maart 2022 - Jaarbeurs
Het event voor slimme maakoplossingen

BMW stoot Tesla in Europa van de troon als grootste EV-verkoper

BMW stoot voor het eerst in langere tijd Tesla van de troon als het merk dat in Europa de meeste elektrische voertuigen (EV’s) heeft geleverd. Het Duitse autobedrijf wist in juli meer EV’s te slijten aan Europese klanten dan zijn Amerikaanse concurrent.

Dit blijkt uit gegevens van Jato Dynamics. Onder meer het grote succes van de Tesla Model Y zorgde ervoor dat het Amerikaanse autobedrijf lange tijd koploper was wat betreft het aantal geleverde EV’s in Europa. Hierin is juli echter verandering gekomen; voor het eerst gaat BMW aan de leiding. Het verschil is overigens niet groot. BMW wist in totaal 14,869 EV’s te slijten aan Europese klanten. Tesla volgt op de voet met 14,561 exemplaren.

Tesla Model Y nog altijd het meest verkocht

Als we inzoomen op de verkoopcijfers blijkt dat BMW zijn koppositie te danken heeft aan twee modellen. Het leverde 4,305 exemplaren van de elektrische BMW iX1 en 4,198 exemplaren van de BMW i4. Het meest verkochte EV-model was in juli echter nog altijd de Tesla Model Y, waarvan het Amerikaanse bedrijf er in Europa 9,544 wist te verkopen.

Uit de cijfers blijkt ook dat met name de vraag naar de Volkswagen ID.4 sterk is teruggelopen; VW verkocht 40% minder exemplaren van dit model dan een jaar eerder. Een andere sterke daler is de MG 4, waarvan 33% minder is verkocht. De vraag naar de Skoda Enyaq liep met 27% terug.

De sterkste stijger is de Audi Q4, waarvan 27% meer exemplaren zijn verkocht. De BMW iX1 volgt met 25%, terwijl de vraag naar de BMW i4 met 23% steeg. De relatieve nieuwkomer Volvo EX30 scoort goed en staat met 6,573 verkochte modellen op de tweede positie.

Volvo EX30 ook in Nederland populair

Ook in Nederland is de Volvo EX30 populair, blijkt uit cijfers van BOVAG. In juli zijn 970 nieuwe exemplaren op kenteken gezet, waarmee de elektrische Volvo een marktaandeel van 11,8% in handen heeft. De Tesla Model Y volgt met 829 registraties en een marktaandeel van 10,1%. De Kia Niro staat op de derde positie met 712 op kenteken gezette exemplaren en 8,7% marktaandeel.

Uit de cijfers van BOVAG blijkt dat de vraag naar modellen van Tesla terugloopt. Zo zijn in juni 2024 nog 1,768 Tesla Model Y’s op kenteken gezet, terwijl 1,664 exemplaren van de Model 3 zijn geregistreerd. Samen waren de twee exemplaren toen goed voor een marktaandeel van 29,7%. Tesla liet zijn concurrenten in juni ver achter zich; de Volvo EX30 staat op de derde positie met 1,172 registraties en een marktaandeel van 4,4%.

Hybride modellen in Nederland aan de leiding

Als we kijken naar de verkoop per brandstofsoort valt op dat hybride modellen met afstand aan de leiding gaan. Zo zijn in juli 2024 volgens BOVAG 12,648 hybride voertuigen op kenteken gezet, goed voor een marktaandeel van 47,1%. Een maand eerder waren hybride voertuigen nog goed voor 43,4% van alle verkochte auto’s. EV’s volgen in juli met 8,207 registraties en een marktaandeel van 30,6%. Daarmee is het marktaandeel licht gedaald ten opzichte van de 31,2% marktaandeel die EV’s in juni nog hadden.

De vraag naar benzinevoertuigen blijft relatief groot; in juli zijn 5,543 benzinevoertuigen op kenteken gezet, goed voor een marktaandeel van 20,7%. Wel is de vraag iets lager dan in juni, toen 23,6% van de verkochte auto’s op benzine reed. De vraag naar dieselmodellen is met een marktaandeel van 1,2% zeer beperkt en gelijk aan een maand eerder. In absolute getallen gaat het om 331 registraties.

Europese vraag naar EV’s loopt terug

Als we kijken naar Europa is het marktaandeel van EV’s met 14,6% in juli 2023 teruggelopen naar 13,5% in dezelfde maand dit jaar. Jato Dynamics schrijft deze daling toe aan het gebrek aan duidelijkheid rondom incentives op het gebied van EV’s, wat consumenten terughoudend maakt. Ook wijst Jato Dynamics op de relatief beperkte restwaarde van veel EV’s, wat eveneens een rol speelt.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Goran Horvat via Pixabay

Primeur op Schiphol: Eerste test met Ground Power Unit op waterstof

Schiphol kent een primeur: als eerste luchthaven ter wereld test het een op waterstof aangedreven Ground Power Unit (GPU). Deze zogeheten H2-GPU voorziet toestellen van KLM CityHopper op de grond van stroom, onder meer voor verlichting en stroom in de cockpit.

De luchthaven werkt samen met grondafhandelaren en de luchtvaartsector aan een uitstootvrije operatie. De test is onderdeel van het samenwerkingsverband TULIPS, dat is geïnitieerd door Schiphol en subsidie krijgt van de Europese Commissie. Binnen TULIPS werken 33 Europese luchtvaartpartijen en kennisinstituten samen aan technologieën en procedures voor het versnellen van de verduurzaming van luchthavenoperaties.

Alternatief voor e-GPU’s

Het maakt al langer gebruik van elektrische Ground Power Units (e-GPU’s) voor het leveren van stroom aan vliegtuigen aan de gate. Deze e-GPU’s zijn voorzien van een accu. Zodra de accu leeg is moet de e-GPU naar een laadpunt worden gesleept, wat tijd kost. Daarnaast beschikken e-GPU’s niet altijd over voldoende capaciteit, waardoor Schiphol soms moet terugvallen op diesel-GPU’s.

De H2-GPU kan uitkomst bieden. Het apparaat kan terug plekke worden bijgetankt, wat tijd en voertuigbewegingen bespaart. Ook helpen de H2-GPU’s de afhankelijkheid van diesel-GPU’s verder af te bouwen. Schiphol dringt zo de uitstoot van CO2 terug.

Diverse partners betrokken

Schiphol voert de test uit in samenwerking met diverse partners, waaronder KLM. Het project krijgt Europese subsidie. De H2-GPU die wordt getest is ontwikkeld door de Delftse scale-up Zepp.solutions in samenwerking met de Oostenrijkse GPU-producent Dynell. KES beheert de GPU-pool op Schiphol.

“Ik ben enorm trots dat we op Schiphol deze innovatie als eerste luchthaven wereldwijd kunnen testen. De op waterstof aangedreven GPU past binnen onze ambitie om in 2030 uitstootvrij te willen zijn met onze eigen activiteiten op de grond. Door constant te blijven innoveren en verbeteren dragen we bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit voor onze medewerkers en de directe omgeving”, aldus Sybren Hahn, Executive Director Infrastructure bij Schiphol.

