Negen projecten zijn door de European Industrial Alliance on SMRs, dat zich richt op kleine modulaire reactors (SMR), geselecteerd voor zijn Projects Working Groups (PWG’s). Een van de geselecteerde projecten is het Thorizon One-project van het Nederlandse Thorizon, dat is gericht op de ontwikkeling zogeheten gesmolten-zout-reactoren.
De European Industrial Alliance on SMRs richt zich op het faciliteren en versnellen van de ontwikkeling van SMR’s op Europese bodem, met als doel deze in het begin van de jaren ’30 te kunnen uitrollen. SMR’s moeten het onder meer mogelijk maken nucleaire technologie te integreren met nieuwe industriële toepassingen.
De Europese Unie (EU) voorziet een belangrijke rol van SMR’s in geïntegreerde energiesystemen, waarbij de reactoren schone elektriciteit en warmte kunnen opleveren met een relatief kleine voetafdruk. SMR’s kunnen onder meer helpen met het schoner maken van energiesectoren die moeilijk hun emissies kunnen terugdringen, zoals de transport-, chemie- en staalindustrie.
European Industrial Alliance on SMRs werkt met specifieke werkgroepen, gericht op het verbeteren van de omstandigheden voor het ontwikkelen, demonstreren en uitrollen van SMR’s, evenals het ondersteunen van de Europese supply chain op dit gebied. Denk daarbij aan brandstof en grondstoffen voor SMR’s.
Thorizon is een spin-off van het Nederlandse nucleaire instituut NRG. Het richt zich op de ontwikkeling van gesmolten-zout-reactors en een Europese supplychain rondom deze reactors. Een gesmolten-zout-reactor is een type kernreactor waarin de brandstof is opgelost in een vloeibaar zout in plaats van in vaste vorm, zoals bij traditionele kernreactoren. Het vloeibare zout fungeert zowel als brandstofmedium als koelmiddel. De technologie biedt verschillende voordelen ten opzichte van conventionele kernreactoren, zoals verbeterde veiligheid, hogere efficiëntie en de mogelijkheid om verschillende soorten nucleaire brandstoffen te gebruiken.
Een gesmolten-zout-reactor is geen nieuw concept; het concept werd in de jaren ’60 van de vorige eeuw al gedemonstreerd in de Verenigde Staten (VS). Het commercialiseren van de reactors is tot nu toe echter niet gelukt. Thorizon wil hierin verandering in brengen met een modulaire reactorkern met uitwisselbare cartridges met gesmolten-zout-brandstof. Zo wil het traditionele uitdagingen als corrosie en transport overwinnen.
Thorizon One is een gesmolten-zout-reactor die Thorizon ontwikkelt. De reactor moet 250 MW aan industriële warmte kunnen produceren met een temperatuur van 550 °C. Deze warmte is direct inzetbaar voor industriële processen in onder meer de chemie of voor de productie van waterstof. Ook is het mogelijk de warmte om te zetten in grofweg 100 MW aan elektriciteit, wat voldoende is om 250.000 woningen van stroom te voorzien.
De gesmolten-zout-reactor is ook als energieopslag inzetbaar. Dit maakt het mogelijk op momenten met een lage energievraag 50 tot 300 MW aan energie op te slaan, die vervolgens bij piekvraag inzetbaar is.
Meer informatie over het project is hier beschikbaar.
Een nieuwe 3D-printtechniek maakt het mogelijk oppervlaktestructuren en kleurovergangen met een hoge resolutie te printen. Hierbij hoeft slechts één materiaal gebruikt te worden.
De techniek is ontwikkeld door onderzoekers van de TU Delft van MIT. Het gaat om Speed-Modulated Ironing. De techniek maakt gebruik van twee spuitmonden: één spuitmond voor het 3D-printen en een tweede spuitmond voor het herverwarmen van het geprinte materiaal met verschillende snelheden. Dit maakt het mogelijk de kleur en textuur van temperatuurgevoelige materialen tot in detail te bepalen.
3D-printen kent steeds meer toepassingen. Voor het printen van objecten met meerdere kleuren of eigenschappen, is het nu vaak nog het gebruik van verschillende materialen noodzakelijk. Dit beperkt de mogelijkheid vloeiende overgangen en fijne gradiënten in geprinte objecten te creëren.
Een belangrijke uitdaging voor onderzoekers is daarom al langer het printen van 3D-printen met meerdere eigenschappen in één print en met één materiaal. Speed-Modulated Ironing biedt deze mogelijkheid. De techniek maakt gebruik van de temperatuurgevoeligheid van filamenten zoals Woodfill, Corkfill en schuimfilamenten.
Speed-Modulated Ironing maakt gebruik van een 3D-printen met een tweetal spuitmonden. Een spuitmond brengt het materiaal aan, twerijl een tweede spuitmond – die leeg is – over de geprinte laag beweegt en deze ‘strijkt’. De tweede spuitmond hanteert hierbij een constante temperatuur, maar beweegt met verschillende snelheden.
