Offshore windturbineparken zoals het Gemini-park profiteren van de hogere windsnelheden maar moeten helaas in relatief ondiep water worden gebouwd. Met drijvende turbines kan daarentegen ook energie worden gewonnen op locaties waar de zee dieper is. Zo'n drijvend windmolenpark is recent in gebruik genomen voor de kust van Schotland.
De windturbines van dit Hywind-park drijven circa 25 km voor de kusten van Aberdeenshire en hebben een vermogen van 30 MW, voldoende voor zo’n 22.000 woningen. Het park ligt verspreid over een gebied ter grootte van 4 vierkante kilometers en bestaat uit 5 turbines van 6 MW die op een hoogte hebben van 253 m. Op die hoogte bedraagt de windsnelheid gemiddeld 10 m/s.
Alhoewel het windpark zeker niet het meeste vermogen levert, kunnen de drijvende turbines worden ingezet op water met een diepte tot 800 m. Dat is ongeveer 10 keer meer dan de vaste turbines. Het aantal mogelijke locaties waar deze drijvende varianten kunnen worden ingezet, is daarmee vele malen groter.
De Hywind turbines drijven op water met een diepte die varieert van 95 tot 129 m. Elk van de turbines is gestabiliseerd met drie ankers. De turbines zijn onderling gekoppeld en de energie die ze produceren wordt naar de 30 km verderop gelegen kust getransporteerd via 33 kV-kabels. Alhoewel het Hywind-park relatief klein is, is het bedoeld om de mogelijkheden van deze technologie aan te tonen. Volgens initiatiefnemer Statoil gaan offshore windmolenparken een belangrijke rol spelen; een groot deel van het windenergiepotentieel op zee kan alleen worden gewonnen op locaties waar vaste installaties niet mogelijk zijn