3D-printen wordt inmiddels breed geaccepteerd als technische standaard voor bedrijven. Bijna 8 op de 10 Nederlandse bedrijven maakt vandaag de dag gebruik van 3D-printen. Meer dan de helft beschikt hiervoor over eigen apparatuur. Bijna de helft ziet 3D-printen als een kans om een deel van de omzetverlies door de coronacrisis te compenseren.
Dit blijkt uit onderzoek van reichelt elektronik onder 230 beslissers werkzaam bij Nederlandse organisaties. Het onderzoek inventariseert hoe wijdverspreid het gebruik van 3D-printtechnologie binnen Nederlandse bedrijven is. Ook kijkt het onderzoek naar het effect dat additieve productie heeft op deze bedrijven en welke obstakels zij hierbij ervaren. Ook brengt het onderzoek de impact van COVID-19 op ontwikkelingen met behulp van 3D-printen binnen deze bedrijven in kaart.
Het onderzoek richtte zich op werknemers en managers die zich bezighouden met ontwerp, ontwikkeling, productie en technologie en direct betrokken zijn bij technische beslissingen. De bedrijven zijn afkomstig uit de productiesector, de logistiek, de farmaceutische industrie, de energiesector en IT & development.
3D-printen krijgt de afgelopen jaren steeds meer aandacht vanwege zijn toegevoegde waarde voor industriële productie. Door de productiemethode te combineren met geautomatiseerde processen kan productie in belangrijke mate worden geautomatiseerd. De technologie kan in potentie dan ook veel tijd en geld besparen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat 3D-printen inmiddels breed wordt geaccepteerd door Nederlandse bedrijven. Zo maakt 79% van de bedrijven gebruik van additieve productie. 58% beschikt over eigen 3D-printapparatuur. Nederlandse bedrijven zetten additieve productie vooral in voor het ontwikkelen van prototypen; 84% van de respondenten zet hierop in. 71% meldt tevreden te zijn met het gebruik van 3D-printen voor dit doeleinden.
Het produceren van prototypen is echter niet het enige doel waarmee 3D-printen wordt ingezet. Zo geeft 84% van de ondervraagde beslissers aan additieve productie te gebruiken voor de productie van visuele modellen. 52% is tevreden met de mogelijkheden die 3D-printen op dit vlak biedt.
71% van de Nederlandse bedrijven zet additieve productie in om extra onderdelen te produceren. De helft meldt geen klachten te hebben over deze processen. 21% is echter niet tevreden met de extra onderdelen die via 3D-printprocessen worden geproduceerd. “Hierdoor rijst de vraag in hoeverre 3D-printtechnologie nog verbeterd moet worden”, schrijft reichelt elektronik.
Als we inzoomen op materiaalkeuze blijkt dat de meeste bedrijven gebruik maken van kunststoffen. Denk hierbij aan ABS, PLA of PETG. 69% van de bedrijven print hiermen. Ook composieten zijn met 45% populair. Metaal is als 3D-printmateriaal kostbaar dan kunststoffen of composieten. Desondanks maakt 39% van de ondervraagde bedrijven hiervan gebruik.
Ook andere materialen worden door Nederlandse bedrijven gebruikt voor additieve productie. Zo geeft 31% aan gebruik te maken van keramiek, wax, kunsthars of papier. 6% maakt gebruik van cement.
Voor de toekomst bestaat er een vraag naar een breed scala aan materialen. Als voorbeelden noemen respondenten onder meer siliconen (FQM), hout of houtachtige materialen, textiel en glas, vuurvaste grondstoffen, koolstof, actieve ingrediënten en supplementaire materialen voor pillen, rubber en voedsel. reichelt elektronik concludeert op basis van deze vraag naar uiteenlopende materialen dat de mogelijkheden voor 3D-printen nog lang niet zijn uitgeput.
Zoals eerder gezegd kent 3D-printen ook zijn obstakels. Zo geeft 35% van de ondervraagde bedrijven aan dat het maken van 3D-prints te veel tijd kost. 30% ervaart problemen bij het creëren van de gewenste vormen, terwijl 28% tegen problemen met de ontwerpsoftware aanloopt.
Wat betreft de onderliggende computertechnologie en toepassingsopties van 3D-printers is dan ook nog ruimte voor verbetering. Tegelijkertijd wijst reichelt elektronik erop dat deze tekortkomingen ook kunnen duiden of het gebruik van een verkeerde printer of verkeerd printmateriaal. Ook kunnen fouten worden gemaakt in het computerontwerp, de printerbediening of software. “Hoe meer de technologie zich ontwikkelt en hoe groter de kennis van gebruikers, hoe kleiner de kans op fouten”, aldus het bedrijf.
88% van de respondenten wil meer gaan investeren in additieve productie en het gebruik van de productietechnologie uitbreiden. 40% noemt hiervoor als reden de coronacrisis; zij zien 3D-printen als kans om omzetverlies door COVID-19 te compenseren. Ook willen bedrijven 3D-inzetten om op kosten te besparen of hun aanbod uit te breiden. De aanschaf van apparatuur zien zij als een investering die zichzelf terugverdient door op termijn een hogere omzet te realiseren.
79% van de respondenten noemt 3D-printen een logische manier om vertragingen in supplychain weg te nemen. 50% van de bedrijven breidde zijn productaanbod uit na het omarmen van additieve productie. 49% meldt kosten te hebben bespaard. Bijna de helft wijst op nieuwe werkterreinen en een hogere productiviteit.
38% van de bedrijven wil in de komende twaalf maanden in-house productie met behulp van bijvoorbeeld 3D-printen introduceren. 56% verwacht dat additieve productie in de komende twee jaar een grotere rol gaat spelen in de leveranciersketen.
Auteur: Wouter Hoeffnagel