Het materiaal strijken met lagere temperaturen activeert het materiaal meer, terwijl sneller strijken het materiaal juist minder activeert. Dit maakt het mogelijk het uiterlijk van de print te beïnvloeden. Denk daarbij aan kleurschakeringen, doorschijnendheid en gevoelsmatige texturen.
“Toen we temperatuurwisselingen onderzochten, realiseerden we ons dat het variëren van de snelheid van een spuitmond veel nauwkeuriger en directer is dan het veranderen van de temperatuur van de spuitmond”, zegt hoofdonderzoeker Mehmet Ozdemir. Marwa AlAlawi, promovendus bij MIT, voegt toe: “Dit is de sleutel voor onze fijnmazige controle op de aangebrachte warmte.” Elk materiaal reageert echter anders op het strijken. Daarom stelden de onderzoekers een theoretisch model op om de verwachte activering van het materiaal te voorspellen. “Ons model was essentieel om de werking van Speed-Modulated Ironing te begrijpen en om het proces te finetunen.”
Een ontwerptool is door de onderzoekers ontwikkeld die de Speed-Modulated Ironing workflow samenbrengt. In deze tool kunnen gebruikers specifieke visuele en gevoelseigenschappen toewijzen aan 3D-modellen, en de bestanden versturen naar de 3D-printer. De ontwerptool is open source. Doga Dogan van MIT licht toe: “Door de ontwerptool open source te maken, willen we de 3D-print- en makersgemeenschappen de mogelijkheid geven om met deze methode te experimenteren en verder te ontwikkelen.”
Speed-Modulated Ironing maakt het mogelijk 3D-printe onderdelen te voorzien van kenmerken als tekst, afbeeldingen, logo’s en QR-codes, zonder van materiaal te hoeven wisselen. “Dit is een interessante nieuwe manier om texturen in 3D prints te creëren, die de mogelijkheden van FDM printen verder verbreedt”, meldt Paul Kuiper van Ultimaker. Het 3D printbedrijf ondersteunde het project.
Zjenja Doubrovski, assistent-professor aan de TU Delft: “Wij geloven dat deze techniek een belangrijke stap is in de richting van minder materiaalgebruik en meer veelzijdige en expressieve printresultaten. We zijn benieuwd hoe deze technologie kan leiden tot nieuwe innovaties op het gebied van 3D-printen.”
Het onderzoek is afgelopen week gepresenteerd op het ACM Symposium on User Interface Software and Technology (UIST). Meer informatie is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Een subsidieaanvraag voor het onderzoeksproject ‘Meer met Minder in de Maakindustrie’ is goedgekeurd door het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA. Het gaat om een RAAK MKB subsidie. Hiermee kan het onderzoeksproject van start gaan.
Meer met Minder in de Maakindustrie richt zich op uitdagingen van mkb-maakbedrijven bij de overgang naar een circulaire economie. Dat vraagt vaak ingrijpende veranderingen in de bedrijfsvoering en ketenbeheer.
De benodigde stappen zijn niet altijd duidelijk, wat ertoe leidt dat bedrijven de risico’s niet goed kunnen overzien en vasthouden aan oude werkwijzen. Hierdoor ontstaat een dilemma: niet meegaan in de circulaire economie is geen optie, maar overstappen kost tijd en geld terwijl hieraan vaak juist een tekort is.
De oplossing zit volgens de betrokken partijen in het combineren van circulaire en lineaire businessmodellen. Door circulaire businessmodellen naast bestaande modellen te ontwikkelen, kunnen bedrijven van beide opties de waardevolle aspecten combineren.
Het project Meer met Minder in de Maakindustrie richt zich op de ontwikkeling van een systematiek voor circulair businessmodel portfoliomanagement. Dit moet mkb-maakbedrijven in staat stellen circulaire en lineaire businessmodellen naast elkaar kunnen beheren. De partijen noemen dit ook wel Circulair BusinessModel PortfolioManagement (CBMPM), wat bedrijven helpt bewust en gecontroleerd de transitie naar een circulaire economie te maken.
Ook is het project gericht op kennisvergaring over innovatie op het gebied van circulaire businessmodellen. En het vertalen hiervan naar methoden voor het integreren van circulaire modellen in de organisatie, zodat zij deze naast lineaire modellen rendabel kunnen maken.
Nu de subsidieaanvraag is goedgekeurd kan het project per 1 januari 2025 van start gaan. De einddatum van het project is 31 december 2026.
Een breed scala aan partners is bij het project betrokken, waaronder:
Meer informatie is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: annca via Pixabay
HUPICO brengt de autonome mobiele robots (AMR’s) van wheel.me op de markt in de Benelux en Frankrijk. De AMR’s maken van bestaande karren en rekken slimme voertuigen, die zelfstandig hun weg vinden door omgevingen.
