Het Europees Parlement stemt in met een verordening die de European Health Data Space (EHDS) mogelijk maakt. Dit is een belangrijke stap richting de invoering van de Europese sector- en domeinspecifieke dataruimte voor de zorg. Wat is de EHDS precies?
De EHDS is een voorstel van de Europese Commissie voor het uitwisselen van medische gegevens en toegankelijk maken van gezondheidsdata voor burgers. Het wil met behulp van data de kwaliteit van zorg verbeteren. Onder meer door burgers meer inzage in en toegang tot hun gezondheidsdata te bieden. Anderzijds moet de EHDS de toegang tot zorggegevens voor onder meer onderzoek en innovatie vereenvoudigen, met als doel de kwaliteit van zorg te verbeteren.
Het voorstel maakt onderscheid tussen primair en secundair gebruik van zorgdata. Primair gebruik is gericht op het ondersteunen van de gezondheidszorg en alle betrokkenen bij het zorgproces. Enerzijds moet de EHDS de rechten van mensen die nu nog onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming zijn geregeld uitbreiden en explicieter maken voor de zorg. Dat vertaalt zich onder meer in het recht:
Ook verplicht de EHDS partijen die gezondheidsdata hebben deze kosteloos en ongehinderd aan te bieden aan patiënten die daarom vragen.
Verbeterde gegevensuitwisseling moet zorgmedewerkers beter toegang geven tot actuele gezondheidsgegevens van een persoon die zij behandelen. Het EU-land van behandeling of waar iemand vandaan komt mag hierbij geen rol spelen. Ook moeten zorgverleners rekening houden met gegevens van zelfmetingen die iemand heeft gedeeld met de zorgverlener. Patiënten kunnen overigens ervoor kiezen de toegang tot data voor (bepaalde) zorgverleners te beperken.
Tien lidstaten zijn inmiddels aangesloten bij de MyHealth@EU-infrastructuur. Deze infrastructuur ondersteunt op dit moment patiëntsamenvattingen en elektronische recepten voor medicatie. Gegevens die het patiëntendossier omvatten of gegevens die nodig zijn om een herhaalrecept voor medicatie op te halen gemakkelijk zijn hierdoor eenvoudiger over de grens beschikbaar. De EHDS verplicht de diensten van MyHealth@EU voor grensoverschrijdende uitwisseling en breidt daarnaast zijn diensten verder uit. De EHDS verplicht de volgende gegevensdiensten via MyHealth@EU:
Het voorstel verplicht lidstaten tot het aansluiten van alle nationale zorgverleners op een Nationaal Contactpunt voor e-Health (NCPeH). EU-lidstaten zijn daarnaast verplicht tot het aansluiten van dit NCPeH op het netwerk van MyHealth@EU. Nederland beschikt sinds 2021 over een NCPeH, dat in beheer is bij het CIBG.
Secundair gebruik legt de focus op andere maatschappelijke doelen. Denk daarbij aan wetenschappelijk onderzoek, maar ook aan patiëntveiligheid, gepersonaliseerde geneeskunde, officiële statistieken of regelgeving. Door beter gebruik te maken van elektronische gezondheidsgegevens wil de Europese Commissie op deze vlakken stappen zetten en de zorg zo verbeteren.
De EHDS moet kennisinstituten en innovatieve bedrijven toegang geven tot dataverzamelingen. Dit stelt hen in staat tot het verrichten van beter onderzoek naar en het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen of behandelingen die de kwaliteit van leven verhogen.
Gegevens kunnen uit diverse bronnen beschikbaar zijn; gegevenshouders in de zorgsector zijn in de EHDS breed gedefinieerd. Het gaat daarbij om alle zorgsystemen waarin gezondheidsgegevens staan, zoals zorgsystemen van publieke of particuliere zorgverleners, zorgaanbieders of andere organisaties. Het voorstel verplicht het openstellen van alle systemen waarin de gegevenshouders data bijhouden voor secundair gebruik.
Het gaat daarbij om een breed aantal typen van elektronische zorgdata. Denk daarbij aan elektronische gezondheidsdossiers, data van klinische proeven en gegevens uit volksgezondheidsregisters en registers voor specifieke ziekten, maar ook aan data uit biobanken en speciale databanken en gegevens met betrekking tot verzekeringsstatus.
Een nog aan te wijzen nationale toegangsinstantie voor zorgdata (Health Data Access Bodies) bepaalt wie toegang krijgt tot deze gegevens. Een nationale toegangsinstantie voor zorgdata is een publieke entiteit en beoordeelt aanvragen van zogeheten gegevensgebruikers.
Indien een partij aan de eisen voldoet kan de instantie een vergunning verlenen voor de toegang tot relevante zorgdata. Deze vergunning bepaalt ook de voorwaarden waarvoor de gegevens gebruikt kunnen worden. De analyse van de data kan in één lidstaat plaatsvinden, maar ook in meerdere of de volledige EU. Verstrekte gegevens zijn altijd anoniem en alleen data die relevant zijn voor het doel van de gegevensgebruiker worden verstrekt.
Het voorstel legt ook een aantal verboden aan secundair gebruik op. Zo verleent de nationale toegangsinstantie geen toegang voor:
Een derde onderdeel van het wetsvoorstel draait om de ontwikkeling van een interne markt voor digitale gezondheidsproducten en -diensten. Denk daarbij aan elektronische medische dossiersystemen. De Europese Commissie wil de regels voor (product)veiligheid, beveiliging en interoperabiliteit binnen de EU harmoniseren. Dit moet de effectiviteit en efficiëntie van de zorg ten goede komen.
Meer informatie over de EHDS is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Darko Stojanovic via Pixabay
Het rommelt opnieuw rond de fabriek van Tesla in de buurt van het Duitse Berlijn. Activisten probeerden eind vorige week opnieuw de fabriek binnen te dringen. Ook dreigen zij met verdere protestacties om de uitbreiding van de fabriek in Grünheide tegen te houden.