“Het is belangrijk dat we waterstof aangedreven apparatuur ontwikkelen om een emissievrije grondoperatie te realiseren. De batterijoplossingen van nu voldoen namelijk niet altijd aan de operationele eisen. Bij KLM Cityhopper werken we samen met onze partners hard aan technologische oplossingen die we uiteindelijk standaard kunnen gebruiken in onze operatie. Ik vind het daarom een eer dat wij als eerste de nieuwe waterstof GPU kunnen testen”, zegt Maarten Koopmans, Managing Director bij KLM Cityhopper.

Ook andere projecten

Binnen TULIPS werken de partijen niet alleen aan de H2-GPU, maar ook aan andere projecten. Denk daarbij aan grootschalige Sustainable Aviation Fuel (SAF)-leveringen, duurzame energieopslag en circulaire materiaaloplossingen.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Schiphol

Doorstart voor Eindhovense 3D-printservice Shapeways

Het Eindhovense 3D-printservice Shapeways maakt een doorstart. Daarbij blijft alleen de Nederlandse productielocatie in Eindhoven actief.

Dit meldt curator Jeroen Tulfer, partner bij advocatenkantoor Boels Zanders. Shapeways was een spin-off van Philips. Het bedrijf bood klanten de mogelijkheid hun eigen ontwerpen te laten 3D-printen, onder meer in de Eindhovense fabriek van Shapeways. Deze fabriek telde zeker twaalf 3D-printers, die 24/7 operationeel kunnen zijn.

Creaties verkopen

Shapeways beschikte ook over een marktplaats waar ontwerpers hun creaties kunnen verkopen. Deze winkel stond onder beheer van Shapeways. Ontwerpers konden echter ook zelf een online winkel openen en hier direct producten aan bezoekers van Shapeways verkopen.

Shapeways was een vroege speler op de markt voor 3D-printservices. Het was een van de eerste bedrijven die 3D-printtechnologie wereldwijd toegankelijk maakte voor ontwerpers. Het bedrijf werd in 2007 opgericht door Marleen Vogelaar, Peter Weijmarshausen en Robert Schouwenburg.

Vestigingen in de VS en Nederland

De organisatie kende vestigingen in zowel de Verenigde Staten (VS) als Nederland. Het hoofdkantoor van het bedrijf was gevestigd in Livonia in de Amerikaanse staat Michigan. Het bedrijf vroeg begin juli in de Verenigde Staten faillissement aan. Het faillissement treft ook de Eindhovense fabriek van het bedrijf en tientallen medewerkers.

Ondanks het faillissement valt voor de Nederlandse tak van Shapeways het doek dus niet definitief. Het lokale Nederlandse management van Shapeways zet een nieuw bedrijf op voor de doorstart: Manuevo. De Nederlandse tak van Shapeways wordt voorlopig onder deze naam actief. Het is onduidelijk of op termijn de naam Shapeways weer wordt gehanteerd. Met de doorstart blijven 30 van de 53 banen bij Shapeways behouden.

Al jaren verliesgevend

Het faillissement van het Amerikaanse moederbedrijf komt niet geheel als een verrassing; het bedrijf was al jaren verliesgevend. Tulfer meldde eerder aan het Eindhovens Dagblad dat er voldoende orders waren, maar deze in de praktijk Nederland niet bereikten.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Pixabay / krzysztof

St. Antonius Ziekenhuis ontwikkelt 3D-modellen voor ondersteunen van medisch specialisten

Het St. Antonius Ziekenhuis beschikt sinds kort over een 3D-lab. In het lab ontwikkelt het ziekenhuis 3D-modellen die medisch specialisten ondersteunen bij het voorbereiden van operaties. Zo kunnen zij operaties nauwkeuriger uitvoeren en de operatietijd verkorten. Ook kunnen de 3D-modellen patiënten helpen bij het beter begrijpen van hun aandoening evenals behandelopties en mogelijke uitkomsten.

“In ons 3D lab maken we zogeheten zichtmodellen en boor- en zaagmallen”, meldt klinisch fysicus Vera Lagerburg van het St. Antonius Ziekenhuis. “Een zichtmodel is een 3D-model van bijvoorbeeld een orgaan, bloedvaten of een gewricht. Dit kan gebruikt worden voor patiëntenuitleg, scholing en training van medisch personeel en het voorbereiden van een operatie. Boor- en zaagmallen helpen de chirurg om zaagsneden en schroeven precies op de juiste plek in het bot te plaatsen. Dit is nodig wanneer een bot rechtgezet moet worden na een botbreuk of vergroeiing.”

Het 3D-model is gebaseerd op een CT- of MRI-scan. Speciale software zet deze scan om in een zichtmodel, dat vervolgens 3D-geprint kan worden. Het ziekenhuis zet daarbij fused deposit modelling (FDM) in, waarbij de 3D-print laag voor laag wordt opgebouwd uit filament.

Nier van alle kanten goed bekijken

Lagerburg: “Wanneer een patiënt bijvoorbeeld aan de nier geopereerd moet worden, kan de chirurg voor de operatie de 3D-nier van alle kanten goed bekijken. Zo kan de chirurg zich beter voorbereiden op de operatie. En niet alleen zorgverleners hebben hier profijt van; ook patiënten begrijpen beter wat er gaat gebeuren wanneer ze een 3D-model in hun handen hebben.”

Het St. Antonius Ziekenhuis onderzoekt de komende tijd voor welke aandoeningen het gebruik van het 3D-lab de meeste toegevoegde waarde oplevert. De focus ligt daarbij op complexe of zeldzame aandoeningen. Meer informatie is hier beschikbaar.

Complexe hartoperaties ondersteunen

Ook andere ziekenhuizen zetten 3D-modellen in ter ondersteuning van de zorg die zij leveren. Een voorbeeld is het Catharina Ziekenhuis, dat met behulp van een 3D-model complexe hartoperaties ondersteunt. De modellen helpen chirurgen bij de voorbereiding van complexe chirurgie, en stelt hen in staat het hart letterlijk in de hand te hebben.

Net als het St. Antonius Ziekenhuis zet het Catharina Ziekenhuis het 3D-model ook in tijdens gesprekken met de patiënt, onder meer voor het bespreken van het hartprobleem, mogelijke behandelopties en daaraan verbonden risico’s.

Niertumoren nauwkeurig lokaliseren en verwijderen

Een ander voorbeeld is het Prinses Máxima Centrum, dat 3D-modellen inzet om de chirurg te helpen met het nauwkeurig lokaliseren en verwijderen van niertumoren. Het gebruik van 3D-modellen dringt de risico’s terug van niersparende chirurgie, waarbij het gezonde deel van de nier behouden blijft. Het model is op een beeldscherm of als hologram te bekijken.

Ook het Meander Medisch Centrum werkt met 3D-modellen. Uroloog dr. Anne Lont verwijderde vorig jaar een niertumor aan de hand van een 3D-model. De patiënt had slechts één nier, en op deze nier groeide een tumor die verwijderd moest worden. Het 3D-model maakte het mogelijk de tumor te verwijderen en tegelijkertijd de nier te behouden, waardoor de patiënt niet afhankelijk zou worden van dialyse.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Darko Stojanovic via Pixabay

VS leggen Chinese software in autonome voertuigen aan banden

Het Amerikaanse ministerie van Handel komt naar verwachting op korte termijn met een verbod op het gebruik van software ontwikkeld in een ‘buitenlandse staat die zorgen oplevert’ in autonome en met internet verbonden voertuigen. Het gaat verluid onder meer om China. De wetgeving is gericht op voertuigen met SAE-level 3 autonomie en hoger.