Het Belgische HUPICO richt zich op het ondersteunen van klanten met technologie en ondersteuning, waarbij de focus ligt op industriële robotica en vision-systemen. Het bedrijf levert oplossingen op het gebied van onder meer robotica, intralogistiek en voedingssystemen.
Het bedrijf is onder meer partner van EPSON in zowel België als Nederland. Het richt zich in deze rol onder meer op het integreren van robots, variërend van SCARA-robots tot zes-assige robots.
wheel.me is een Noors bedrijf dat zich richt op de productie van AMR’s. In tegenstelling tot veel andere AMR’s bestaan de robots van wheel.me uit losse wielen, die met elkaar samenwerken. Dit zorgt voor flexibiliteit. Zo kan ieder wiel een lading tot 100kg willen. Het vergroten van het aantal wielen maakt het dan ook mogelijk de maximale belasting te verhogen.
Standaard bestaat de AMR uit vier wielen. Deze zijn omnidirectioneel, en kunnen dus in alle richtingen bewegen en om hun as draaien. De AMR’s bewegen zich daarbij voort met een snelheid van 0,8 m/s De robots zijn uitsluitend gericht op gebruik in binnenomgevingen.
De AMR’s zijn in staat zelfstandig hun weg te vinden door een omgeving. Daarbij detecteren en ontwijken zij automatisch obstakels die op hun weg komen. Belangrijk in een dynamische omgeving als een magazijn, waar ook andere robots of mensen aanwezig zijn. De robots maken hiervoor gebruik van vision-technologie in combinatie met LiDAR-sensors en camera’s.
Bedrijven kunnen de AMR’s beheren via de wheel.me app. Hier kunnen zij onder meer transportopdrachten en taken inzien, en de robots in realtime aansturen. Ook kunnen nieuwe robots in de app aan een bestaande vloot worden toegevoegd. De app is zowel in een cloudgebaseerde als on-premises variant beschikbaar. Meer technische specificaties zijn hier beschikbaar.
Door de krachten te bundelen willen HUPICO en wheel.me inspelen op de toenemende vraag naar slimme oplossingen. HUPICO wil hiermee flexibele en schaalbare oplossingen leveren die klanten helpen met het optimaliseren van logistieke processen. wheel.me profiteert van de lokale aanwezigheid en technische expertise van HUPICO, en vergroot via de samenwerking zijn afzetmarkt.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Minister van Klimaat en Groene Groei Hermans en staatssecretaris Jansen van Openbaar Vervoer en Milieu tekenden eind vorige week samen met provincies en twee bedrijven intentieverklaringen voor het sneller terugdringen van de CO2-uitstoot. Ook is een nieuwe regeling opgesteld voor het aanpakken van piekbelasters in de industrie, en wil het kabinet nieuwe bedrijven met groene toepassingen, technologieën en producten ondersteunen.
Het kabinet zet in op het vergroenen van bestaande bedrijven én ondersteunen van nieuwe groene bedrijven om de economie toekomstbestendig te maken en klimaatverandering tegen te gaan. De stappen die nu zijn gezet maken onderdeel uit van het realiseren van deze ambities. Het kabinet spreekt van belangrijke stappen naar een schonere toekomst voor de Nederlandse industrie.
Minister Hermans: “Onze industrie is belangrijk voor Nederland, die wil ik niet naar het buitenland zien vertrekken. De industrie maakt onze dagelijkse producten, zorgt voor werkgelegenheid en maakt ons minder afhankelijk van andere landen. De productie moet wel schoner en ik wil dat de verduurzaming van deze bedrijven hier gebeurt. Bedrijven geven zelf ook aan dat verduurzaming nodig is voor hun toekomst. Dit hoor ik vaak terug in gesprekken. Door bedrijven buiten de grootste uitstoters te betrekken bij onze maatwerkaanpak, laten we zien dat Nederland serieus inzet op groene groei.”
De intentieverklaringen zijn getekend met bio-raffinaderij Alco Energy Rotterdam en de agrarische coöperatie Coöperatie Koninklijke Cosun. In de verklaringen zijn ambities vastgelegd rond CO2-reductie en het verbeteren van de leefomgeving. Hoewel Alco Energy Rotterdam en Coöperatie Koninklijke Cosun beide niet tot piekbelasters behoren, is de verwachting dat zij toch een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming van Nederland. De verwachte CO2-reductie is 0,5 megaton.
Der partijen zeggen toe hun CO2-uitstoot tussen 220202 en 2030 met 70% terug te dringen. Daarnaast zetten zij in op duurzame innovaties voor hun klanten. Ook treffen de bedrijven maatregelen voor het verminderen van hun stikstofuitstoot. Bij Cosun gaat het om een reductie van tenminste 25%, terwijl dit bij Alco Energy om minimaal 10% gaat. Ook wordt onderzocht waar de knelpunten liggen voor verduurzaming van de bedrijven, en brengen de partijen in kaart hoe de overheid kan helpen bij het wegnemen hiervan.