Tesla wil zijn productiefaciliteiten in Duitsland aanzienlijk uitbreiden. Het terrein van de Amerikaanse fabrikant van elektrische voertuigen (EV’s) is momenteel zo’n 300 hectare groot. Tesla wil dit uitbreiden naar 470 hectare.
Dit moet het onder meer mogelijk maken de productiecapaciteit fors op te schroeven. Zo produceert Tesla in Grünheide op dit moment zo’n 300.000 EV’s op jaarbasis. De Amerikaanse fabrikant wil dit opvoeren tot een miljoen stuks per jaar.
De vernieuwde faciliteit moet onder meer een treinstation gaan omvatten voor goederenvervoer. Denk echter ook aan meer opslagfaciliteiten. Tesla wil daarnaast een kinderopvang realiseren op het terrein, waar medewerkers van de fabriek hun kinderen kunnen laten opvangen.
De uitbreiding vereist dat een stuk bos in de omgeving wordt gekapt. Dit leidt tot woede van tegenstanders, die fel tegen de kap zijn. Omwonenden spraken zich in februari al tijdens een referendum uit tegen de uitbreiding van de fabriek. In totaal namen zo’n 5.400 lokale bewoners deel aan het referendum, wat neerkomt op bijna een zevende van alle inwoners. Bijna 3.500 stemmers keerden zich daarbij tegen het voorstel. Het referendum is overigens niet bindend.
De fabriek in Grünheide was in maart ook al doelwit van sabotage. Door brandstichting bij een elektriciteitsmast viel de stroom in de fabriek langere tijd uit. Hierdoor viel de productie in de fabriek stil, waarna de productie pas na bijna twee weken weer kon worden opgestart. Tesla meldde later door de sabotage honderden miljoenen euro’s aan schade te hebben opgelopen.
Nu dreigen activisten dus opnieuw met actie tegen de fabriek. De actiegroep ‘Tesla den Hahn abdrehen’ meldt aanwezig te zijn bij een lokale gemeenteraadsvergadering in Grünheide over de groeiplannen van de Amerikaanse autofabrikant. Het dreigt nieuwe acties te organiseren indien de gemeenteraad de uitbreiding goedkeurt.
Ook dit weekend was het onrustig bij de fabriek. Zo’n duizend activisten liepen mee in een mars tegen de Tesla-fabriek. Zij hekelen de werkwijze van het bedrijf en stellen dat de autofabrikant onvoldoende rekening houdt met omwonenden. Ook vrezen zij de impact van de fabriek op de milieu, en wijzen onder meer op risico’s op waterverontreiniging.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Blomst via Pixabay
RWE ontvangt een subsidie van 124,9 miljoen euro voor Eemshydrogen. Als onderdeel van dit project wil RWE een elektrolyse-installatie van 50 megawatt bouwen voor de productie van groene waterstof. De elektrolyser moet gebruikmaken van groene stroom van het windmolenpark Westereems van RWE, dat op vijf kilometer afstand van de Eemshavencentrale ligt.
De subsidie is toegekend door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Groene waterstof speelt een belangrijke rol in het realiseren van de doelstelling van Nederland om in 2050 klimaatneutraal te zijn, wat nodig is om te voldoen aan Europese klimaatdoelstellingen. In het Klimaatakkoord is vastgelegd dat Nederland in 2030 over een elektrolysecapaciteit van 3 tot 4 gigawatt moet beschikken, inclusief voldoende opslaglocaties en infrastructuur. Eind 2022 is dit doel verder aangescherpt tot 8 gigawatt in 2032.
Voor het realiseren van deze doelstellingen zijn door de Nederlandse overheid diverse subsidies en financieringsmogelijkheden ontwikkeld. Een voorbeeld is de subsidieregeling Opschaling Volledig Hernieuwbare Waterstofproductie via Elektrolyse (OWE). RWE diende in de eerste biedingsronde met succes een aanvraag in voor deze subsidie.
Marinus Tabak, COO RWE Generation en Country Chair RWE Nederland, is enthousiast over het verkrijgen van de subsidie. Tabak: “Dit is uitstekend nieuws. De financiering is een cruciaal onderdeel om het totale project economisch levensvatbaar te maken en de waterstofmarkt in de provincie Groningen en daarbuiten verder op gang te brengen. Door schone waterstof te leveren, bijvoorbeeld aan de transportsector en chemische fabrieken in Delfzijl, zal Eemshydrogen helpen de CO₂ -uitstoot van industriële bedrijven in de regio te verminderen.”
RWE wil eind dit jaar een financiële investeringsbeslissing (FID) nemen voor Eemshydrogen. Een belangrijke voorwaarde daarbij is een tijdige aansluiting op de benodigde infrastructuur. Denk daarbij aan de nationale ‘waterstof backbone’ voor het transport van groene waterstof naar de markt.
Eerder verkreeg RWE al een milieu- en bouwvergunning voor Eemshydrogen. Ook is al contact gelegd met potentiële afnemers. RWE hoopt de elektrolyser in 2027 in gebruik te nemen.
RWE zet al langer in op groene waterstof; wereldwijd is het bedrijf betrokken bij ruim dertig waterstofprojecten, met name in Noordwest-Europa en Noord-Amerika. Zo wil het bedrijf in het Verenigd Koninkrijk (VK) een installatie ontwikkelen voor de productie van groene waterstof op land, naast zijn bestaande Pembroke Power Station in Wales.
Daarnaast mag RWE in Lingen van de bevoegde autoriteit in het Duitse Oldenburg elektrolysers realiseren op het terrein van zijn gasgestookte elektriciteitscecntrale.
In Nederland werkt RWE daarnaast aan meer mogelijkheden voor het bouwen van elektrolysers voor de levering van groene waterstof in onder meer Rotterdam en Zeeland.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Roman via Pixabay
Het aantal nieuwe personenauto’s is in april 2024 met 3,8 procent gedaald ten opzichte van een jaar eerder. In totaal zijn 28.432 nieuwe auto’s op kenteken gezet. De verkoop van elektrische voertuigen (EV’s) is juist met 9,6 procent gestegen. Het ging om 9.092 EV’s, ten opzichte van 8.299 in april 2023.