Dit meldt Reuters op basis van bronnen. Een dergelijk verbod zou een flinke tegenslag zijn voor Chinese autofabrikanten. Niet alleen mogen zij hierdoor geen voertuigen met Chinese software voor zelfrijdende mogelijkheden op de Amerikaanse markt brengen, ook mogen zij dergelijke software niet meer testen op de Amerikaanse wegen.

SAE-level 3 of hoger

De maatregelen zijn specifiek gericht op voertuigen met SAE-level 3 autonomie en hoger. Dit niveau omschrijft autonomie waarbij het voertuig in specifieke situaties zelfstandig kan rijden. Bestuurders mogen hun handen van het stuur halen en iets anders doen. Zij moeten echter altijd in staat zijn snel de controle over het stuur weer over te nemen.

Ook op voertuigen met SAE-level 4 en 5 is de vermeende wetgeving van toepassing. SAE-level 4 zijn voertuigen die bijna altijd autonoom kunnen rijden. Indien het voertuig zich binnen zijn Operational Design Domain (ODD) bevindt, mogen gebruikers iets anders doen. Het ODD is het domein waarbinnen een (deels) zelfrijdende voertuigen opereert. Het gaat daarbij onder meer om specifieke weers- en wegomstandigheden.

SAE-level 5 is het hoogste niveau van autonomie op de schaal van SAE. Een auto met SAE-level 5 is altijd en in iedere situatie zelfrijdend.

Nog deze maand van kracht

De bronnen van Reuters melden dat de Amerikaanse overheid het verbod nog deze maand van kracht willen laten worden. Dat zou betekenen dat autofabrikanten op korte termijn zullen moeten aantonen dat de software die in hun voertuigen met SAE-level 3 autonomie of hoger geen software van Chinese makelij gebruiken.

Daarnaast melden de bronnen dat ook voertuigen met geavanceerde draadloze communicatiemodules van Chinese makelij van de Amerikaanse wegen worden verbannen.

Alleen China bij naam genoemd

China is het enige land dat door de bronnen van Reuters bij naam wordt genoemd. De wetgeving is echter gericht op landen waarover de VS zich ‘zorgen’ zeggen te maken. Het ministerie van Handel meldt in een toelichting aan Reuters dat het specifiek gaat om ‘nationale veiligheidsrisico’s gerelateerd aan het gebruik van verbonden technologieën in verbonden voertuigen’.

Het Bureau of Industry and Security, onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Handel, werkt aan een voorstel voor het verbod. Dit verbod wordt naar verluid voorgelegd aan de automotive-industrie, dat de gelegenheid krijgt hierop te reageren.

De Chinese ambassade in het Amerikaanse Washington is kritisch. Het stelt onder meer dat alleen eerlijke concurrentie kan leiden tot technologische vooruitgang. Het roept de VS op zich aan de marktprincipes en internationale handelsregels te houden, en een gelijk speelveld te creëren voor alle landen. Ook kondigt de ambassade aan dat China zijn rechten en belangen ‘sterk zal verdedigen’.

Onderdeel van breder pakket maatregelen

De Amerikanen nemen al langer maatregelen tegen Chinese autofabrikanten. Zo voerden de Amerikaanse overheid in mei al een importheffing van 100% in op elektrische voertuigen (VS) van Chinese makelij. Dit is een forse verhoging ten opzichte van de importheffing van 25% die voorheen gold. Het beschuldigt China van oneerlijke handelspraktijken met betrekking tot onder meer intellectueel eigendom. Met de importheffing van 100% – die ook is ingevoerd op onder meer Chinese chips, bepaalde staal- en aluminiumproducten, accu’s en onderdelen voor accu’s – zeggen de VS China te willen motiveren afscheid te nemen van deze handelspraktijken.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Florian Kurz via Pixabay

Nieuwe subsidie voor productielijnen voor elektrolysers, batterijen en zonnepanelen

De Rijksoverheid introduceert de Investeringssubsidie Maakindustrie Klimaatneutrale Economie (IMKE). Met deze subsidieregeling stimuleert het kabinet investeringen in productielijnen voor elektrolysers, batterijen en zonnepanelen.

De subsidie is gericht op het opzetten van productielijnen voor het produceren van batterijen, elektrolysers en zonnepanelen. Daarnaast is ook geld beschikbaar voor productielijnen voor noodzakelijke onderdelen van deze producten. Het kan gaan om het opzetten van een volledig nieuwe productielijn, maar ook om het uitbreiden van de productiecapaciteit van een bestaande productielijn of het ombouwen van een bestaande productielijn.

Wie investeert in een productielijn voor batterijen, mag ook subsidie aanvragen voor de productie of het terugwinnen van grondstoffen. Het moet daarbij gaan om kritieke grondstoffen die noodzakelijk zijn voor de productie van batterijen of noodzakelijke onderdelen daarvan.

Elektrolysers

Wat betreft elektrolysers komt de productie van de volgende noodzakelijke onderdelen in aanmerking voor subsidie:

  • anodes
  • bipolaire platen
  • diafragma’s
  • drukregulatoren
  • kathodes
  • kleinschalige waterstofopslag
  • membranen
  • temperatuurregulatoren
  • vermogenelektronica
  • warmtewisselaars
  • waterpompsystemen
  • waterstofcompressoren
  • waterstofdetectiesystemen
  • waterstofzuiveringsystemen
  • waterzuiveringssystemen

Zonnepanelen

Wat betreft noodzakelijke onderdelen voor zonnepanelen gaat het om heterojunctionzonnecellen, perovskietfolies, perovskietzonnecellen en tandemzonnecellen.

Batterijen

Voor de productie van batterijen is subsidie beschikbaar voor productielijnen voor bulkbatterijen, lithium-ion batterijen, natrium-ion batterijen, redox-flow batterijen en solid-state batterijen. Daarnaast komen de volgende noodzakelijke onderdelen voor batterijen in aanmerking:

  • anodes
  • cellen
  • coatingmaterialen
  • elektrolytmaterialen
  • kathodes
  • packs
  • stacks

In totaal is 148 miljoen euro beschikbaar. 20 miljoen euro is gericht op productielijnen voor batterijen, terwijl voor de productie van elektrolysers een bedrag van 100 miljoen euro beschikbaar is. Voor partijen die een productielijn voor zonnepanelen willen opzetten, is in totaal 28 miljoen euro gereserveerd.

De subsidie aanvragen is mogelijk tussen 1 oktober 2024 en vrijdag 31 januari 2025. Een uitzondering zijn de subsidies voor productielijnen voor zonnepanelen; deze subsidie is per 2 december 2024 beschikbaar. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) organiseert op 13 augustus een online voorlichtingsbijeenkomst over de nieuwe regeling. Deelnemers krijgen hier onder meer tips om hun aanvraag goed voor te bereiden. Meer informatie over de voorwaarden van de subsidieregeling is hier beschikbaar.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: PublicDomainPictures via Pixabay

AI- en robotstartup Flink Robotics ontvangt ruim 161.000 euro aan financiering

Flink Robotics, een spin-off van de Zwitserse universiteit ETH Zürich, ontvangt 150,000 Zwitserse frank (omgerekend zon 161.073 euro) aan financiering van Venture Kick. Het bedrijf wil het geld gebruiken om zijn product op de markt te brengen en zijn eerste klanten aan te trekken.