Daarnaast kent het kabinet twee subsidies toe voor het verminderen van de stikstofuitstoot aan de bedrijven Rockwool en Yara Sluiskil. Ook opent het een subsidieregeling voor installaties die ammoniak uit de lucht filteren.
De subsidies zijn onderdeel van een bredere aanpak gericht op het terugdringen van stikstofuitstoot door piekbelasters in de industrie. Het kabinet trekt 78 miljoen uit voor de aanpak van piekbelasting. Het geld is bedoeld om bedrijven de noodzakelijke stappen te kunnen laten zetten voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering en terugdringen van hun impact op het milieu.
Het kabinet wil tegelijkertijd een nieuwe en groene industrie opbouwen. Het gaat daarbij om zowel bestaande bedrijven die groene producten produceren evenals nieuwe bedrijven die richten op baanbrekende innovaties. “Ik zie daar prachtige voorbeelden van. Maar voor dit soort bedrijven zijn nog veel uitdagingen, denk bijvoorbeeld aan financiering en toetreding tot de markt. Daarom werk ik aan een aanpak voor de opbouw van nieuwe industrie”, zegt minister Hermans.
Het kabinet zet ook in op het toekomstbestendig maken van de industrie. Onder meer via de Investeringssubsidie Maakindustrie Klimaatneutrale Economie (IMKE), waarvoor een totaal subsidiebudget van 148 miljoen euro beschikbaar is. Het aanvragen van de IMKE en Piekbelasting Industrie kan via RVO.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Shutterstock
De productie van de Nederlandse industrie is in augustus 0,5 procent teruglopen ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder. Wel is de krimp kleiner dan in de zeven voorgaande maanden.
Dit blijkt uit cijfers van het CBS. In bijna de helft van de bedrijfsklassen in de industrie is de productie in augustus lager uitgevallen dan in augustus 20232. De grootste productiedaling noteert de reparatie en installatie en machines met -14,3%. De productie van transportmiddelen is met 7,5% gedaald, terwijl de machinebouw 3% minder produceerde.
De metaalproductenindustrie laat met 4,1% juist de grootste stijging zien. Ook de productie van rubber en kunststof is gestegen (1,5%), evenals de productie van voedingsmiddelen (1,1%).
Ten opzichte van juli is de productie in augustus met 2,1% gestegen. Het gaat daarbij om voor seizoen- en kalendereffecten gecorrigeerde cijfers. Het CBS wijst erop dat de voor seizoen- en kalendereffecten gecorrigeerde cijfers doorgaans aanzienlijk fluctueert, waarbij dalingen en stijgingen elkaar snel opvolgen.
De productie van de industrie bereikte in mei 2022 een dieptepunt. Daarna is een stijgende lijn ingezet tot mei 2022, waarna de trend is omgeslagen. Met name in de periode juni tot en met oktober 2023 daalde de productie flink.
Producenten in de industrie waren in september overigens iets minder negatief dan in augustus. Fabrikanten waren positiever over de verwachte bedrijvigheid. Het producentenvertrouwen lag in september onder het gemiddelde van de afgelopen twintig jaar, meldt het CBS.
Duitsland is een belangrijke afzetmarkt voor de Nederlandse industrie. Bij onze oosterburen is het vertrouwen in september juist negatiever dan in augustus, blijkt uit cijfers van Eurostat. De kalendergecorrigeerde productie van de Duitse industrie komt in augustus 3% lager uit dan een jaar eerder. De Duitse productie steeg met 3,4% ten opzichte van juli.
Meer informatie is hier beschikbaar.
Pakketbezorger GLS Netherlands neemt een Robotic Singulator in gebruik. Het gaat om ROSI, geleverd en geïnstalleerd door AWL. De robotoplossing tilt de efficiëntie van pakketverwerking bij GLS naar een hoger niveau.
ROSI is geïmplementeerd in het sorteercentrum van GLS in Utrecht. De robot helpt met item picking, sorteren, singuleren, small parcel handling en andere taken. ROSI past zichzelf daarbij aan aan dynamische industriële omgevingen en onvoorspelbare situaties. Het zet hiervoor onder meer deeplearning-visiontechnologie in.
De Robotic Singulator werkt met een singulatienauwkeurigheid tot 99,9%. De robot is gericht op robotische sorter inductie, robotische item & piece-picking en is in combinatie met een kipper inzetbaar voor depalletizeren.
De robot is specifiek ontwikkeld voor gebruik in ruimtes met een beperkte vrije vloeroppervlak. De voetafdruk van de robot bedraagt 1825x1180mm. Ook is een compactere versie van de robot leverbaar, de ROSI Compact met een voetafdruk van 745 x 530 mm. “Het sorteercentrum Utrecht is relatief klein qua oppervlakte en werd daarom gekozen voor de primeur van de Robotic Singulator”, licht Tom Hartmans, ROSI’s projectleider bij GLS, toe.