Dit blijkt uit de meest recente cijfers van BOVAG, RAI Vereniging en RDC. 32 procent van alle nieuwe personenauto’s die in april 2024 op kenteken zijn gezet zijn elektrisch aangedreven. In dezelfde periode een jaar eerder lag dit percentage nog op 28,1 procent.
Daarmee zijn EV’s overigens niet de snelste groeier. Het marktaandeel van hybride voertuigen is nog harder gestegen. Waar in april 2023 nog 37,5 procent van de nieuwe personenauto’s over een hybride aandrijving beschikt, ligt dat percentage inmiddels op 44,3 procent.
Het marktaandeel van personenauto’s met benzinemotor neemt juist flink af. Een jaar geleden was nog bijna een derde (32,3 procent) van de geregistreerde personenauto’s een benzinewagen. Nu ligt dat aandeel op iets meer dan een vijfde (21 procent).
Aandrijving | Registraties | Marktaandeel |
Hybride | 12.608 registraties | 44,3 procent |
Full EV | 9.092 registraties | 32 procent |
Benzine | 5.984 registraties | 21 procent |
Diesel | 534 registraties | 1,9 procent |
LPG | 214 registraties | 0,8 procent |
Kia wist de meeste voertuigen te slijten in april. In totaal zijn 3.552 Kia’s op kenteken gezet in de maand, waarmee het Zuid-Koreaanse merk over een marktaandeel van 12,5 procent beschikt. Volvo volgt op de voet met 3.290 registraties, wat goed is voor 11,6 procent van de markt.
Merk | Registraties | Marktaandeel |
Kia | 3.552 registraties | 12,5 procent |
Volvo | 3.290 registraties | 11,6 procent |
Toyota | 2.194 registraties | 7,7 procent |
Hyundai | 1.868 registraties | 6,6 procent |
Volkswagen | 1.762 registraties | 6,2 procent |
As we inzoomen op de best verkochte modellen gaat de Kia Niro aan de leiding. Van dit model zijn 1.693 exemplaren in april op kenteken gezet, wat goed is voor 6 procent van het totaal. De Volvo XC40/EX30 was goed voor 1.459 registraties, wat het model een marktaandeel van 5,1% oplevert. De Tesla Model Y volgt met 1.048 registraties (3,7%) marktaandeel.
Model | Registraties | Marktaandeel |
Kia Niro | 1.693 registraties | 6 procent |
Volvo XC40/EX30 | 1.459 registraties | 5,1 procent |
Tesla Model Y | 1.048 registraties | 3,7 procent |
Volvo EX40 | 814 registraties | 2,9 procent |
Hyundai Kona | 739 registraties | 2,6 procent |
Dezelfde top drie zien we ook terug in de ranglijst met populairste EV’s in april 2024. De Volvo EX30 gaat daarbij met een marktaandeel van 16,1 procent aan de leiding. De Tesla Model Y (11,5 procent) en Kia Niro (9 procent) volgen.
Model | Registraties | Marktaandeel |
Volvo EX30 | 1.459 registraties | 16,1 procent |
Tesla Model Y | 1.048 registraties | 11,5 procent |
Kia Niro | 820 registraties | 9 procent |
Volvo EX40 | 588 registraties | 6,5 procent |
Tesla Model 3 | 400 registraties | 4,4 procent |
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Wolfgang Eckert via Pixabay
Vitestro, dat zich richt op de ontwikkeling van volledig autonome bloedafnameapparaten, haalt 20 miljoen dollar op bij financierders. Het bedrijf wil het geld gebruiken voor de commercialisering van haar robotische bloedafnameapparaat.
Wereldwijd nemen artsen en verpleegkundigen bij patiënten miljarden keren per jaar bloed af. Het Utrechtste Vitestro wil dit proces automatiseren met zijn autonome bloedafnametechnologie, en de zorg zo ontlasten. Door het automatiseren van de workflow rondom bloedafnames moet het afnemen van bloed minder manuren kosten, wat de continuïteit van zorg helpt te waarborgen.
De technologie van Vitestro combineert op kunstmatige intelligentie (AI) gebaseerde echogeleide beeldvorming met een robotgestuurde inbrenging van de naald. Het volledige proces rondom de bloedafname van het aanleggen van een band rond de arm tot het plaatsen van een watje na de afname is geautomatiseerd. Dit vermindert de afhankelijkheid van handmatige handelingen, ontlast zo de zorg en helpt de tevredenheid van zowel patiënten als zorgmedewerkers te verbeteren.
Bij de klinische ontwikkeling van de technologie werkt Vitestro samen met diverse Europese ziekenhuizen en laboratoria, waaronder OLVG Lab, Result Laboratorium en het St. Antonius Ziekenhuis. Door meerdere Europese ziekenhuizen is al een pre-order voor het autonome bloedafnameapparaten getekend. Zij zetten naar verwachting eind dit jaar de eerste apparaten in.
Vitestro is opgericht door Toon Overbeeke (CEO) en Brian Joseph (commercieel directeur). Overbeeke was na zijn master in Machinebouw aan de TU Delft actief als management consultant bij Bain & Company in Amsterdam, waar hij zich richtte op strategische onderwerpen en private equity. Joseph is afgestudeerd aan de TU Delft met een master in geofysica en was eerder actief als consultant bij Arthur D. Little. Ook richtte Joseph Zarafa op en stond als CEO aan de roer van dit softwarebedrijf, dat zich richt op opensource-communicatiesoftware. Zarafa is later overgenomen door Amazon.
Het managementteam van Vitestro bestaat verder uit:
Tijdens de meest recente financieringsronde haalt het Utrechtste bedrijf bij diverse partijen geld op. De financieringsronde is mede geleid Sonder Capital. Ook NYBC Ventures, Invest-NL, het European Innovation Council Fund (EIC Fund) en diverse bestaande particuliere investeerders steken geld in Vitestro. In totaal haalt het bedrijf 22 miljoen euro op.
