig procent wijt McKinsey aan de grote verschillen tussen diverse Europese regio’s. McKinsey wijst echter ook op het inkomen van Europese en Amerikaanse burgers; slechts tien procent van de Europeanen verdient meer dan hun collega’s in de VS.
McKinsey zet de prestaties van de Europese Unie rondom tien belangrijke technologieën op een rij. Het gaat daarbij om:
Europa gaat uitsluitend met de volgende generatie materialen en toekomstige schone energietechnologieën aan de leiding.
De volledige analyse van McKinsey is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Michal Jarmoluk via Pixabay
Nederland is een van de innovatieleiders op de European Innovation Scoreboard. Deze ranglijst beoordeelt de innovatie van verschillende EU-lidstaten.
Een innovatieleider is een EU-lidstaat die wat betreft innovatie 125% presteert ten opzichte van het gemiddelde in de EU. Op de 2022-editie van de ranglijst gaat Zweden aan de leiding als innovatieleider. Finland volgt op de voet, terwijl Denemarken op de derde positie staat. Nederland volgt op de vierde positie, waarmee ons land een positie stijgt ten opzichte van de 2021-editie. België rondt de top vijf af.
De European Innovation Scoreboard beoordeelt EU-landen op 32 indicatoren. Denk hierbij aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling, publiek-private samenwerking en innovatie binnen het mkb, maar ook aan digitalisering, het aantal octrooiaanvragen, de kwaliteit van onderzoek en de mate van werkgelegenheid binnen innovatieve bedrijven en kennisinstellingen.
Micky Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat: “In economisch uitdagende tijden is het verstandig om óók te investeren in vernieuwende producten en diensten voor toekomstige banen en inkomsten. En dat doen Nederlandse ondernemers, dus dit resultaat is een mooie waardering voor hen en voor alle onderzoekers, wetenschappers en studenten die de basis leggen voor innovatie. Deze positie is niet vanzelfsprekend. Dus ook de overheid draagt in toenemende mate zelf, zoals via het Nationaal Groeifonds, bij aan kansrijke innovatie om onze economie op lange termijn succesvol te laten zijn.”
De Europese Commissie meldt dat er grote verschillen zichtbaar zijn in het innovatieniveau van de verschillende EU-lidstaten. De commissie wil deze verschillen overbruggen en de EU positioneren als een leidende speler in het wereldwijde innovatielandschap.
De European Innovation Scoreboard is sinds 2001 beschikbaar en krijgt ieder jaar een update. Het omvat een analyse van de innovatieprestaties van EU-lidstaten, andere Europese landen en buurlanden. De ranglijst beoordeelt de sterke en zwakke punten van landen als het gaat om hun nationale innovatieprestatie. Ook helpt de European Innovation Scoreboard landen met het identificeren van gebieden waar ruimte voor verbetering is.
De slechts presterende landen op de ranglijst zijn Roemenië, Bulgarije, Letland, Polen en Slowakije. Samen met Kroatië en Hongarije vormen deze landen de opkomende innovators. Gemiddelde innovators zijn Griekenland, Litouwen, Montenegro, Portugal, Spanje, Italië, Tsjechië, Slovenië en Estland.
De European Innovation Scoreboard is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Regieorgaan SIA reikt jaarlijks de RAAK-award uit voor het beste praktijkgerichte onderzoek. Voor deze editie zijn zes projecten genomineerd, waaronder een onderzoek naar ergotherapie en DIY-technologie. Dit onderzoek onder leiding van Ramon Daniels, lector Ondersteunende Technologie in de Zorg aan Zuyd Hogeschool, brengt de kansen van Do-It-Yourself-technologie zoals 3D-printen voor het op maat maken van hulpmiddelen in kaart.
De RAAK-award is een prijs waarmee Regieorgaan SIA onderzoek van hogescholen meer bekendheid geeft. Het reikt de prijs jaarlijks uit aan het beste praktijkgerichte onderzoek. Projectleiders konden hun project van 16 juni tot en met 12 juli aanmelden voor de RAAK-award 2022. De aanmeldingen zijn door een jury beoordeeld op relevantie voor het onderwijs en de praktijk, de mate van doorwerking, evenals het innovatieve karakter van het onderzoek. De uitreiking van de award vindt plaats op 17 november 2022 tijdens het SIA-congres.
Vanuit de zorg maakt het project ‘Egotherapie en DIY-technologie’ onder leiding van projectleider Ramon Daniëls van de Zuyd Hogeschool kans op de RAAK-award. Andere nominaties zijn:
Ergotherapie richt zich op het bevorderen of herstellen van de zelfredzaamheid. Patiënten leren onder meer hoe zij een activiteit anders kunnen uitvoeren. Of hoe een hulpmiddel hen kan helpen bij het zelfstandig uitvoeren van activiteiten. Ergotherapeuten adviseren als onderdeel van revalidatie-behandelteams dan ook over hulpmiddelen ter ondersteuning van dagelijkse activiteiten. DIY-technologieën zoals 3D-printen maken het zelf ontwerpen, maken en aanpassen van hulpmiddelen mogelijk. Deze technologieën kunnen hierdoor de ontwikkeling van maatwerkproducten ondersteunen.