Industriële robots zijn op grote schaal te vinden in fabrieksomgevingen. Voor minder gestructureerde omgevingen zijn de robots echter vooralsnog minder geschikt; hier vinden veel werkzaamheden nog altijd met de hand plaats. Denk daarbij aan het verpakken, sorteren of juist uitpakken van goederen.

Plug-and-play werknemers

Flink Robotics wil hierin verandering brengen. Het wil van robots eenvoudig aanpasbare en ‘plug-and-play’ werknemers maken, die een breed scala aan dynamische taken rondom het verwerken van goederen kunnen uitvoeren. De robots moeten in slechts enkele minuten in een bestaande omgeving geïnstalleerd kunnen worden, zonder de omgeving op de robots te hoeven aanpassen.

Centraal daarbij staat FlinkAutonomy. Dit is software ontwikkeld door Flink Robotics die de robots in staat stellen veranderingen in hun omgeving op te merken en hierop in te spelen. Ook stelt de software de robots in staat met elkaar samen te werken en samen bepaalde taken uit te voeren.

Het bedrijf richt zich initieel op pakketbezorging en de verpakkingsindustrie. In beide sectoren bestaan flinke tekorten aan personeel, wat robots een interessant alternatief maakt.

Go-to-market versnellen

De omgerekend ruim 161.000 euro die Flink Robotics van Venture Kick ontvangt wil de AI-startup gebruiken voor het versnellen van zijn go-to-market strategie, evenals het uitvoeren van aanvullende pilotprojecten.

Venture Kick is in 2007 gelanceerd en kent als doel het vergroten van het aantal spin-offs afkomstig van Zwitserse universiteiten, het versnellen van hun time-to-market en aantrekkelijker maken van dergelijke jonge bedrijven voor investeerders. Venture Kick richt zich specifiek op veelbelovende bedrijven die een unieke aanpak en uniek programma kennen.

Spin-off

Flink Robotics is een spin-off van het Computational Robotics Lab van ETH Zürich en verbonden aan het ETH AI Center. Het bedrijf is opgericht door Dr. Moritz Geilinger (CEO), Simon Huber (CTO) en hoogleraar Dr. Stelian Coros (CSO).

“De steun van Venture Kick is een erkenning van ons werk en ons potentieel om de robotautomatiseringsindustrie te transformeren,” zegt Geilinger. “De financiering was van cruciaal belang bij de lancering van ons bedrijf, en leverde de benodigde middelen om onze eerste klanten veilig te stellen en de eerste versie van ons product te ontwikkelen.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Rudy en Peter Skitterians via Pixabay

Autofabrikanten matigen verwachtingen rondom verkoop van EV’s

Steeds meer autofabrikanten lijken de verwachtingen wat betreft de verkoop van hun elektrische voertuigen (EV’s) te matigen. De nieuwste is het Duitse Porsche, dat deze week aankondigt dat zijn transitie naar EV’s meer tijd in beslag neemt dan verwacht.

Waar Porsche eerder nog aankondigde te verwachten dat 80% van alle auto’s die het in 2030 verkocht elektrische zou zijn, komt het bedrijf hier nu op terug. Het meldt aan Reuters dat de transitie naar EV’s meer tijd in beslag neemt dan eerder gedacht. De fabrikant neemt niet volledig afscheid van de doelstelling, maar stelt wel dat deze alleen haalbaar is indien de vraag vanuit klanten en ontwikkelingen in de sector dit toelaten.

Ford: ‘2030 is te ambitieus’

Porsche staat daarbij niet alleen; ook diverse andere autofabrikanten stelden de afgelopen tijd hun verwachtingen rondom EV-verkopen naar beneden bij. Ook Ford is teruggekomen op zijn EV-ambities. Het bedrijf kondigde in 2021 het doel aan om in 2030 uitsluitend nog EV’s aan klanten te sluiten. Ford noemt dit nu echter te ambitieus; topman Marin Gjaja meldt aan Autocar de doelstelling los te laten. Als reden noemt Gjaja daarbij enerzijds de vraag naar EV’s, en anderzijds onzekerheid over relevante wetgeving.

Ford biedt in Europa als EV de Mustang Mach-E en Explorer aan, waar onlangs de nieuwe Capri is bijgekomen.

GM: ‘We gaan een miljoen niet halen’

Het Amerikaanse General Motors (GM) verwacht eveneens zijn gestelde EV-ambities niet te gaan halen. Het bedrijf kondigde eerder nog aan in 2025 in de Verenigde Staten 1 miljoen EV’s te willen slijten. In een recente interview met CNBC geeft CEO Mary Barra echter aan dat dit doel niet gehaald gaat worden, aangezien de markt zich onvoldoende ontwikkeld.

“We gaan een miljoen niet halen doordat de markt zich niet ontwikkeld, maar we zullen er komen”, aldus Marra. “We worden daarbij geleid door de klant.” Een woordvoerder van GM voegt daaraan toe dat de EV-plannen van de Amerikaanse autofabrikant voortaan ‘flexibel’ zijn en gebaseerd op vraag.

Mercedes investeert in verbrandingsmotoren

Mercedes kondigde eerder nog aan in 2030 uitsluitend elektrische voertuigen te willen verkopen. Op dit doel is het Duitse bedrijf begin dit jaar al teruggekomen; het kondigde aan ook tot ver na 2030 verschillende aandrijflijnen aan te bieden.

CEO Ola Källenius meldde vorige maand aan het Duitse Wirtschaftswoche dat het bedrijf 14 miljard euro investeert in de ontwikkeling van personenauto’s. Het geld is bedoeld voor de ontwikkeling van EV’s en digitalisering, maar ook voor de ontwikkeling van hightech verbrandingsmotoren. Het is niet bekend welk deel van het budget op verbrandingsmotoren is gericht.

Bentley: ‘Eerste EV komt zeker jaar later’

Op de eerste elektrische Bentley moeten we eveneens langer wachten. Het Britse merk kondigde eerder aan dit model in 2025 te willen presenteren. Topman Adrian Hallmark meldt nu echter aan Automotive News Europe dat we de eerste elektrische Bentley niet voor eind 2026 hoeven te verwachten. Leveringen aan klanten vinden vanaf halverwege 2027 plaats.

Hallmark wijst daarbij onder meer op de sterke vraag naar plug-in hybrids. Denk echter daarbij aan software, waarvan de ontwikkeling langer in beslag nemen. Ook stelt Hallmark dat er binnen Bentley nog zorgen bestaan over het onderliggende platform van de EV die het wil introduceren.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Pixabay / Gerd Altmann

Technologische industrie is groeimotor van Nederlandse industrie

Digitalisering, elektrificatie en de doorbraak van kunstmatige intelligentie (AI) zorgen voor structurele groei in de vraag naar technologische producten wereldwijd. De technologische industrie is de afgelopen jaren hierdoor uitgegroeid tot de groeimotor van de totale Nederlandse industrie.