De afgelopen jaren ontving Vitestro in totaal al 46 miljoen euro aan financieringen en subsidies. Het wil de nieuwste financiering gebruiken voor de uitbreiding van haar team en daarmee inspelen op de groeiende vraag naar autonome bloedafnameapparaten. Enerzijds zet het bedrijf daarbij in op commercialisering binnen Europa, terwijl het zich anderzijds richt op zijn organisatorische uitbreiding naar de Amerikaanse markt. Ook wil Vitestro zijn product doorontwikkelen en additionele productfuncties beschikbaar maken.
“We zijn vereerd om de samenwerking met Sonder Capital voort te zetten en zijn er trots op NYBC Ventures, Invest-NL en EIC Fund te verwelkomen als nieuwe investeerders”, aldus Toon Overbeeke, CEO en medeoprichter van Vitestro. “De feedback op onze innovatie van ziekenhuizen, personeel en patiënten is zeer positief, en we staan in de startblokken om ons bereik en onze impact wereldwijd snel uit te breiden.”
“Met Vitestro’s technologische doorbraak zijn klinische laboratoria perfect gepositioneerd om de patiëntenzorg te verbeteren en hun zorgactiviteiten te kunnen stroomlijnen “, zegt Dr. Fred Moll, managing partner bij Sonder Capital en medeoprichter van Intuitive Surgical, het bedrijf achter het da Vinci-operatierobot. “De werkdruk voor het personeel in de zorg is ongekend hoog, onder meer door vergrijzing en hoog personeelsverloop. Hierdoor wordt het steeds moeilijker voor laboratoria om tijdige, accurate testresultaten te leveren. We zijn enthousiast over de vooruitgang die Vitestro boekt en geloven dat ze de bloedafname-ervaring snel zullen moderniseren.”
Brian Joseph, commercieel directeur en medeoprichter van Vitestro voegt toe: “Onze technologie vertegenwoordigt een grote stap voorwaarts in de gezondheidszorg, waar zowel de ziekenhuizen als de patiënt van profiteren. We breiden onze activiteiten actief uit in andere belangrijke internationale markten, met name in de Verenigde Staten.”
Vitestro voert ook de A.D.O.P.T.-studie uit. Het onderzoek richt zich op het optimaliseren van autonome bloedafnames en het testen van de prestaties van dergelijke systemen. Het Utrechtste bedrijf verwacht eind 2024 CE-goedkeuring voor zijn apparaat te verkrijgen. De eerste leveringen van het apparaat vinden naar verwachting eveneens op dat moment plaatsvinden.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: Vitestro
UltiMaker lanceert de UltiMaker Factor 4, een 3D-printer gericht op licht industriële toepassingen. Denk daarbij aan de ontwikkeling en productie van proceskritische tools en componenten.
Het nieuwe systeem is gepresenteerd op de Hannover Messe. Het gaat om de eerste 3D-printer voor lichte industriële toepassingen van het bedrijf, dat met de printer een nieuwe doelgroep aanboort. Waar eerdere modellen zoals de UltiMaker S5 vooral bedoeld waren voor engineers die snel een prototype wilden kunnen 3D-printen, is de UltiMaker Factor 4 ook gericht op de productie van onderdelen voor eindtoepassingen.
Als voorbeelden van toepassingen noemt UltiMaker de productie van onderdelen voor eindtoepassingen, het ontwikkelen van functionele prototypes en de productie van gereedschappen. Denk ook aan de productie van componenten en reserveonderdelen op kleine schaal.
Hiervoor biedt de Factor 4 een bouwvolume van 330 bij 240 bij 300 mm met temperatuurregeling en verwarmd printbed. De temperatuurregeling maakt gebruik van een actief gestuurde luchtstroom, waarmee de drievoudig geïsoleerde bouwkamer op temperaturen tot 70°C gehouden kan worden. Het printbed kan temperaturen tot 120°C bereiken.
Ook is de 3D-printer voorzien van een nieuwe extruder die geschikt is voor temperaturen tot 340°C. Dit maakt het printen van een bredere reeks materialen mogelijk. UltiMaker noemt daarbij de nieuwe UltiMaker PPS CF als voorbeeld. Dit composiet is geschikt voor temperaturen tot meer dan 230°C en is daarnaast brandwerend.
De Factor 4 biedt over het volledige printbed een nauwkeurigheid van 0,2 mm. UltiMaker meldt dat tijdens testen met UltiMaker PLA, Tough PLA, PETG, PET CF en PPS CF 95% van alle prints succesvol waren.
De Factor 4 is voorzien van een ruimte waar zes rollen filament in geplaatst kunnen worden. De 3D-printer kan autonoom schakelen tussen de verschillende rollen. Bijvoorbeeld om te wisselen tussen materialen en/of kleuren, of voor omvangrijke prints waarvoor meerdere rollen filament nodig zijn. De ruimte voor de rollen filament is voorzien van klimaatregeling, die de luchtvochtigheid onder de 15% houdt.
Met het oog op kwaliteitscontrole stelt de Factor 4 rapportages over het printproces. Hierin verwerkt de 3D-printer data die het verzamelt met sensoren in onder meer de printkop, het printbed en de materiaalmanager. Zo maakt het afwijkingen in het printproces, de ernst daarvan en hun exacte locatie inzichtelijk. Met behulp van het 7 inch touchscreen zijn rapportages direct op de 3D-printer uitleesbaar. Na iedere printtaak stelt de printer een nieuw rapport op.
Met de Factor 4 mikt UltiMaker op toepassingen in zowel fabrieks- als kantooromgevingen. De 3D-printer is met het oog daarop onder meer voorzien van een HEPA-filter. Deze filtert volgens UltiMaker tot 95% van de ultrafijne deeltjes uit de lucht. Ook is een grote rode stopknop aanwezig, waarmee de werking van de printer snel kan worden onderbroken met het oog op de veiligheid.
De Factor 4 is vanaf mei 2024 beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: UltiMaker / krzysztof-m via Pixabay
Een nieuwe drone van het Bionic Learning Network is in staat met een groot aantal van zijn soortgenoten autonoom in een zwerm te vliegen. Daarbij is het mogelijk de volledige zwerm als geheel aan te sturen.
