Het gebruik van robots in de zorg is toegenomen, maar een grootschalige omarming blijft vooralsnog uit. Zorgrobots slagen er niet in de belofte om een oplossing te bieden voor het tekort aan zorgpersoneel waar te maken. Dit aangezien de techniek nog niet zo ver is dat de robots aan de verwachtingen voldoen, de kennis van zorgpersoneel over de mogelijkheden van robots nog te beperkt is en tijdsgebrek het opleiden van zorgpersoneel in het omgaan met zorgrobots in de weg staat.
Dit concluderen de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en adviesbureau M&I Partners in een nieuw onderzoeksrapport. Het onderzoek is een vervolg op een eerder onderzoek naar zorgrobotica dat de TU/e en M&I Partners in 2015 uitvoerden. Voor het onderzoek hebben de onderzoekers met verschillende zorgorganisaties gesproken over hun ervaringen, ontwikkelingen rond zorgoplossingen en hun kijk op de toekomst. De resultaten van deze interviews zijn gebundeld in het rapport ‘Onderzoek robotica 2017’.
In het onderzoek worden verschillende trends in de afgelopen twee jaar gesignaleerd, zowel aan de aanbod- als toepassingszijde. Zo zijn er aan de aanbodzijde nieuwe robots bijgekomen voor sociale en emotionele communicatie, die gebaseerd zijn op eenvoudige hardware. Als voorbeeld wordt Tessa genoemd, een kleine robot van het bedrijf TinyRobots die is gericht op dementerenden. De robot herinnert gebruikers aan afspraken en vergroot hiermee hun autonomie. Daarnaast kan Tessa voorstellen een kopje thee te zetten of muziek aan te zetten. Hiermee stimuleert de robot gebruikers initiatief te nemen.
Een ander voorbeeld is de tovertafel van Active Cues. Dit is in de praktijk geen echte robot, maar een technologie die volgens de onderzoekers veel op robottechnologie lijkt. De tovertafel is een kastje dat aan het platform in een ruimte wordt gehangen en een beamer, infraroodsignalen, luidspreker en processor bevat. Het kastje maakt het mogelijk spelletjes op iedere willekeurige tafel te projecteren. Deze projecties reageren op hand- en armbewegingen, waardoor cliënten in de zorg interactie kunnen hebben met de projecties. De tovertafel is beschikbaar in drie varianten: een versie voor dementerenden, een variant voor verstandelijk beperkten en een tovertafel voor autistische cliënten.
De onderzoekers concluderen dat deze producten goed aanslaan in de zorg. Dit is te danken is aan de eenvoud waarmee de technologieën kunnen worden ingezet in combinatie met de grote behoefte aan dergelijke technologie binnen de ouderenzorg.
Een andere trend die in het rapport wordt gesignaleerd is de doorontwikkeling van bestaande robots voor sociale of emotionele communicatie, zoals de Zora van leverancier Consyst en PARO van de leverancier Focal Meditech. De Zora is een humanoïde robot die vooral ingezet wordt om cliënten te vermaken door spelletjes te spelen, verhalen te vertellen, muziek te spelen of oefeningen voor te doen. De Zora is gebaseerd op de NAO robot van Aldebaran Robotics en is voorzien van software ontwikkeld door QBMT. De PARO is een robotzeehond gericht op dementeerden. De PARO is voorzien van sensoren en motoren die de robot de mogelijkheid geven te reageren op zowel spraak als aanrakingen. Met deze reacties geeft de PARO dementerenden prikkels en nodigt de robot hen uit tot interactie met de robot, bijvoorbeeld door de robot te knuffelen. PARO is ontwikkeld door het Japanse bedrijf AIST.
Dergelijke robots worden steeds verder doorontwikkeld, wat de mogelijkheden vergroot. Deze ontwikkelingen zijn vaak gericht op het vergroten van het gebruiksgemak van de robots. Zo is de PARO voorzien van een vacht die beter schoongehouden kan worden, terwijl voor ZORA een platform beschikbaar is geworden waarmee gebruikers scenario’s kunnen uitwisselen. De onderzoekers merken echter ook op dat dergelijke sociale robots beperkingen hebben. Zo zijn zij voorzien van een voorgeprogrammeerd repertoire, wat betekent dat zij alleen voorgeprogrammeerde reacties kunnen geven op gebruikers. De interactie die met de robots mogelijk is wordt hierdoor beperkt. De onderzoekers merken wel op het repertoire van de robots steeds uitgebreider wordt.
