De Nevi Purchasing Managers’ Index (PMI) van juli komt uit op 47,9. Dit is aanzienlijk hoger dan het cijfer van juni. Nevi, de vereniging voor inkoop- en supply management, noemt de stijging een indicatie van een bescheiden verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in Nederland en spreekt van aanzienlijk minder krimp.
De inkoopmanagersindex van Nevi wordt iedere eerste werkdag van de maand vrijgegeven. Door de COVID-19 pandemie daalde de Nevi PMI in mei tot 40,5, het laagste sinds mei 2009 toen de wereldwijde financiële crisis op zijn hoogtepunt was. In juni 2020 steeg deze tot 41,3, waarna nu dus in juli een stijging tot 47,9 kan worden genoteerd.
De geringere krimp is het gevolg van betere resultaten bij de productie en nieuwe orders. Zo is de daling van de productie in juli het laagst in vijf maanden tijd. Het aantal nieuwe orders is ook in juli gedaald, maar de index hiervoor eindigt bijna 8 punten hoger dan in juni. Ook de nieuwe exportorders zijn minder hard gedaald. Wel wijst Nevi erop dat de daling hier aanzienlijk blijft.
De werkgelegenheid is opnieuw flink gedaald, terwijl ook de inkoopactiviteiten blijven afnemen. Dat geldt ook voor de hoeveelheid ingekocht materiaal. De voorraad eindproducten is grotendeels gelijkgebleven. De levertijden zijn in de kleinste mate toegenomen sinds oktober 2019.
Ook meldt Nevi dat de inkoopprijzen voor de vierde maand op rij zijn gedaald, terwijl ook de verkoopprijzen daalden. Beide zijn echter minder hard gedaald dan in juni. De verwachtingen voor de toekomstige productie blijven positief; ook dit deel van de index valt hoger uit dan in juni.
“Het lijkt erop dat de Nederlandse industrie de bodem bijna bereikt heeft. De productie, nieuwe orders en lopende orders namen verder af, maar de afname was vrij klein. Aangezien de industrie in Duitsland en in de eurozone als geheel al voorzichtig opkrabbelt, zouden de nieuwe exportorders in augustus licht kunnen toenemen. De productie zal voorlopig nog op een laag niveau blijven. Wat betreft de productie over twaalf maanden zijn ondernemers nog optimistischer geworden. Er is goede hoop op economisch herstel in 2021″, zegt Albert Jan Swart, sectoreconoom industrie bij ABN AMRO in een toelichting.
Ook cijfers van het CBS laten een voorzichtig positief beeld zien. Zo is het ondernemersvertrouwen onder industriële ondernemers in juli opnieuw toegenomen, van -15,1 in juni naar -8,7 in juli. Ter vergelijking: het gemiddelde van de afgelopen twintig jaar bedraagt 0,5. Het vertrouwen van ondernemers was het hoogst in februari 2018 (10,9) en het laagst in april 2020 (-28,7). Het CBS meldt dat negatief gestemde ondernemers sinds april 2020 de overhand hebben.
De verwachte bedrijvigheid is opnieuw aanzienlijk verbeterd. Voor het eerst sinds februari is de verwachte bedrijvigheid weer positief. “De ongekende verslechtering in april is in drie maanden tijd volledig teniet gedaan”, schrijft het CBS in een persbericht. Ook het oordeel over de orderportefeuille is minder negatief. Over de voorraden gereed product blijven ondernemers wel onverminderd negatief.
Daarbij moet worden opgemerkt dat de verwachte bedrijvigheid de enige deelindicator is van het producentenvertrouwen die positief uitvalt. Dit betekent in de praktijk dat meer ondernemers verwachten dat hun productie in de komende drie maanden gaat toenemen dan ondernemers die verwachten dat hun productie gaat afnemen. De andere twee deelindicatoren zijn echter negatief. Zo is het aantal ondernemers dat de orderportefeuille klein vindt groter dan het aantal ondernemers dat de orderportefeuille groot acht. Dit cijfer is seizoengecorrigeerd. Ook is het aantal ondernemers dat de voorraad eindproduct als te groot beschouwt groter dan het aantal dat de voorraad te klein vindt.
Als we kijken naar branches binnen de industrie valt op dat het producentenvertrouwen in alle sectoren gestegen, waarbij de textiel- en kledingindustrie aan kop gaat. Het meest negatief zijn ondernemers in de metaalindustrie. Het vertrouwen van ondernemers in de elektronische en machine-industrie is nauwelijks verbeterd. Het vertrouwenscijfer in de hout- en bouwmaterialenindustrie is als enige inmiddels weer positief.
De bezettingsgraad van machines en installaties in de industrie is licht gestegen van 74,2 procent in het tweede kwartaal naar 76,9 procent aan het begin van het derde kwartaal. Wel wijst het CBS erop dat de bezettingsgraad nog altijd de op één naar laagste is in ruim 7 jaar tijd. De gemiddelde dagproductie van de Nederlandse industrie was in mei 12,5 procent lager dan in mei 2019. Dit is de grootste daling in ruim 11 jaar tijd.
Het CBS kijkt ook naar Duitsland, wat een belangrijkste afzetmarkt is voor de Nederlandse industrie. Het vertrouwen van Duitse industriële producenten was in juli voor de derde maand op rij minder negatief dan in de voorgaande maand. Zowel de huidige bedrijvigheid als de verwachtingen voor de komende maanden zijn verbeterd. De Duitse bezettingsgraad is gestegen van 70,4 naar 74,9%. De gemiddelde dagproductie van de Duitse industrie kromp volgens cijfers van Destatis, de Duitse tegenhanger van het CBS, in mei met bijna 24% ten opzichte van dezelfde maand een jaar eerder.
Auteur: Wouter Hoeffnagel