De BionicBee is een ontwikkeling van het Bionic Learning Network. Dit is een internationaal onderzoeksnetwerk opgericht door Festo bestaande uit diverse hogescholen en instituten, ontwikkelingsbedrijven en particuliere uitvinders. De drone kan met een groot aantal van zijn soortgenoten in een zwerm vliegen in een binnenomgeving, zonder hierbij met elkaar in botsing te komen. De aansturing van de drones vindt daarbij plaats in een centrale computer, die voor iedere BionicBee een eigen pad berekent.
Nauwkeurige positiebepaling van de drones is voor dit proces noodzakelijk. De drones kunnen met behulp van ultra-wideband (UWB) technologie hun eigen positie berekenen. Hiervoor zijn in de testomgeving acht UWB-zenders geplaatst op twee verschillende hoogtes. Deze UWB-zenders sturen signalen naar de individuele BionicBees, die hiermee onafhankelijk hun afstand tot de zenders kunnen berekenen. Deze afstandsbepalingen stellen de BionicBee vervolgens in staat hun exacte locatie te bepalen.
De drones communiceren hun positie met de centrale computer, die het vliegpad berekent. Dit is een complex proces, waarbij met diverse factoren rekening moet worden gehouden. Zo veroorzaken de drones turbulentie, die van invloed kan zijn op het vlieggedrag. Denk echter ook aan kleine afwijkingen in iedere drone, doordat iedere BionicBee handmatig is vervaardigd.
Voor het compenseren van deze afwijkingen beschikt de BionicBee over een automatische kalibratiefunctie. Bij het gebruik daarvan maakt de drone een korte testvlucht, en optimaliseert op basis van meetwaarden zijn individuele configuratie. Een intelligent algoritme compenseert daarbij voor hardwarematige afwijkingen tussen de drones.
De BionicBee is 220 millimeter lang en kent een spanbreedte van 240 millimeter. De drone weegt ongeveer 34 gram. Hiermee is de BionicBee het lichtste vliegende object dat de onderzoekers van het Bionic Learning Network tot nu toe hebben gecreëerd. De lichtgewicht constructie is onder meer noodzakelijk voor een optimale manoeuvreerbaarheid en vliegtijd, meldt Festo.
De kleine afmetingen betekenen ook dat er weinig ruimte is voor de diverse componenten waaruit de drone is opgebouwd. Zo omvat het lichaam van de bionische bij onder meer het slagvleugelmechanisme, de communicatietechnologie en de besturingscomponenten voor de vleugelslag en de aanpassing van de vleugelgeometrie. Denk echter ook aan een borstelloze motor, drie servomotoren, de accu, de versnellingsbak en diverse printplaten.
De BionicBee vliegt met een slagfrequentie van 15 tot 20 herz, waarbij de vleugels heen en weer slaan in een hoek van 180 graden. Hoe hoger het toerental van de borstelloze motor, hoe hoger de slagfrequentie en lift. De drie servomotoren bevinden zich aan de vleugelwortel, en veranderen de geometrie van de vleugel. Dit maakt het bepalen van de effectiviteit in bepaalde vleugelposities en opgewekte lift mogelijk.
De volgende partij nemen deel aan het Bionic Learning Network:
Het netwerk ontwikkelde eerder al diverse andere bionische dieren. Denk daarbij aan kunstmatige zwaluwen (BionicSwift), vlinders (eMotionButterflies), libelle (BionicOpter), vogels (SmartBird) en vleerhond (BionicFlyingFox).
Meer informatie over het Bionic Learning Network is hier beschikbaar. Lees hier meer over de BionicBee.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Festo
De Europese Commissie (EC) start een onderzoek naar de toegang van Europese spelers op het gebied van medische apparatuur tot de Chinese markt. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre China hierbij Chinese spelers voortrekt.
Dit meldt persagentschap Bloomberg op basis van bronnen. Het onderzoek is gericht op overheidscontracten voor medische apparatuur in China en de voorwaarden die hierbij worden gesteld. De Europese Commissie vermoedt dat de Chinese overheid ziekenhuizen in het Aziatische land stimuleert om medische apparatuur van Chinese makelij aan te schaffen. Het zou zo Chinese fabrikanten voortrekken ten opzichte van buitenlandse spelers.
Het belangrijkste doel van het onderzoek is volgens de bronnen van Bloomberg het aangaan van een dialoog met Peking. Zo wil de Europese Commissie tot een gelijk speelveld voor alle partijen komen.
Indien die gesprekken op niets uitlopen kan de commissie ervoor kiezen de toegang van China tot biedingen omtrent medische apparatuur te beperken op grond van de Europese wetgeving omtrent internationale aanbestedingsinstrumenten. Deze wetgeving kent als doel het bevorderen van de wederkerigheid bij toegang tot markten voor overheidsopdrachten.
Klachten over de toegang van buitenlandse partijen tot Chinese aanbestedingen zijn er al langer. Zo klagen partijen onder meer over de verplichting technologie te delen met Chinese partijen.
Het is niet het enige Europese onderzoek dat de pijlen richt op China. Zo is de Europese Commissie in september 2023 een onderzoek gestart naar ‘oneerlijke subsidies’ op elektrische voertuigen (EV’s) van Chinese makelij. De Europese Commissie overweegt extra heffingen in te voeren om tot een gelijk speelveld te komen voor alle fabrikanten van EV’s.
De Europese Commissie kondigde in maart aan in dit onderzoek inderdaad bewijs te hebben gevonden van subsidies vanuit de Chinese overheid voor Chinese EV-fabrikanten. Het werkt aan maatregelen om oneerlijke concurrentie zoveel mogelijk tegen te gaan. Dit zou op drie manieren gebeuren: het direct beschikbare stellen van financiële middelen of goederen aan de bedrijven, het niet innen van inkomsten als belastingen en het leveren van goederen of diensten tegen onrealistisch lage kosten.