Dit meldt ING in een analyse van de technologische industrie. “In ruim 50 jaar is het aandeel van de industrie in de economie meer dan gehalveerd, maar vooral door de groei van de technologische industrie, is haar aandeel in de economie toegenomen van 10,7% in 2013 tot 12% in 2023. Het halfgeleidercluster profiteerde hier het meeste van: zo wonnen Nederlandse chipmachinefabrikanten snel terrein met inmiddels een omzetaandeel van meer dan 60% – grotendeels ASML (50%) – in de machine-industrie, de grootste technologische groeibranche”, schrijft Edse Dantuma, econoom Industry & Healthcare bij ING.

Sterke uitgangspositie

Dantuma wijst ook op de sterke uitgangspositie van de Nederlandse technologische industrie; de sector is in Nederland bovenmatig gerobotiseerd. Met 205 robots per 10.000 werkzame personen kent Nederland zelfs de hoogste robotiseringsgraad van grote westerse industrielanden. Ook is er voldoende groeipotentieel.

Tegelijkertijd wijst ING op de noodzaak tot verdere productiviteitsverhogende technologische vernieuwingen voor het benutten van dit groeipotentieel. Vooral aangezien de personeelsschaarste in de sector steeds groter dreigt te worden. ING wijst daarbij op het versoberen van de expatregeling, maar ook op de verscherpte eisen voor arbeids-, studie- en kennismigranten. Dit vraagt van bedrijven en overheden nog intensieve kennissamenwerking en meer investeringen in R&D.

Gert Jan Braam, Sectorbanker Industry bij ING: “Technologieproducenten hebben bewezen de nieuwe groeimotor van de Nederlandse industrie te zijn. Maar die groei kan alleen worden vastgehouden met een steile innovatiecurve. Voor bedrijven die zich meer aan het begin van productieketens bevinden is daarbij doorgaans veel winst te behalen met het optimaliseren van processen via bijvoorbeeld robotisering en digitalisering. Aan het eind van de keten kunnen eindproducenten juist sneller groeien door de marktwaarde van hun productaanbod via productinnovaties te vergroten.”

Autonomie van Europa vergroten

In de analyse benadrukt ING dat de industrie essentieel is voor het vergroten van de autonomie van Europa. Het wijst daarbij op de ontwikkeling van opkomende technologie in de afgelopen decennia en de snelle opkomst van de Aziatische industrie. Tegelijkertijd is het mondiale aandeel van de Europese evenals Amerikaanse industrie teruggelopen van een derde naar minder dan een kwart. Ook vormen opkomende industrieën zoals China en Vietnam steeds grotere concurrenten voor westerse industrieën.

“Voortzetting van dit pad leidt volgens lange-termijnramingen van Oxford Economics tot verdere afname van het Europese industrieaandeel tot naar verwachting circa een vijfde in 2040-2045. Wel neemt de vaart van de inhaalgroei af, doordat de snelheid van waardecreatie meer eigen middelen, meer kennis en hoogwaardigere technologieën vergt”, schrijft ING.

Al enige tijd zetten Nederland en Europa in om meer industriële autonomie. Onder meer met het oog op geopolitieke onrust en risico’s. De technologische industrie ziet hierdoor de vraag toenemen door overheidsinvesteringen die voor een autonomere positie in strategische technologieën zorgen. Denk daarbij aan halfgeleiders, fotonica, mechatronica, AI en kwantumtechnologie.

De kosten van wereldwijde toeleveringsketens stijgen. Niet alleen door de toegenomen risico’s, maar ook doordat de productiekosten in opkomende economieën relatief hard zijn gestegen. Nederland kent traditioneel net als andere ontwikkelde economieën relatief hoge loonkosten. De toenemende vergrijzing en daarmee gepaard gaande krapte op de arbeidsmarkt zorgt naar verwachting op verdere opwaartse druk op de loonkosten. Dit betekent ook dat het verschil in loonkosten met opkomende economieën steeds kleiner wordt.

Economisch aandeel van sector groeit

Ook wijst ING erop dat na afname en stabilisatie het economisch aandeel van de technologische industrie groeit. “In ruim 50 jaar tijd is het aandeel van de industrie in de Nederlandse economie meer dan gehalveerd, van 25% begin jaren ’70 tot 12% in 2023. Sinds de kredietcrisis is een industriële opleving gaande. Hoewel er eerder ook al sprake was van een tijdelijk herstel – een 1,4 procentpunt bbp toename tussen 1983 en 1988 – houdt de huidige groeiperiode langer aan. Sinds 2014 neemt het aandeel (met ups en downs) weer toe, met in totaal een plus van 1,2 procentpunt in tien jaar. Dit fenomeen is vooral zichtbaar in de technologische industrie”, aldus ING.

Technologische maakbedrijven zijn in de afgelopen vijf jaar uitgegroeid tot een echte groeimotor van de Nederlandse industrie. Gecorrigeerd voor prijsveranderingen is de toegevoegde waarde – het verschil tussen de productie en het verbruik van energie, materialen en diensten – in de Nederlandse technologische industrie in de afgelopen vijf jaar bijna twee keer zo hard gegroeid (+5,8% per jaar) als in de overige industrie (+3,1%). De energie-intensieve industrie kromp tegelijkertijd fors (-4,2%).

De machine-industrie is de sterkst groeiende deelsector (+12% per jaar), gevolgd door overige transportmiddelen (+7%) en elektrische apparaten (+4%). Als we kijken naar de afgelopen twaalf maanden hoort ook de elektronische apparaten- en componentenindustrie in de top vier thuis. Machinebouwers zagen hun economisch aandeel binnen de technologische sector in de afgelopen twintig jaar verdubbelen tot 46% van de toegevoegde waarde. Metaalbewerkers zijn de belangrijkste toeleveranciers van deze sector en profiteren van deze groei. De auto- en aanhangwagenindustrie kende voor en na de COVID-19 pandemie een aantal goede jaren. Dit jaar ondervindt de sector echter de gevolgen van de sluiting van Nedcar.

Groeiende vraag door elektrificering en digitalisering

Eindfabrikanten en toeleveranciers van machines, elektrische en elektronische apparaten en componenten profiteren van de groeiende vraag naar producten voor de verdere elektrificatie en digitalisering van Nederland. Het halfgeleidercluster en haar toeleveranciers profiteren van de toenemende vraag. Ook de populariteit van generatieve AI geeft hieraan een impuls. “De benodigde AI-rekenkracht en de sterke toename van elektronica – en daarmee het aantal chips per product – zorgen voor een structurele vraaggroei, die door een schommelende conjunctuur slechts tijdelijk is teruggevallen. Chips komen zowel vaker voor in traditionele als in nieuwe producten, zoals elektrische voertuigen. Verder neemt het aantal elektronische producten in zijn geheel toe. Bovendien zijn voor de elektronische aansturing, digitale koppelingen met andere systemen en ingebouwde sensors, per product veel meer chips nodig dan in traditionele (analoge) apparaten”, schrijft ING.

Tot slot wijst het op het energiezuiniger maken van producten, wat een groeiend aantal chips vereist. Bijvoorbeeld om klimaatbeheersing op een lage stand te laten draaien indien er geen personen in een pand aanwezig zijn.