“ROSI is een slimme robotoplossing en pakt kleine pakketten uit een stapel die ze vervolgens op de lopende band van de minisorter legt. Op basis van visiontechnologie en AI bepaalt ze wat een enkel pakket is tussen een bulk aan pakketten. Vervolgens kiest ze de beste strategie om het pakket met de juiste snelheid en precisie op te pakken. ROSI detecteert en pakt pakketten tot ongeveer 5 kilo en verwerkt er bijna net zoveel als haar menselijke collega’s, namelijk ongeveer 1.600 per uur. Ze helpt onze loodsmedewerkers door repetitief werk over te nemen, waardoor onze medewerkers zich op andere taken kunnen richten,” aldus Hartmans. “Dit maakt hun werk veelzijdiger en verhoogt de algehele efficiëntie van onze processen.”
De implementatie is een pilot, die in samenwerking met het Hardenwijkse AWL wordt uitgevoerd. AWL test daarbij ook andere innovaties, waaronder een nieuwe hightech gripper om pakketten effectiever te pakken.
“Het is geweldig om met GLS samen te mogen werken aan één doel: de werkomstandigheden van de medewerker verbeteren. Hierdoor kunnen we niet alleen stappen zetten in innovatie en robotisering, maar ook de huidige technologie tot daadwerkelijke praktijkcases brengen”, zegt Jeffrey Vroemen, Product Manager bij AWL.
De implementatie is onderdeel van een breder project, dat als doel heeft het verhogen van de efficiëntie van de pakketverwerking. Het gaat om de eerste installatie van ROSI binnen GLS-group en een van de eerste implementaties van de robot wereldwijd.
Afhankelijk van de uitkomsten van het pilotproject met ROSI overweegt GLS meer robots in te zetten in zijn internationale distributienetwerk. Het doel daarbij is het optimaliseren van de logistieke processen en verbeteren van de dienstverlening.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: GLS Netherlands
Onderzoekers van de de Zwitserse universiteit ETH Zürich zijn erin geslaagd een vierpotige robot te leren ladders te beklimmen. Zelfs indien de robot hierbij door onverwachtse gebeurtenissen wordt verstoord, is deze in staat de ladder succesvol te beklimmen.
Vierpotige robots zijn steeds vaker te vinden in industriële omgevingen. Hier kunnen zij voorzien van allerlei sensoren onder meer inspecties uitvoeren, zonder dat mensen zich in gevaarlijke, moeilijk bereikbare of oncomfortabele locaties hoeven te begeven. Een belangrijk obstakel dat veel bestaande varianten niet kunnen overwinnen zijn echter ladders, die juist in industriële omgevingen veelvoorkomend zijn.
Onderzoekers van ETH Zürich zijn erin geslaagd een model te ontwikkelen dat vierpotige robots hiertoe wel in staat stelt. Het maakte daarvoor gebruik van een ANYmal robot, ontwikkeld door een spin-off van ETH Zürich genaamd ANYbotics.
Het model dat de onderzoekers gebruiken is getraind met behulp van reinforcement learning. Reinforcement learning is een vorm van machine learning waarbij een zogeheten ‘agent’ leert aan de hand van interactie met zijn omgeving. Hij krijgt daarbij beloningen of straffen op basis van zijn acties in de vorm van feedback.
Het doel van de agent is om een strategie te ontwikkelen die zijn cumulatieve beloning maximaliseert. Dit door op de juiste manier te reageren op de verschillende situaties die hij tegenkomt. In plaats van een directe instructie of voorbeelden te krijgen, ontdekt de agent zelf welke acties het beste op basis van trial-and-error.
Het resultaat is een model dat de ANYmal robot in staat stelt trappen te beklimmen. De robot behaalt daarbij een succesratio van 90% op ladders met een hoek van 70 tot 90 graden. De robot kan daarbij maar liefst 232 keer sneller de ladder beklimmen dan bestaande robots die hiertoe in staat zijn.
Indien de robot tijdens zijn klimpartij met onverwachte gebeurtenissen te maken krijgt is de robot in veel gevallen in staat zich hiervan te herstellen. Zo bonden de onderzoekers tijdens proeven een touw aan een van de voorpoten van de ANYmal-robot, en trokken hier vervolgens halverwege de ladder aan. De robot wist daarbij zijn grip op de ladder te behouden.
Een belangrijke rol daarbij speelt ook de speciale poten van de robot, die zijn voorzien van speciaal ontwikkelde eindeffector in de vorm van een haak. De robot kan zich hiermee stevig vastgrijpen aan de ladder. De onderzoekers melden dat bij een reguliere klimpartij deze haak geen significant verschil in succesratio oplevert, en met name indien de robot met onverwachte situaties te maken krijgt het verschil kan uitmaken.
“Dit werk breidt het toepassingsgebied van industriële viervoetige robots uit van inspectie op nominale terreinen naar uitdagende infrastructurele kenmerken in de omgeving. Hierbij worden synergieën tussen robotmorfologie en besturingsbeleid benadrukt bij het uitvoeren van complexe vaardigheden”, melden de onderzoekers.