Ook naar Chinese windmolens is de Europese Commissie een onderzoek gestart, is eerder deze maand bekendgemaakt. Zo zijn windturbines van Chinese makelij al snel 20% goedkoper dan Europese en Amerikaanse tegenhangers, meldt onderzoeksbureau BloombergNEF. Tussen 2009 en 2021 ontvingen Chinese fabrikanten steun vanuit de Chinese nationale overheid, terwijl zij op dit moment nog steun zouden ontvangen van regionale overheden. De EU importeerde in 2023 voor zo’n 1,35 miljard euro aan windturbines en onderdelen daarvoor uit China.
De Europese Commissie vreest dat Europese fabrikanten hierdoor uit de markt worden gedrukt. Het onderzoek richt zich specifiek op de bouw van windmolenparken in Bulgarije, Frankrijk, Griekenland, Roemenië en Spanje.
Ook Chinese zonnepanelen zijn in het verleden onderwerp geweest van een Europees onderzoek. Zo startte in 2012 onderzoeken naar illegale subsidies en het ‘dumpen’ van Chinese zonnepanelen op de Europese markt. Ook toen was het doel het creëren van een gelijk speelveld. Dat lijkt overigens niet gelukt; uit cijfers van het CBS uit september 2023 blijkt dat 89% van de zonnepanelen in Nederland uit China is geïmporteerd.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Michal Jarmoluk via Pixabay
Het Chinese Deep Robotics deelt een video van een nieuwe robot. Net als Spot van Boston Dynamics komt de robot altijd weer op zijn pootjes terecht, ongeacht de val die het maakt of duw die het krijgt.
Deep Robotics is een Chinees bedrijf en richt zich op de ontwikkeling van vierpotige robots, die autonoom kunnen voortbewegen over diverse soorten terrein en daarbij allerlei uitdagingen kunnen overwinnen. Zo kunnen de robots op verhogingen springen, trap lopen, een bal ‘koppen’ en een salto maken.
Het ontwikkelde tot nu toe drie versies van zijn robot: de Lite3, X20 en X30. De Lite3 is met afmetingen van 610 bij 370 bij 406 mm het kleinste exemplaar. De robot weegt 12 kilogram, kan een lading van 7,5 kilogram tillen en daarmee hellingen van 40 graden beklimmen. Ook kan de robot trappen met tredes van maximaal 15 centimeter hoog beklimmen. De Lite3 kan ongeveer 1,5 tot 2 uur doen operationeel zijn op een acculading, en in die tijd ongeveer 5 kilometer afleggen.
De X20 is een grotere broer van de Lite3. Met 950 bij 470 bij 700 mm is de robot aanzienlijk groter dan de Lite3. Ook weegt de robot met 53kg fors meer. De robot kan ladingen tot 20 kilogram tillen, en hiermee hellingen van ongeveer 30 graden en trappen met tredes van maximaal 20 centimeter beklimmen. De robot beweegt zich voort met een snelheid van maximaal 4 meter per seconde. Hij kan twee tot vier uur operationeel zijn op een acculading en in deze tijd 15 kilometer afleggen.
De grootste robot van Deep Robotics is de X30. De robot is 1.000 bij 585 bij 470 mm groot en weegt 56 kilogram. De robot beweegt zich voort met een snelheid van maximaal 4 meter per seconde, en kan hoeken van 45 graden en trappen met tredes van maximaal 20 centimeter beklimmen. Deep Robotics laat in het midden wat de maximale payload van de X30 is. De robot kan 2,5 tot 4 uur operationeel zijn op een acculading. In deze periode kan de X30 een afstand van zo’n 10 kilometer afleggen.
Opvallend aan de X30 ten opzichte van zijn kleinere broertjes is ook de IP67-certificering, dat bescherming garandeert tegen water en stof. De robot kan opereren in temperaturen van -20 tot +55 graden Celsius.
In een nieuwe video die Deep Robotics deelt is te zien hoe één van zijn robots zichzelf van allerlei mogelijke vallen weet te herstellen. Zo probeert een persoon de robot met behulp van een stok onderuit te werken en gooit hij de robot door de lucht.
De video lijkt veel op eerdere video’s die Boston Dynamics jaren geleden publiceerde van Spot. Net als de robots van Deep Robotics is Spot een vierpotige robot die zichzelf in allerlei uitdagende omstandigheden staande weet te houden of weer op zijn pootjes terecht weet te komen.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Deep Robotics
De interesse in elektrisch rijden neemt af. Diverse factoren maken Nederlanders terughoudender met de overstap op elektrisch rijden. Denk hierbij aan de relatieve hoge aanschafprijs van elektrische voertuigen (EV’s), maar ook aan zorgen over het bereik van de voertuigen.
Dit blijkt uit onderzoek van de ANWB. De resultaten zijn slecht nieuws voor de overheid. EV’s dragen dankzij het ontbreken van CO2-uitstoot bij aan het terugdringen van de milieubelasting, en het behalen van de CO2-doelstellingen die Nederland heeft vastgelegd.
Het is voor het eerst in jaren dat de groep Nederlanders die niet van plan is elektrisch te gaan rijden (28%) groter is dan de groep die dit wel binnen vijf jaar van plan is (27%). Diverse oorzaken komen in het onderzoek naar voren:
Zo vindt maar liefst zeven op de tien Nederlanders (71%) het gemiddelde aankoopbedrag van een EV met 45.850 euro te hoog. Kopers willen gemiddeld 31.699 euro aan een voertuig uitgeven, wat neerkomt op een gat van bijna 14.000 euro. Wel wijst de ANWB erop dat er steeds meer nieuwe EV’s met een prijs onder de 50.000 euro beschikbaar zijn; waar het in 2022 nog op 38 modellen ging zijn dat er inmiddels 57.
Dat geldt ook voor tweedehands EV’s, die veel Nederlanders eveneens te duur vinden. Dit vertaalt zich in een lagere vraag naar tweedehands EV, een lagere restwaarde en daarmee hogere afschrijving.
Deze hogere afschrijven is één van de redenen dat elektrisch rijden het afgelopen jaar duurder is geworden. Waar een EV in 2022 nog gemiddeld 61 eurocent per kilometer kostten is dat inmiddels gestegen tot 72 eurocent per kilometer. Ook de gebruikskosten vormen voor veel Nederlanders dan ook een belemmering voor de overstap op EV’s.