Het project Egotherapie en DIY-technologie moet diverse vragen op dit gebied beantwoorden:
Centraal staat de projectvraag: ‘Hoe maken we als ergotherapeuten DIY-technologie, zoals 3D printen, tot een integraal onderdeel van onze praktijk en op welke wijze werken hierbij samen met 3D print experts om met onze cliënten tot maatwerk-hulpmiddelen te komen?’
Het gaat om een tweejarig project. Het team richt zich op het ontwikkelen van een procesbeschrijving gericht op de inzet van 3D-printen in de revalidatiezorg, in samenwerking met Adelante, Libra en Sevagram. Deze procesbeschrijving omschrijft de samenwerking met 3D-experts. Ergotherapeuten testen deze procesomschrijving. Ook werkt het team aan een toolbox die het proces ondersteunt. Deze omvat onder meer een keuzehulp voor materialen en handleiding voor zowel 3D-modelleren, -testen- als printen.
De kennis en ervaring die het team hierbij opdoet wil het delen via artikelen en een community. Zo stelt het team voorbeelden van 3D-geprinte hulpmiddelen beschikbaar via de database www.hulpmiddelentips.nl. Ook ontwikkelt het team een onderwijsmodule voor bachelorstudenten Ergotherapie.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron foto: Pixabay / lppicture
Het tekort aan halfgeleiders treft geen enkele sector zo hard als de automotive-sector. Wereldwijd zijn door het chiptekort 18 miljard voertuigen minder geproduceerd. Vooral de Europese automakers kampen met productieproblemen. De kosten van de halfgeleidercrisis voor de Europese auto-industrie bedragen in 2021 en 2021 naar schatting zo’n 100 miljard euro, meldt kredietverzekeraar Allianz Trade.
De auto-industrie moet de hand deels in eigen boezem steken als het gaat om de oorzaak van de problemen. Allianz Trade stelt dat de sector de problemen voor een deel zelf over zich afgeroepen. Johan Geeroms, Director Risk Underwriting Benelux van Allianz Trade: “Om de corona-klap op te vangen, voerden autofabrikanten forse bezuinigingen door. Onder meer door voorraden en bestellingen van halfgeleiders te minimaliseren. Met als gevolg dat chipfabrikanten hun heil elders zochten en de productie afstemden op sterke markten zoals die van computers en datacenters. Toen de automarkt weer aantrok, bleek er nog maar een beperkte hoeveelheid chips beschikbaar voor de auto-industrie.”
De voertuigproductie in Europa is gedaald tot een ongekend laag niveau van 13 miljoen voertuigen. Tekenen van herstel waren zichtbaar eind 2021 en begin 2022. De productie is inmiddels echter opnieuw afgeremd. Ditmaal niet door het chiptekort, maar door toeleveringsproblemen door aanhoudende lockdowns in China en de Russische aanval op Oekraïne.”
Geeroms: “Volgens onze berekeningen heeft het chiptekort in 2021 en 2022 in Europa bijna 100 miljard euro aan toegevoegde waarde gekost. Positief is dat historisch lage voorraadniveaus bij retailers lijken te wijzen op een groot opwaarts potentieel van de automobielsector.” Wel voegt Geeroms hieraan direct toe dat de toelevering van chips in Europa nog lange tijd een onzekere factor blijven.
De Europese Commissie introduceerde eerder dit jaar de European Chips Act. Hiermee stelt de commissie tientallen miljarden euro’s beschikbaar voor het stimuleren van chipproductie op Europese bodem.
“Europa moet niet denken dat het binnen vijf of tien jaar zelf genoeg chips kan produceren om volledig aan de eigen vraag te voldoen. Beter is het om de Europese steun te richten op haalbare doelstellingen. Dan moet je kijken naar producten waarvoor Europa zelf zowel een grote productie- als eindmarkt is. De auto-industrie is daarvan een prima voorbeeld. Daar zou de eigen chipproductie zich op moeten richten”, stelt Geeroms. Hij noemt het daarom raadzaam om joint ventures aan te gaan met grote mondiale chipmakers.
Het gebruik van chips blijft alleen maar toenemen, verwacht Allianz Trade. De kredietverzekeraar wijst hierbij op een drietal ontwikkelingen. Zo zorgen chips voor verbindingen met het netwerk van de fabrikant en de telefoons van bestuurders. Denk echter ook aan veiligheid, zoals bewegingssensors en dodehoekdetectie. Ook de elektrificatie van voertuigen vraagt om het gebruik van meer chips. Zo bevatten elektrische auto’s twee keer zoveel halfgeleiders als auto’s met een verbrandingsmotor.