Alle bevindingen van de onderzoekers zijn verzameld in een onderzoekspaper, die hier te beschikbaar is.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: screenshot van video
Er is nog flink werk aan de winkel om in Nederland in 2050 over een volledig emissieloos wagenpark te beschikken. Hoewel diverse factoren bij de keuze van consumenten om een elektrisch voertuig (EV) aan te schaffen een rol spelen, zijn aankoopprijs, actieradius en kilometerstand het meest doorslaggevend.
Dit meldt TNO, dat om handvatten te bieden voor beleid voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat onderzocht welke aspecten belangrijk zijn voor welke groepen potentiële kopers van een tweedehands EV. Hiervoor is een steekproef uitgevoerd onder 1.512 respondenten die in de afgelopen vijf jaar de aankoop of lease van een tweedehands auto overwogen. Het onderzoek brengt onder meer keuzegedrag voor verschillende al dan niet elektrische voertuigen in kaart, evenals de onderlinge afhankelijkheid van verschillende aspecten die van belang zijn in de aankoop van een tweedehands auto.
Hieruit blijkt onder meer dat van alle gemaakte keuzes in het experiment 48% uitkwam op een EV. Ook geven steeds meer mensen aan weleens een elektrische auto te hebben bestuurd. Dit percentage lag in 2023 op 40%, ten opzichte van 26% in 2020. Meer dan de helft (59%) ziet een EV inmiddels als een haalbare keuze.
Onder meer ervaringen of advies van derden spelen een belangrijke rol bij de keuze voor een EV; veel mensen hechten hier waarde aan. In de keuzes zijn echter de aankoopprijs, actieradius en kilometerstand het meest doorslaggevend. Bij elkaar opgeteld zijn deze factoren voor 76% van de respondenten bepalend bij hun keuze.
In zijn onderzoek brengt TNO ook verschillende groepen autokopers in kaart. Kopers zijn daarbij ingedeeld in vijf verschillende groepen, die in hun keuzes soortgelijk gedrag vertonen. Het gaat daarbij om:
Een aantal resultaten in de analyse valt op. Zo kiezen vrouwen significant vaker voor een EV dan mannen. Ook blijkt dat respondenten in de leeftijdsgroep 18-39 jaar vaker voor een EV kiezen dan andere leeftijdsgroepen. De groep 65+ volgt; in deze groep kozen respondenten in 49% van de keuzes voor een EV. Respondenten met een hogere opleiding kiezen significant vaker voor een EV. Ook blijkt dat die de optie heeft een eigen laadpaal te plaatsen vaker voor een EV kiest dan wie dat niet heeft.
Het onderzoek zet ook verschillende scenario’s uiteen van hoe de vloot tweedehands auto’s eruit kan gaan zien, en welke groei in keuzes voor EV’s hiervoor nodig zijn. In een combinatie van de meest rooskleurige scenario’s maken EV’s in 2040 70% van de occasionvloot uit. TNO wijst er daarbij op dat in de praktijk deze combinatie uitzonderlijk zal zijn, en hiervoor onder meer de de barrière tussen wat men zegt te kiezen en wat men daadwerkelijk doet sneller moet afnemen.
Om de overgang naar emissieloze auto’s te versnellen noemt TNO het belangrijk om de groepen ‘volgers’, ‘prijsbewusten’ en de ‘zekerheidszoekers’ aan boord te krijgen. Zij zijn samen goed voor ongeveer 60% van de respondenten in het onderzoek. Voor deze groepen zijn met name een lage aanschafprijs en hogere benzineprijs bepalend in de keuzes die zij maken omtrent de aanschaf van een occasion.
Daarnaast wijst TNO op een aantal aandachtspunten die kunnen helpen de omarming te vergroten, zoals meer focus op vertrouwen en zekerheid. Als voorbeeld noemt TNO het onder de aandacht brengen van de groeiende mogelijkheden van EV’s, waaronder de toenemende actieradius en het vermogen van steeds meer EV’s om een aanhanger of caravan voort te trekken.
“Ook het betrekken en goed informeren van verkopers op het vlak van EV en mensen kennis laten maken met EV op probeerdagen of bij vervangend vervoer kan helpen, om zo gezamenlijk ervaring en een actueel beeld van EV op te bouwen”, schrijft TNO.
Het volledige onderzoeksrapport is hier beschikbaar.
Drones gaan binnenkort bloedmonsters vervoeren tussen twee ziekenhuizen van de Britse National Health Service (NHS) in Londen: het St Thomas ziekenhuis en Guy’s Cancer Centre. Het gaat om een project van Wing, onderdeel van Google-moederbedrijf Alphabet, in samenwerking met drone-startup Apian.
De Britse hoofdstad staat bekend om zijn drukke verkeer. Dit kan het afleveren van bloedmonsters met behulp van bestelbusjes uitdagend en tijdrovend maken. Dit terwijl het spoedig afleveren van de monsters in veel gevallen van cruciaal belang is. De proef transporteert bloedmonsters voor patiënten die een operatie ondergaan en die een hoog risico lopen op complicaties door bloedingsstoornissen.