Ook het ontbreken van een mogelijkheid om via een eigen laadpaal te laden draagt hieraan bij. Dit is van directe invloed op de gebruikskosten, aangezien laden op straat over het algemeen duurder is dan laden via een eigen laadpaal.
Hoewel de interesse in elektrisch rijden in Nederland is gedaald, is Nederland nog altijd één van de koplopers. 4,9% van het Nederlandse wagenpark is inmiddels elektrisch. Alleen in Noorwegen (23%), Zweden (6%), IJsland (9%) en Denemarken (5,8%) is de omarming groter.
Uit het onderzoek blijkt ook dat het bereik van EV’s gestaag groeit. Waar het gemiddelde bereik in 2017 nog op 172 kilometer lag, is dat inmiddels 395 kilometer. Dat is ruim 50 kilometer meer dan vorig jaar, toen het gemiddelde op 343 kilometer uitkwam.
De geboden actieradius ligt hierbij steeds dichter bij de behoefte van veel Nederlanders. Zo mikt 27% op een actieradius van 400 tot 500 kilometer, terwijl 12% voldoende zegt te hebben aan 300 tot 400 kilometer. 22% kent behoefte aan 500 tot 600 kilometer bereik, terwijl 21% meer dan 600 kilometer wil kunnen afleggen op een acculading.
Marga de Jager, CEO ANWB: “We zien dat de prijs en de onzekerheid daarover het grootste struikelblok is voor een verdere opmars van de elektrische auto. Zo krijgen wij veel vragen over de Motorrijtuigenbelasting (MRB) voor elektrische auto’s. Op dit moment zijn elektrische auto’s vrijgesteld van belasting, maar met de huidige regeling vanaf 2026 niet meer. En omdat elektrische auto’s zwaar zijn door hun accupakket, kan de MRB een flinke kostenpost worden voor EV-eigenaren. Ik vind het positief dat het kabinet nu wel een nieuw plan heeft voor korting op de MRB tot 2031, dat past bij het idee voor een gewichtscorrectie voor elektrische auto’s, zodat de MRB uiteindelijk vergelijkbaar is met die van een benzineauto.”
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Gerd Altmann via Pixabay
De groeiende omarming van digitale toepassingen in de zorg is in 2023 niet op alle vlakken doorgezet. Hoewel de adoptie in sommige vakgebieden is gestegen, blijft groei in andere gebieden juist uit.
Dit blijkt uit de E-healthmonitor 2023 van het RIVM. De afzwakkende omarming van digitale oplossingen is een tegenvaller gezien de druk op de zorg, onder meer door de vergrijzing, het stijgende tekort aan personeel en hoge zorgkosten. Digitale zorg wordt gezien als een mogelijkheid om zorg betaalbaar en toegankelijk te houden, zonder de kwaliteit aan te tasten. Met de E-healthmonitor brengt het RIVM sinds 2013 de omarming van digitale zorgoplossingen in kaart.
Waar de beschikbaarheid van digitale zorgmiddelen inmiddels groot is, is het gebruik vergelijkbaar met 2021 en 2022. Ook zijn er duidelijke verschillen tussen diverse middelen. Zo is het gebruik van telemonitoring bijvoorbeeld gelijk gebleven. Tegelijkertijd is het gebruik van onder meer ondersteuning door digitale middelen bij medicatie-afgifte en toezichthoudende technieken wel toegenomen.
Tegelijkertijd wijst het RIVM ook op toepassingen waarvan het gebruik wel degelijk is gestegen. Denk aan de ondersteuning bij medicatie-afgifte en toezichthoudende technieken. Ook zijn er voorbeelden van digitale toepassingen die tijdens de E-healthmonitor in 2022 al door bijna alle zorgverleners werden aangeboden, zoals het patiëntportaal en e-consult. Dergelijke toepassingen kennen inmiddels een structurele plek in de gezondheidszorg.
De meningen van zorgverleners over digitale zorg zijn over het algemeen positief. Zo zien zij kansen voor het beperken van de kosten van zorg, verminderen van de werkdruk en verbeteren van het werkplezier. Wel denken zij dat digitale zorg niet alle problemen in de zorg kan wegnemen.
Verpleegkundigen zijn ten opzichte van 2021 positiever geworden over de mogelijkheden voor het verbeteren van de zorg voor patiënten met behulp van digitale zorg. Onder meer door het leveren van meer zorg op maat.
Onder patiënten is het gebruik van digitale middelen licht gestegen. Zo maken meer mensen gebruik van het patiëntportaal en e-consult. Ook het gebruik van wearables is toegenomen. Tegelijkertijd is het gebruik andere middelen juist gedaald. Zo geven minder patiënten aan een website te hebben bezocht voor hun gezondheid of behandeling, terwijl ook het gebruik van apps lager is.
Net als bij eerdere editie van de E-healthmonitor zijn de verschillen tussen leeftijdsgroepen en opleidingscategorieën groot wat betreft het gebruik van digitale middelen en toepassingen. Het merendeel van de respondenten beschikt over de vaardigheden om de middelen zelfstandig te gebruiken. Nog altijd is het gebruik van digitale zorg echter lager onder mensen met een praktische opleiding en ouderen. De meerderheid van de zorggebruikers gebruikt digitale zelfhulp om informatie te zoeken over hun gezondheid, ziekte of behandelingen.
De afgelopen jaren is veel nadruk gelegd op het gebied van implementatie van digitale zorg. Met als doel het ondersteunen van de zorg en verminderen van de werkdruk. De RIVM concludeert in de monitor dat er nog ruimte is voor het stimuleren van verdere implementatie bij zowel zorggebruikers als -verleners.
Het RIVM pleit onder meer voor het inbedden van vervangende of hybride aangeboden digitale zorg door opname als de nieuwe standaard in zorgprocessen voor patiënten waarbij dat mogelijk is. Het gaat daarbij uitsluitend om toepassingen die bewezen effectief zijn op het gebied van arbeidsbesparing of een positie invloed hebben op de kwaliteit of kosten van de zorg.