Als we inzoomen op de machine-industrie is de branche van chipmachinemakers al jarenlang de sterkst groeiende deelsector. “In 2021, het laatst beschikbare jaar, was deze deelsector al goed voor 50% van de omzet en 80% van de totale winst van de machine-industrie. In 2023 is dit omzetaandeel van chipmachinefabrikanten naar schatting toegenomen tot meer dan 60% en dat van ASML alleen al tot ruim 50%”, aldus ING. Ook de elektronische apparaten en -onderdelenindustrie profiteert van de grote vraag naar chips. Hoewel de omzet in de deelsector onder druk staat, laat de branche met producenten van halfgeleiders, printplaten en overige elektronische componenten sinds 2015 jaarlijks 8% omzetgroei zien.

Wat betreft arbeidsproductiviteit laten de drie koplopers in de technologische sector een forse stijging zien. Zo was de machine-industrie in 2022 bijna 80% productiever dan in 2016. De deelsectoren elektronische apparaten en componenten evenals elektrische apparaten laten een wisselvalliger verloop zien. De productiviteitsgroei ligt per saldo net boven het gemiddelde van de hele sector.

‘Innoveren is cruciaal voor verdere groei’

Het realiseren van verdere groei vraagt volgens ING om een combinatie van meer arbeidsuren, meer kapitaalinvesteringen en meer innovatie. Tegelijkertijd is personeel schaars, en neemt deze schaarste naar verwachting alleen maar verder toe. Zo wijst het op recent onderzoek van McKinsey, dat voorspelt dat de Nederlandse arbeidsmarkt in 2030 maar liefst drie keer zo krap kan zijn als nu.

De totale-factorproductiviteit (TFP) meet de efficiëntie van productieprocessen. Onder meer schaalvoordelen en veranderingen in de bezettingsgraad zijn hierop van invloed. Denk echter ook aan technologische vernieuwing.

“Deze groeifactor omvat dat deel van de groei dat wordt verklaard door technologische vooruitgang in brede zin en niet door veranderingen in de inzet van arbeid en kapitaal. In de laatste tien jaren met volumegroei was de TFP de belangrijkste industriële groeifactor. Vooral in de sterk groeiende technologische deelsectoren kwam een relatief groot deel (69% tot 84%) van de waardecreatie uit TFP-groei voort. Technologische innovaties die dit mogelijk maken zijn bijvoorbeeld een nieuw type (chip)machine (zoals EUV- in plaats van DUV-machines) die efficiënter is of kwalitatief waardevollere producten kan maken, maar ook kwantumcomputers of nieuwe toepassingen op basis van AI hebben het in zich om meer toegevoegde waarde per (arbeid- of kapitaal-)input te creëren”, aldus ING.

Uitdagende omstandigheden

Gevraagd naar de belangrijkste structurele belemmeringen die bedrijven zien noemen zij niet zozeer de vraag, maar juist een tekortschietende capaciteit. Denk daarbij aan netcongestie, maar ook aan een schaarste aan beschikbare fysieke ruimte voor bedrijfsgebouwen en woningen voor medewerkers. Ook wijst ING op de zeer hoge netwerktarieven in Nederland evenals de toenemende (Europese) regeldruk.

Tegelijkertijd leidt het streven naar meer autonomie op Europees en landelijk niveau niet alleen tot meer overheidssteun, maar ook tot handelsbelemmeringen. ING: “Uitvoerbeperkingen en importheffingen lokken tegenreacties uit, wat per saldo veelal ten koste gaat van de groei. Zeker voor een zeer internationaal georiënteerde industrie als de technologische is dat een risico. De grootste beperkende factor voor toekomstige groei vinden industriële ondernemers echter de toenemende personeelsschaarste. Zij geven aan dat dit hun continue aandacht heeft en dat, naast actieve werving en scholing, vooral ook verdere automatisering nodig is.”

Opvallend is dat de populariteit van technologische opleidingen nauwelijks is toegenomen. Het aandeel techniekstudenten in het hoger onderwijs is zo’n 17%. Dit is nog altijd fors lager dan in de meeste andere West-Europese landen, waar dit aandeel vaak minimaal 25% bedraagt. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs is op dit gebied nagenoeg geen vooruitgang geboekt.

Groeiend aantal robots

Het aantal robots in de technologische industrie is in 2021 en 2022 sterk gegroeid. Per 10.000 werkzame personen zijn inmiddels 205 robots actief in de technologische industrie. Dit is de hoogste robotiseringsgraad van de grote westerse industrielanden. “Hierbij laten we de in Nederland relatief ondervertegenwoordigde, maar sterk gerobotiseerde (vracht)auto-industrie buiten beschouwing. Sinds de coronapandemie vormt de snel toegenomen personeelsschaarste een extra reden om taken versneld te robotiseren”, schrijft ING.

Ook neemt de meerwaarde van robots toe, ook in productieprocessen met een focus op sterk variërende, complexere en kleinere productieseries. Zo maakt computergestuurde softwareprogrammering robots ook voor zeer lage volumes rendabel. Ook stellen ondernemers dat robots het werk voor vakkrachten juist interessanter maakt, doordat zij zich kunnen richten op het optimaliseren van het proces.

De technologische sector is in belangrijke mate gedigitaliseerd. “Binnen de Nederlandse technologische industrie heeft vooral de metaalbewerking nog grote stappen te zetten op weg naar verdere digitalisering. De machine-industrie loopt voorop. Maar liefst 62% van de bedrijven kent in deze deelsector een hoge tot zeer hoge digitaliseringsgraad”, aldus ING.

‘Digitale communicatie onmisbaar voor smart industry’

Digitale communicatie tussen en binnen bedrijven speelt een onmisbare rol in de ontwikkeling van een ‘smart industry’, ook wel ‘industry 4.0’ genoemd. Zo kunnen digitale technologieën de efficiëntie van het ontwerpen, fabriceren en distribueren van producten vergroten. Denk daarbij aan slimme software, robot en sensors.

ING noemt verdere digitalisering nodig voor het verhogen van de productiviteit met toepassingen voor kunstmatige intelligentie (AI). Denk daarbij aan het onderling verbinden van IT-systemen en IT- en productieprocesen om geschikte data voor AI-aansturing te genereren. ING verwacht dat het nog jaren zal duren voordat AI zijn volledige industriële potentieel waarmaakt.

Tegelijkertijd neemt het aantal waardevolle AI-toepassingen snel toe. ING: “Inmiddels zijn AI-toepassingen volop in ontwikkeling en wordt AI al op verschillende manieren ingezet. Naast AI-gestuurd voorspellend onderhoud wordt AI bijvoorbeeld voor optimalisatie van de productieplanning ingezet. Ook kwaliteitscontroles kunnen effectiever worden wanneer AI-systemen sensordata tijdens de productie analyseren om vroegtijdig het proces bij te kunnen sturen in geval van fouten. Verder kunnen AI-gestuurde robots autonomer werken dan voorgeprogrammeerde robots, waardoor steeds kleinere productseries geautomatiseerd kunnen worden.”

R&D, kennissamenwerking en schaalgrootte

ING noemt meer investeren in R&D voor technologische maakbedrijven van essentieel belang voor het realiseren van productiviteitsverhogende innovaties. Binnen de technologische industrie investeren innovatievere deelsectoren als de machine-industrie, de elektrische-apparatenindustrie en de elektronische apparaten- en componentenindustrie aanzienlijk meer in R&D dan minder innovatieve sectoren, zoals de transportmiddelenindustrie, de metaalindustrie en de deelsector reparatie van machines en installaties.