De drones gaan opstijgen en landen op de daken van de betrokken ziekenhuizen. De apparaten vliegen daarbij met een snelheid van 100 km per uur in een rechte lijn naar hun bestemming, waardoor zij in slechts twee minuten tussen de twee ziekenhuizen onderweg zijn. Wing benadrukt in een blogpost waarin het uitleg geeft over het project dat de drones stil zijn en het geluid opgaat in de reguliere stedelijke geluiden.
Het project is al goedgekeurd door de Britse Civil Aviation Authority. Naar verwachting kunnen de vluchten later deze herfst van start gaan.
Het is niet de eerste proef die Wing en Apian samen uitvoeren. De partijen voerden eerder al medische bezorgingen uit tussen ziekenhuizen in het Ierse Dublin. Het ging toen om verbandmateriaal en medische gereedschappen, die in zo’n vier minuten tussen de twee betrokken ziekenhuizen konden worden vervoerd.
Ook in Nederland zijn eerder proeven uitgevoerd met het vervoer van medisch materiaal. Zo voerde de ANWB, PostNL, het Erasmuc MC en bloedbank Sanquin in 2021 al een proefproject uit met het vervoer van bloed en medicatie via drones. Toen werden testvluchten uitgevoerd tussen Rhoon en Oud-Beijerland in Zuid-Holland.
De drones stegen daarbij op vanaf een weiland in Rhoon en landden vervolgens in Oud-Beijerland op een dijk langs de Oude Maas. De vluchten hadden als doel in kaart te brengen wat nodig is om in het luchtruim tussen het Erasmus MC en Zeeland te vliegen.
De ANWB, PostNL, het Erasmus MC en Sanquin meldden toen dat de inzet van drones veel winst kan opleveren. Zo kunnen bloed en medicijnen sneller op locatie worden gebracht dan via de weg mogelijk is. Zeker in een omgeving als Zeeland, dat weinig ziekenhuizen telt en met name bij mooi weer veel verkeersopstoppingen kent, kan dit grote winst opleveren.
Ook zijn eerder proeven uitgevoerd tussen Meppel en Zwolle. Daarbij is medisch spoedtransport uitgevoerd tussen locaties van het Isala ziekenhuis in Meppel en Zwolle. Deze proeven zijn uitgevoerd door Medical Drones Services, dat is opgezet door de ANWB en PostNL. Ook bij dit project waren het Erasmus MC en Sanquin betrokken. Andere deelnemers waren de technologiepartners Avy en KPN.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Wing
In het Zwitserse Bern gaat een autonoom voertuig de komende twee jaar pakketjes rondbrengen. Het gaat om een voertuig met Level 4-autonomie, wat wil zeggen dat het voertuig zonder bestuurder de weg op mag.
De proef is onderdeel van een pilotproject van de Zwitserse techstartup LOXO en het eveneens Zwitserse logistieke bedrijf Planzer. De partijen zetten een Volkswagen ID. Buzz Cargo Van in, die kan worden voorzien van twee door KYBURZ op maat gemaakte laadbakken. Het voertuig is door Planzer ‘Mathilde’ genoemd. Het project heet ‘Planzer – Dynamic Micro-Hub w LOXO’.
Het voertuig is voorzien van technologie van LOXO, waarbij het concreet gaat om de LOXO Digital Driver navigatiesoftware. Deze software combineert kunstmatige intelligentie (AI) met een reeks sensoren, wat voertuigen in staat stelt autonoom hun weg te vinden in omgevingen. De software is voertuig-agnostisch en is dan ook op alle voertuigen toepasbaar.
Door LOXO zijn twee voertuigen ontwikkeld die gebruik maken van de technologie. Het gaat om de LOXO Alpha, een voertuig dat specifiek is ontwikkeld voor last-mile toepassingen zonder bestuurder. Het gaat om een compact elektrisch voertuig, dat LOXO presenteert als de eerste generatie LOXO-voertuigen.
Daarnaast ontwikkelde LOXO de LOXO R1, een voertuig gericht op het bezorgen van goederen. Het gaat daarbij om een VW ID. Cargo Van die is voorzien van de technologie van het bedrijf. LOXO presenteert dit als zijn eerste generatie retrofitted bezorgvoertuigen. De LOXO R1 is gericht op bezorgingen op middellange afstanden.
LOXO bundelt nu dus de krachten met het logistieke bedrijf Planzer. De partijen gaan de technologie van LOXO in het Zwitserse Bern op de openbare weg testen. Zij verwijzen daarbij naar de Automated Vehicles Act, die naar verwachting in de lente van 2025 in werking treedt en het mogelijk maakt autonome voertuigen met level 4 autonomie op de openbare weg in te zetten. LOXO en Planzer melden hierin grote kansen voor het bezorgen van goederen en pakketten.