“Als we de waarde van alle chips in een auto bij elkaar optellen komen we uit op gemiddeld ruim 600 euro, wereldwijd gezien. Daarmee is die waarde de afgelopen 10 jaar meer dan verdubbeld. Die trend zet alleen maar verder door”, besluit Geeroms.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: axonite via Pixabay
Het Brunel Solar Team is de winnaar van de Sasol Solar Challenge in Zuid-Afrika. Het Nederlandse team eindigde met het meeste aantal kilometers op de teller. Het is hiermee het Belgische team net voor, waarmee het Brunel Solar Team continue om de titel streed. Het Belgische team strandde op de tweede plaats met 38 km verschil.
Het is voor het eerst in drie jaar dat het Nederlandse team weer van het Belgische team weet te winnen. Het Nederlandse team sleept voor het eerst sinds 2018 weer een titel binnen.
Dit jaar zou het team voor het eerst aan de start verschijnen met een eigen gebouwde motor. Deze motor kan tot tweemaal zoveel vermogen leveren met hetzelfde gewicht en is efficiënter dan eerdere motoren. Kort voor de start bleek deze elektromotor echter niet betrouwbaar genoeg voor de wedstrijd. Het team maakte daarom gebruik van een oude motor.
Het Brunel Solar Team kwam vrijdag 16 september om 15.37 uur over de streep in Kaapstad. Het team had in totaal 4223 km op de teller, wat 38 km meer is dan het Belgische team. Teamcaptain Sanne Vilters is trots op het team: “De afgelopen dagen zaten we elkaar echt op de hielen. Tijdens elke dagstop bleven we echter herhalen dat we moesten focussen op onszelf en niet met de andere teams bezig moesten zijn. Iedereen heeft zijn eigen taak binnen het team en alleen als iedereen die taak op zijn best zou uitvoeren konden we winnen. Dat dat nu is gelukt bewijst dat we een ijzersterk team zijn en natuurlijk dat we een magische auto hebben!”
De Sasol Solar Challenge is een achtdaagse race van Johannesburg naar Kaapstad in Zuid-Afrika. De wedstrijd draait om het totaal aantal gereden kilometers. Dagelijks bevindt zich op de route een optionele loop, die teams zo vaak mogelijk proberen te rijden voordat zij bij de verplichte dagstop om 17:00 uur aankomen. Het team dat in Kaapstad finisht met het meeste aantal kilometers op de teller wint.
Dat de Nederlandse en Belgische zonneauto’s aan elkaar gewaagd zijn is al de start van de challenge in Johannesburg duidelijk. Het Nederlandse en Belgische team volgen elkaar op de voet en wisselden de koppositie af. Het verschil in kilometers op de teller slonk met de dag. Het Brunel Solar Team spreekt van een strategisch kat-en-muisspel tussen beide landen. Door slimme en creatieve keuzes te maken, probeerden ze de concurrentie te verrassen en te slim af te zijn. Voor de start van de laatste had het Brunel Solar Team slechts 10 km meer op de teller staan dan het team uit België.
De spanning liep richting de finaledag dan ook steeds verder op. De laatste dag startte met een time penalty voor beide teams. Het Nederlandse team kreeg deze vanwege een (kleine) botsing die ontstond tijdens een inhaalmanoeuvre. Het Belgische team overschreed de snelheidslimiet op de Afrikaanse wegen. Ook kwamen beide teams te laat binnen bij de dagstop.
Door de tijdstraf voor het te laat binnenkomen gisteren vertrok Nuna 11s op de laatste dag van de race op één na laatste positie, met tien minuten achterstand op België. Het Belgische team ging dus tot aan de loopstop aan kop. Wel verkleinde het Nederlandse team de achterstand gaandeweg tot minder dan een minuut.
Beide teams besloten bij de loopstop meteen de control stop te doen om statisch te kunnen laden. Dit is een dagelijks verplichte stop van 30 minuten. Na de control stop begon het Brunel Solar Team direct met het rijden van loops. Het Belgische team volgde, maar werd vlak na de loopstop getroffen door een defecte accu. De reparatie nam 30 minuten minuten in beslag, wat de Belgen op een flinke achterstand zette. Tijdens het rijden van de loops konden ze de afstand die door Nuna in de tussentijd was afgelegd niet meer inhalen. Bij de finish om 15.37 uur eindigde het Brunel Solar Team daarom op de eerste plek met 38 km voorsprong.
De Sasol Solar Challenge kent diverse doelen. Zo stimuleert de wedstrijd innovatie op het gebied van zonne-energie. Een ander belangrijk doel is het inspireren van de lokale bevolking. Zo vindt de dagelijkse locatie van de loopstop veelal plaats op het terrein van een (middelbare) school. Tijdens de stop kunnen plaatselijke bewoners de zonneauto’s bewonderen.
Ook konden zij deelnemen aan experimenten die demonstreren hoe zonne-energie werkt. Een belangrijk onderwerp in een land waar om de stabiliteit van het stroomnet te bewaken dagelijks enkele uren per dag de elektriciteit is afgesloten. Dit wordt ook wel load shedding genoemd. Een energietransitie kan uitkomst bieden, iets wat de organisatie door de nieuwe generatie te inspireren hoopt te versnellen.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto’s: Hans-Peter van Velthoven