Ook in andere categorieën worden zorgrobots doorontwikkeld. Voorbeelden die hiervan worden genoemd zijn rijdende servicerobots Rose van Heemskerk Innovative Technology en Othello van Focal Meditech, die beide worden ingezet voor ‘algemene dagelijkse levensverrichtingen’. Denk hierbij aan het halen van een glas water of het dekken van een tafel. Tot slot wijzen de onderzoekers op Obi van Focal Meditech. Obi bestaat uit een bord met een robotarm en lepel, die fysiek beperkten helpt met eten.
De onderzoekers concluderen dat het Internet of Things (IoT) bij zorgrobots nog nauwelijks wordt ingezet. Ook worden de systemen nog niet door zorginstellingen gekoppeld aan cliëntdossiers en zijn de onderzoekers geen zorgrobots tegengekomen die zijn gekoppeld aan sensoren. De onderzoekers verwachten de komende jaren meer te zullen zien van deze combinaties van technologieën.
Het aantal robots dat in de Nederlandse zorg wordt ingezet is in de afgelopen twee jaar gestegen, maar er is geen sprake van een spectaculaire stijging. Ter illustratie: inmiddels zijn er 230 PARO’s en ongeveer 100 Zora’s verkocht aan Nederlandse zorgorganisaties. Met name in de ouderenzorg blijkt de inzet van zorgrobots heel effectief te kunnen zijn, vooral bij de zorg aan dementerenden. Zo blijken zorgorganisaties goede resultaten te boeken met de inzet van zorgrobots om apathie te bestrijden, instructies effectief over te brengen, het contact met andere cliënten te stimuleren en cliënten te motiveren meer te ondernemen.
De onderzoekers merken op dat zorgpersoneel zich weliswaar steeds bewuster wordt van het bestaan van zorgrobotica, maar kennis over deze robots over het algemeen ontbreekt. Dit vormt een belangrijke belemmering voor de inzet van robots. Zo zijn zorgverleners zich niet altijd bewust van situaties waarin zij zorgrobotica succesvol zouden kunnen inzetten. Dit komt ondermeer doordat het onderwerp nog maar weinig aan bod komt in opleidingen. Ook is binnen veel zorgorganisaties één persoon verantwoordelijk voor de inzet van zorgrobotica, waardoor alleen deze persoon in de praktijk trainingen volgt. Ander personeel heeft hierdoor geen kennis van de technologie en het succes van de inzet van zorgrobotica is afhankelijk van één persoon. De onderzoekers concluderen dat dit de implementatie van een technologie kan vertragen.
Daarnaast hebben zorgverleners al snel te hoge verwachtingen van een robot. “Wanneer zorgverleners bijvoorbeeld zien dat de robot een arm heeft, wordt er verwacht dat het daar van alles mee kan, terwijl de mogelijkheden in werkelijkheid nog beperkt zijn. De verwachtingen en bezwaren van zorgverleners worden vaak bijgesteld wanneer zij kennis maken met toepassingen van zorgrobotica”, schrijven de onderzoekers in hun rapport.
De onderzoekers zien ondanks de tegenvallende prestaties van zorgrobots ook ontwikkelingen die de omarming kunnen versnellen, zoals de opkomst van simpele robotica-toepassingen. Deze oplossingen zijn goedkoop, kunnen eenvoudig worden ingezet en spelen in op een grote behoefte van met name ouderen die langer thuiswonen. Door hun relatief lage kosten bieden deze simpele robotica-toepassingen zorgorganisaties een laagdrempelige manier om kennis te maken met zorgrobots. Dit kan volgens de TU/e en M&I Partners in de toekomst leiden tot een bredere inzet van zorgrobotica.
Het volledige onderzoeksrapport kan worden opgevraagd bij M&I Partners.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Bron: Rapport ‘Onderzoek robotica 2017’ van TU/e en M&I Partners
Bron foto: Pixabay / kuloser