Level 4 autonomie verwijst naar een niveau van automatisering voor voertuigen op basis van een standaard van de Society of Automotive Engineers (SAE). Level 4 automatisering betekent onder meer dat voertuigen volledig zelfstandig kunnen rijden en rijtaken kunnen uitvoeren in specifieke omgevingen, zoals stadsverkeer of op snelwegen. Een menselijke chauffeur hoeft daarbij niet meer te kunnen ingrijpen, iets wat bij lagere niveau’s van automatisering wel het geval is.
Wel zijn er enkele beperkingen bij level 4-autonomie; zo moeten de rijomstandigheden aan specifieke eisen voldoen. Indien aan deze eisen niet wordt voldoen, opereren autonomie voertuigen met level 4-autonomie dan ook niet.
Planzer – Dynamic Micro-Hub w LOXO is bedoeld om te demonstreren hoe geautomatiseerd rijden en het concept van microhubs commercieel verkeer milieuvriendelijker en beter geschikt voor steden kan maken. De term microhubs verwijst daarbij naar kleinschalige stations voor pakketverwerking, die zowel vast als mobiel kunnen zijn.
Het aantal dagelijkse pakketbezorgingen in Bern stijgt snel. Waar in 2019 nog zo’n 20.000 pakketjes dagelijks werden bezorgd, is dit aantal in 2040 naar verwachting opgelopen tot 60.000 stuks. De stad Bern wil met het project ervaring opdoen met autonome bezorgvoertuigen. Het Bernse gemeenteraadslid Reto Nause zegt daarover: “We kunnen enorm profiteren van deze bevindingen en zo in een vroeg stadium de juiste koers voor de toekomst bepalen”, zegt stadspresident Alec von Graffenried.
Het autonome voertuig dat tijdens het project wordt ingezet gaat pakketten vervoeren van een locatie van Planzer bij treinstation Weyermannshaus naar een aantal verwerkingspunten in de stad. Het voertuig legt daarbij een vaste route af. Bij deze verwerkingspunten laadt Planzer de pakketten over in andere elektrische voertuigen, die de pakketten vervolgens afleveren.
Meer informatie over het project is hier beschikbaar.
Lightyear haalt meer dan 10 miljoen euro op bij investeerders voor de ontwikkeling van zonnesystemen voor de automotive-industrie. Het bedrijf wil met behulp van het geld zijn team uitbreiden.
Het Nederlandse Lightyear is in 2016 opgericht en richtte zich in eerste instantie op de productie van een eigen zonneauto: de Lightyear 0 (eerder bekend als Lightyear One). Dit elektrisch aangedreven voertuig wekt zelf energie op met behulp van zonnepanelen die in het dak zijn verwerkt. De auto kan hierdoor een groot deel van de energie die nodig is om te rijden zelf opwekken.
Het concept wekte de interesse van veel partijen. Onder meer de Zweedse fabrikant van sportwagens Koenigsegg, Invest-NL, de provincie Noord-Brabant, en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen voor de provincies Noord-Brabant en Limburg (BOM en LIOF) en de investeringsfondsen SHV en DELA staken geld in Lightyear.
Het bedrijf kwam echter in financiële problemen; de werkmaatschappij van Lightyear Atlas Technologies vroeg begin 2023 faillissement aan. De fabrikant maakte een doorstart, en hoopte in eerste instantie zich te kunnen richten op de productie van de Lightyear 2. Dit is een model dat aanzienlijk goedkoper moest worden dan de Lightyear 0.
Zo ver mocht het echter niet komen. In oktober 2023 bleek Lightyear geen investeerders te kunnen vinden voor zijn plannen. Het maakte toen bekend zich voorlopig te willen richten op de productie van zonnedaken voor andere autofabrikanten.
“De autosector toont steeds meer interesse in elektriciteit uit zonnecellen. Dat komt ook door druk van de EU om de autosector te elektrificeren. Maar het denken in zonne-energie zit nog steeds in een vroeg stadium. En in de huidige kapitaalmarkt is het niet gemakkelijk geld op te halen”, zei topman Lex Hoeksloot toen tegen het FD.
Nu blijkt dat Lightyear tijdens een investeringsronde ruim 10 miljoen euro te hebben opgehaald voor de ontwikkeling van zijn technologie. Het bedrijf wil het geld gebruiken om zijn team uit te breiden. En wil uitgroeien tot een belangrijke toeleverancier voor de auto-industrie. Het richt zich daarbij op de productie van on-board-zonnesystemen voor voertuigen, waaronder zonnepanelen op autodaken.
Hoewel de Lightyear One niet meer wordt geproduceerd, is het wel mogelijk een exemplaar van het voertuig te kopen. Het gaat om de eerste productieauto, met chassisnummer 001. De Lightyear 0 wordt momenteel geveild, waarbij het hoogste bod op 17.500 euro staat. Het voertuig heeft geen typegoedkeuring en kentekenregistratie, en mag dus niet op de openbare weg rijden.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Lightyear