Tegelijkertijd noemt de RIVM het zaak toepassingen die niet (afdoende) aan deze criteria voldoen te de-implementeren. Het benadrukt daarbij dat de meerwaarde van specifieke toepassingen per zorgveld kan verschillen. Vanaf 2024 gaat het Platform Digizo.nu hierin een rol spelen.
De E-healthmonitor 2023 is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Darko Stojanovic via Pixabay
Het vertrouwen van de bouw- en maakindustrie in kunstmatige intelligentie (AI) is groot. Ruim acht op de tien (82%) van de Nederlandse bedrijven die in deze sectoren aan de slag zijn hebben vertrouwen in AI, terwijl dit percentage wereldwijd op 76% ligt. Bijna zes op de tien (56%) EMEA-bedrijven meldt hun doelen op het gebied van AI geheel of nagenoeg bereikt te hebben. Onder Nederlandse bedrijven ligt dit percentage op 63%.
Dit blijkt uit onderzoek van technologieleverancier Autodesk onder bijna 5.400 wereldwijde bedrijven en experts uit de bouw- en maakindustrie, engineering en de designindustrie. Het onderzoeksrapport geeft inzicht in hoe digitale transformatie de veerkracht van bedrijven in deze sectoren vergroot, en tegelijkertijd duurzaamheid stimuleert en de toekomst van werk vormgeeft.
60% van de bedrijven in de genoemde sectoren in EMEA heeft zijn doelen op het gebied van AI nagenoeg of geheel bereikt. Nederlandse bedrijven presteren op dit vlak bovengemiddeld; in Nederland ligt het percentage op 63% en wereldwijd op 56%. Ook is driekwart van alle respondenten ervan overtuigd dat hun organisatie de juiste beslissingen neemt met betrekking tot AI. Een even grote groep verwacht dat AI hun sector gaat verbeteren. 66% voorspelt dat AI de komende drie jaar over de hele linie in hun sector onmisbaar wordt.
De groeiende omarming van AI zorgt ook voor meer vraag naar professionals met kennis op het gebied van deze technologie. Zo verwacht vier op de tien (41%) van alle respondenten dat het vermogen AI te implementeren en met de technologie te werken de belangrijkste technische vaardigheid is die de komende drie jaar centraal staat in hun wervingsprocessen. Hetzelfde percentage classificeert AI als het belangrijkste middel dat hen in staat stelt tot verduurzaming.
AI speelt een steeds belangrijkere rol in bedrijfstransformaties in diverse sectoren. Zo zetten bedrijven inmiddels AI om voor het verhogen van de productiviteit van personeel en het automatiseren van werk. Respondenten verwachten dat generatieve AI de komende jaren helpt bij het nemen van cruciale ontwerpbeslissingen over fysieke producten, gebouwen en digitale assets.
76% van alle ondervraagden versus 82% van de Nederlandse professionals zegt vertrouwen te hebben in AI voor hun sector. Een iets kleinere groep (72%) bevestigt dat hun organisatie de afgelopen drie jaar de uitgaven aan AI en nieuwe technologieën heeft verhoogd. 77% zegt dat ze de komende drie jaar verder investeren in AI en innovatieve technologie.
Leiders uit de ondervraagde sectoren blijven kampen met een tekort aan talent, terwijl de snelheid van transformaties de vaardigheidskloof verder vergroot. Professionals zien het potentieel van AI om te helpen werkdruk te managen, werknemers vrij te maken voor zinvoller en creatiever werk en om lacunes in vaardigheden aan te vullen.
78% van de respondenten zegt dat AI hun branche verbetert en verwacht dat AI
hun werk creatiever maakt. Bijna de helft zegt dat AI helpt om de productiviteit toe te laten nemen. 39% meldt met behulp van AI veelvoorkomende, repetitieve taken te automatiseren. Meer dan 1 op de 3 (35% van de) professionals in de sector zegt dat AI de vaardigheidskloof zal dichten.
Hogere kosten en een tekort aan personeel zetten bedrijven onder druk. Dit dwingt hen slimmer en efficiënter te werken. 41% van de respondenten meldt dat het vermogen AI te implementeren of hiermee te werken de komende drie jaar centraal staat bij het werven van nieuw personeel.
Tegelijkertijd vormt een tekort aan het juiste talent met de juiste vaardigheden een belangrijke belemmering voor de groei van bedrijven (43%). Ruim driekwart (77%) vindt bijscholing en training belangrijk. Tegelijkertijd beschikt slechts 38% over de benodigde vaardigheden en middelen voor het opzetten van interne trainingsprogramma’s.
Een bijna even grote groep Nederlandse respondenten (73%) het ontwikkelen van vaardigheden belangrijk vindt. Tegelijkertijd beschikt bijna een derde (32%) niet over de nodige vaardigheden en middelen om interne trainingsprogramma’s te ontwikkelen. Dit maakt effectief trainen van werknemers in bedrijfsspecifieke systemen en processen een uitdaging. Deze beperkingen weerhouden bedrijven echter niet van het aanbieden van trainingen.
Driekwart van de Nederlandse respondenten zet in op het implementeren van een doorlopend leer- en ontwikkelprogramma. 71% werkt aan een trainingsprogramma voor digitale vaardigheden. Zeven op de tien Nederlandse respondenten stelt daarbij dat digitale volwassenheid van bedrijven helpt met het aantrekken van talent (74% in EMEA).
AI kan ook duurzaamheid ondersteunen. Driekwart van de Europese respondenten stelt dat initiatieven op het gebied van duurzaamheid helpen met het aantrekken en behouden van talent. In Nederland ligt dit percentage op 71%. Nagenoeg alle (99%) van de ondervraagde Nederlandse professionals bevestigt dat hun organisatie stappen zet om de duurzaamheid te verbeteren. 33% bevestigt dat AI voor hun organisatie een belangrijk middel is om duurzaamheid te vergroten.
Het volledige rapport is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Beeld: Gordon Johnson via Pixabay