Naast een hoog niveau van productiviteit, kennis en kunde is ook intensieve samenwerking in onderzoeks- en innovatie-ecosystemen een hoeksteen van het Nederlandse succes. “Technologische maakbedrijven werken onderling ook relatief veel en vaak in grote openheid samen, veelal binnen regionale clusters met onderzoeksorganisaties en onderwijsinstellingen. Dit is een belangrijke bron van kennisverspreiding en productiviteitsgroei”, aldus ING.

Overheidsinvesteringen in R&D dalen weer

ING wijst er ook op dat nu Nederland het in Europees verband afgesproken en landelijke streefdoel van minimaal 3% bbp aan overheidsinvesteringen in R&D in 2024 bijna haalt, deze investeringen juist weer worden teruggeschroefd. Zo onttrekt het nieuwe kabinet geld aan het Nationaal Groeifonds en wil het bezuinigen op onderzoeksuitgaven. Naar verwachting leiden deze aankondigingen tot een verdere verlaging van de al voorziene daling van de R&D-uitgaven tussen 2024 en 2028.

Bedrijven moeten hun processen en werkwijzen aanpassen voor het succesvol inzetten van nieuwe technologie, waarschuwt ING. Zowel flexibiliteit als schaalgrootte is van belang voor het implementeren van nieuwe innovaties. Onderzoeken tonen aan dat grote bedrijven gemiddeld productiviteitsverhogende technologie sneller implementeren. Ook kunnen grote bedrijven over het algemeen de toenemende kosten van R&D, ICT, het opleiden van personeel en verantwoordingseisen beter dragen dan kleine partijen.

Lees de volledige analyse van ING hier.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: jarmoluk via Pixabay

GE Healthcare neemt ontwikkelaar van AI voor medische beelden over

GE Healthcare neemt Intelligent Ultrasound Group uit Wales over voor 51 miljoen dollar. Het Amerikaanse bedrijf integreert de kunstmatige intelligentie (AI) van Intelligent Ultrasound Group al langer in zijn portfolio. Dankzij de overname krijgt het bedrijf deze technologie nu in handen.

Intelligent Ultrasound Group is een bedrijf dat zich richt op de ontwikkeling van AI voor medische toepassing. Specifiek wil het bedrijf de analyse van medische beelden slimmer en efficiënter maken met behulp van AI. GE Healthcare en Intelligent Ultrasound Group zijn geen onbekenden van elkaar. Zo maakt GE Healthcare al langer gebruik van technologie van het bedrijf uit Wales.

Technologie al langer geïntegreerd

Concreet gaat het daarbij onder meer om de ScanNav Assist AI-software, die real-time analyses van medische beelden met behulp van AI mogelijk maakt. Deze software is al langer geïntegreerd in de SonoLystlive en SonoLyst X/IR, software die beschikbaar is op de Voluson-echografiesystemen. Met de overname van Intelligent Ultrasound Group wil GE Healthcare de ontwikkeling van deze oplossingen ondersteunen en op de lange termijn efficiënties realiseren.

Als onderdeel van de overname treedt het onderzoeks- en ontwikkelteam van Intelligent Ultrasound Group in dienst bij GE Healthcare. Zij gaan zich als onderdeel van het Amerikaanse bedrijf richten op het doorontwikkelen van AI-ondersteunde beeldherkenning en de echografiesystemen van GE Healthcare.

Ook Caption Health overgenomen

GE Healthcare nam vorig jaar ook Caption Health over. Dit bedrijf richt zich op het ondersteunen van echografie met behulp van AI. Caption Health is de ontwikkelaar van Caption Care. Deze oplossing zet AI in voor het sneller opsporen van hartziekten op echografische beelden. Zo wil Caption Health de behandeling vereenvoudigen en kosteneffectiever maken.

Ook maken de oplossingen van Caption Health het maken van echografische beelden eenvoudiger. Hierdoor kunnen een bredere reeks zorgprofessionals basis-echografische beelden maken. Dit moet radiologen – die vaak met een hoge werkdruk kampen – ontlasten.

‘Verschil maken op het gebied van medische beeldvorming’

“Ik geloof echt dat we aan het begin staan ​​van een golf van AI die een diepgaand verschil zal maken op het gebied van medische beeldvorming, en vooral echografie”, zegt Nick Sleep, Chief Operating Officer, Intelligent Ultrasound. Sleep treedt als onderdeel van de overname in dienst bij GE Healthcare. “Door deel uit te maken van de GE HealthCare-familie zal de acceptatie van deze technologie worden versneld en kan het gebruik van echografie voor klanten nog eenvoudiger worden.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Tung Lam via Pixabay

Onderhoud- en servicebedrijven presteren in Q2 bovengemiddeld; machinebouwers juist ondergemiddeld

De prestaties van de MKB-maakindustrie variëren sterk. Zo presenteren onderhouds- en servicebedrijven evenals engineering- en adviesorganisaties bovengemiddeld. Machinebouwers scoren juist slechter dan gemiddeld.

Dit blijkt uit de Koninklijke Metaalunie Economische Barometer over het tweede kwartaal van dit jaar. Gemiddeld is de Stand van de MKB-maakindustrie – het saldo van alle positieve en negatieve antwoorden op de vragen van de Economische Barometer – aan het einde van Q2 gelijk aan het langjarig gemiddelde van de Economische Barometer.

Orders uit binnenland in grote lijnen gelijk

Wat betreft orders vanuit eigen land is er nauwelijks groei zichtbaar ten opzichte van Q1. Zo is bij een kwart van de bedrijven het aantal binnenlandse orders gestegen, terwijl deze bij een evengrote groep juist is gedaald. Bij de helft is geen verandering zichtbaar. Machinebouwers en met name verspanende bedrijven zagen hun orderpositie in Q2 sterker afnemen dan gemiddeld in de MKB-maakindustrie.

Tegelijkertijd is de waardering van de ordepositie binnenland met 18% gestegen dan het afgelopen halfjaar. Koninklijke Metaalunie meldt dat 37% van de bedrijven tevreden is over de binnenlandse orderpositie, terwijl 19% dat niet is.

De verwachtingen voor het derde kwartaal zijn aanmerkelijk positiever dan de afgelopen jaren. Zo verwacht ruim een derde een toename van de binnenlandse orderpositie in het derde kwartaal. De gemiddelde orderportefeuille in weken is in Q2 toegenomen ten opzichte van het eerste kwartaal en bedraagt nu 11,8 weken. Dit is bijna een week meer dan aan het einde van Q1.

Meer export

Ook de orderpositie buitenland is voor het eerst weer bij meer respondenten toegenomen dan afgenomen. Zo meldt 35% van de exporterende bedrijven dat hun portefeuille is gegroeid. Een kwart meldt dat deze juist is afgenomen. Plaatbewerkers zijn daarbij bovengemiddeld positief.

44% van de respondenten meldt dit kwartaal te exporteren. Van de exporterende partijen meldt 6% tot 10% van hun omzet uit export te halen. Bij de overige 38% ligt dit gemiddeld op 46%. Meer ondernemers zijn positief over hun exportpositie. Zo geeft 35% aan tevreden te zijn, terwijl 23% meldt ontevreden te zijn. Onder deze laatste groep zitten relatief veel machinebouwers, meldt Metaalunie.

De verwachtingen wat betreft orders vanuit het buitenland zijn positief. Zo verwacht 34% meer orders binnen te halen, terwijl 16% juist minder orders uit het buitenland verwacht. Opvallend daarbij is dat machinebouwers het meest positief zijn over het volgende kwartaal.

Hogere prijzen

De prijzen van MKB-maakbedrijven stijgen. Zo meldt 22% van de bedrijven de verkoopprijs in Q2 te hebben verhoogd. 8% verlaagde juiste de prijzen.

Ook trekken bedrijven meer personeel aan. Gemiddelde werken bij MKB-maakbedrijven 19 medewerkers. Hiervan beschikt 16,8 fte gemiddeld over een vaste aanstelling, terwijl 2,2 fte een flexibel contract heeft. In percentages betekent dit dat 12% van de medewerkers over een flexibel contract beschikt.

Minder vast personeel en meer vacatures

Als we kijken naar de gehele MKB-maakindustrie is de hoeveelheid vast personeel in Q2 met 6% gedaald ten opzichte van Q1. Bij 11% van de organisaties werken juist meer werknemers met een vast contract. Per saldo gaat het om een toename van 5%.

Ook het aantal vacatures stijgt. Waar enkele kwartalen de hoeveelheid vacatures juist terugliep, is het aantal in de eerst helft van 2024 juist gestegen. Eind 2023 had 44% van de respondenten minimaal één vacature uitstaan. Dat geldt inmiddels voor 54% van de bedrijven. Gemiddeld staan al langere tijd 2 tot 2,5 vacatures open per bedrijf, wat in Q2 is gestegen tot 2,8.

Meer winst

De winstgevendheid van MKB-maakbedrijven stijgt. Zo meldt twee derde winst te maken, terwijl 10% verlies maakt. De overige 22% speelt quitte. Ook de ontwikkeling van het bedrijfsresultaat is in Q2 verbeterd ten opzichte van Q1. In het eerste kwartaal nam het bedrijfsresultaat af bij per saldo 11% van de bedrijven. In Q2 neemt het bedrijfsresultaat per saldo juist bij 2% van de bedrijven toe.

Dat is ook terug te zien in de waardering van ondernemers van hun bedrijfsresultaat. Zo staat 36% van de ondervraagde MKB-maakbedrijven positief tegenover hun bedrijfsresultaat, ten opzichte van 28% aan het einde van Q1.

De verwachtingen omtrent het bedrijfsresultaat voor het derde kwartaal zijn iets positiever. 29% verwacht dat het bedrijfsresultaat verbeterd, terwijl 16% juist slechtere bedrijfsresultaten verwacht.

Meer informatie is hier beschikbaar.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: X3 via Pixabay

Importheffingen op EV’s: Model 3 is duurder en mogelijke uitzondering voor BMW en Volkswagen

De Tesla Model 3 is voortaan 1.500 euro duurder dan voorheen. De Amerikaanse autofabrikant zegt dat de importheffingen die de Europese Unie (EU) oplegt aan elektrische voertuigen (EV’s) die in China van de band rollen hiervoor aanleiding zijn. Tegelijkertijd overweegt de Europese Commissie naar verluid een lager importtarief voor EV’s van BMW en Volkswagen die in China van de band rollen.

Tesla verhoogt de prijs van de Model 3; de verschillende varianten van het automodel zijn allen voortaan 1.500 euro duurder. Waar de goedkoopste versie van de Model 3 – de RWD versie – voorheen vanaf 41.990 euro beschikbaar was, moeten kopers nu minimaal 43.490 euro betalen. Dezelfde prijsstijging is ook bij de Long Range AWS en Performance AWD te zien; de modellen zijn voortaan vanaf respectievelijk 51.490 en 58.480 euro beschikbaar.

Niet onverwacht

De autofabrikant had eerder al gewaarschuwd voor de impact van de importheffingen op de verkoopprijs van EV’s. Tesla produceert de Model 3 in het Chinese Shanghai en importeert het model vervolgens naar de EU. Tesla moet daarom een extra importtarief van 20,8% betalen over deze voertuigen. De importtarieven treffen niet de eveneens populaire Model Y; dat model rolt in het Duitse Berlijn van de band.

Naar verwachting volgen ook andere autofabrikanten die in China EV’s produceren. Denk daarbij aan BYD, Volvo, Polestar en MG. Hoewel de importkosten naar verwachting deels voor rekening van autofabrikanten zelf komen, is de verwachting dat zij deze deels doorberekenen aan klanten.

Niet definitief

De importtarieven zijn overigens nog niet definitief; de Europese Commissie spreekt over ‘voorlopige tarieven’. Het onderzoek naar mogelijke illegale staatssteun voor Chinese EV-fabrikanten loopt nog. Pas zodra dit onderzoek is afgerond kondigt de EU definitieve maatregelen aan.

Tot dit tijd lopen de onderhandelingen met de Chinese overheid. De Europese Commissie en Chinese overheid zijn met elkaar in gesprek sinds de importheffingen zijn aangekondigd.

Mogelijk lagere tarieven voor BMW en Volkswagen

Tegelijkertijd meldt Reuters op basis van bronnen dat de Europese Commissie overweegt BMW en Volkswagen lagere importtarieven op te leggen voor EV’s die zij in China produceren. Beide landen zouden onder eerder gepresenteerde plannen een importtarief van 37,6% moeten betalen. De bronnen melden echter dat de Europese Commissie dit mogelijk wil verlagen tot 20,8%. Het tarief zou hiermee dus gelijk zijn aan het importtarief dat het Amerikaanse Tesla moet betalen op uit China geïmporteerde modellen.

Het verschil in het initieel opgelegde importtarief komt doordat diverse modellen van beide merken geen onderdeel uitmaakte van de analyse die de Europese Commissie eerder uitvoerde. Dit betekent in de praktijk dat de modellen automatisch het hoogste importtarief opgelegd krijgen: 37,6%.

Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Josh via Pixabay

BMW stoot Tesla in Europa van de troon als grootste EV-verkoper Primeur op Schiphol: Eerste test met Ground Power Unit op waterstof Doorstart voor Eindhovense 3D-printservice Shapeways St. Antonius Ziekenhuis ontwikkelt 3D-modellen voor ondersteunen van medisch specialisten VS leggen Chinese software in autonome voertuigen aan banden Nieuwe subsidie voor productielijnen voor elektrolysers, batterijen en zonnepanelen AI- en robotstartup Flink Robotics ontvangt ruim 161.000 euro aan financiering Autofabrikanten matigen verwachtingen rondom verkoop van EV’s Technologische industrie is groeimotor van Nederlandse industrie GE Healthcare neemt ontwikkelaar van AI voor medische beelden over Onderhoud- en servicebedrijven presteren in Q2 bovengemiddeld; machinebouwers juist ondergemiddeld Importheffingen op EV’s: Model 3 is duurder en mogelijke uitzondering voor BMW en Volkswagen

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Je ontvangt maximaal 1x per week het laatste nieuws per email.
Inschrijven